Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-03-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2018:119

Zaaknummer

17-1035/DH/DH/D

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft twee kwetsbare cliënten aan hun lot overgelaten. Hij heeft de opdracht om hun zaken te behandelen aangenomen, maar heeft vervolgens (vrijwel) niets gedaan. In de kwestie van K heeft verweerder, na tussenkomst van de deken, beterschap beloofd en toegezegd de zaak alsnog in behandeling te nemen. Opnieuw echter heeft verweerder niets gedaan voor K. Het gaat om ernstige tekortkomingen jegens mensen die de bijstand van een advocaat hard nodig hadden. Verweerder gaat verder niet zorgvuldig om met procesdossiers en onttrekt zich aan het onderzoek van de deken naar aanleiding van klachten van cliënten.  Verweerder heeft derhalve niet de zorg betracht die een behoorlijk advocaat betaamt en het vertrouwen in de advocatuur geschonden.

Inhoudsindicatie

Uit de omstandigheid dat verweerder vorig jaar tuchtrechtelijk is veroordeeld, voorwaardelijk en onvoorwaardelijk, voor zaken die vergelijkbaar zijn met de zaken die in dit dekenbezwaar aan de orde zijn blijkt dat verweerder niet van zins of in staat is om zijn leven te beteren. De mate waarin verweerder zijn cliënten heeft benadeeld en de wijze waarop hij zich aan dekenaal toezicht onttrekt kunnen naar het oordeel van de raad tot geen andere maatregel leiden dan tot die van schrapping van het tableau.  De raad ziet –gezien de ernst van de gedragingen- geen aanleiding om deze maatregel op een ander tijdstip dan op de eerste mogelijke datum in te laten gaan.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 19 maart 2018

in de zaak 17-1035/DH/DH/D

naar aanleiding van de klacht van:

de deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Den Haag

ambtshalve

klager

tegen:

verweerder

gemachtigde: mr. K

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 15 december 2017 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag bezwaar ingediend over verweerder.

1.2    Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 19 februari 2018 in aanwezigheid van de deken. Bij brief van 16 februari 2018 heeft de gemachtigde van verweerder laten weten dat verweerder en hij niet ter zitting zullen verschijnen.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

cliënt C

2.1    Bij brief van 16 augustus 2017 heeft C een klacht ingediend tegen verweerder, zijn (voormalig) advocaat. Deze klacht is bij de raad bekend onder nummer 18-043/DH/DH. De raad zal op 19 maart 2018 beslissen over de klacht van C.

2.2    De deken heeft verweerder op 17 augustus 2017 verzocht om uiterlijk op 7 september 2017 te reageren op de klacht van C. Bij brief van 8 september 2017 heeft verweerder gereageerd op de klacht van C.

2.3    C heeft gereageerd op het antwoord van verweerder. De deken heeft de repliek van C naar verweerder gezonden met het verzoek om uiterlijk 18 oktober 2017 te reageren. Op 24 oktober 2017 heeft de deken verweerder een rappel gestuurd met het verzoek om uiterlijk 7 november 2017 te reageren.

2.4    Op 2 november 2017 hebben C en zijn advocaat, mr. Z, de deken bericht dat verweerder niet antwoordde op verzoeken tot het verstrekken van de dossiers van C.

2.5    Op 2 november 2017 heeft een medewerker van de deken telefonisch gesproken met verweerder.

2.6    Op 3 november 2017 heeft verweerder mr. Z als volgt bericht.

“(…) In alle door uw genoemde kwesties (…) heb ik de afschriften van de dossiers verstrekt aan [klager]. De stukken zijn destijds bij mij op kantoor gekopieerd en vervolgens aan [klager] ter hand gesteld.

Ter vermijdíng van verdere discussie zal ik begin volgende week opnieuw afschriften maken en deze rechtstreeks aan u doen toekomen.

Een kopie dezes zend ik (…) de Orde van Advocaten, die gisteren telefonisch bij mij intervenieerde. (…)”

Van de brief heeft verweerder een afschrift naar de deken gezonden.

2.7    Op 8 november 2017 heeft de deken verweerder opnieuw verzocht om te reageren op de repliek van C en aangezegd dat bij gebreke van een reactie een dekenbezwaar zou worden ingediend.

2.8    Bij brief van 23 november 2017 heeft de deken verweerder meegedeeld een dekenbezwaar tegen hem te zullen indienen, in verband met het uitblijven van een reactie in de klachtzaak van C tegen verweerder.

cliënt K

2.9    Op 3 juni 2016 heeft de gemeente besloten de schuldhulpverlening aan K tussentijds te beëindigen, wegens schending van de medewerkingsverplichting.

2.10    K heeft verweerder verzocht om namens haar bezwaar in te stellen tegen de beslissing van de gemeente. K was door het juridisch loket naar verweerder verwezen.

2.11    Bij factuur van 28 juni 2016 heeft verweerder een eigen bijdrage van € 143,- bij K in rekening gebracht.

2.12    Bij e-mail van 28 juni 2016 heeft K verweerder gevraagd of hij haar e-mail “met de stopzetting van de schuldhulp” heeft ontvangen.

2.13    In twee e-mails van 1 september 2016 aan verweerder verzoekt K om op de hoogte te worden gesteld van de stand van zaken. Ze vraagt of CAV de eigen bijdrage heeft overgemaakt naar verweerder en of er al een zittingsdatum bekend is. 

2.14    Op 7 september 2016 heeft K het juridisch loket op de hoogte gesteld van de omstandigheid dat zij er niet in slaagde om contact te krijgen met verweerder. Op 13 september 2016 heeft een medewerker van het juridisch loket K geïnformeerd dat aan verweerder een bericht is gestuurd met het verzoek om contact op te nemen met K.

2.15    In de e-mail van 16 november 2016 aan verweerder heeft K haar ongenoegen geuit over de gang van zaken en kondigt zij aan een klacht bij de deken te zullen indienen. In een andere e-mail van dezelfde datum heeft K verweerder verzocht om de eigen bijdrage terug te storten.

2.16    Op 8 juni 2017 heeft K een klacht ingediend tegen verweerder.

2.17    Volgens K heeft zij, nadat zij de eigen bijdrage voor de toevoeging die verweerder voor haar had aangevraagd had voldaan, niet meer van verweerder vernomen. K heeft tevergeefs geprobeerd met verweerder in contact te komen, maar verweerder was voor K onbereikbaar.

2.18    Het bezwaar tegen de beslissing van de gemeente waarvoor K zich tot verweerder heeft gewend is niet ingesteld.

2.19    Op 3 juli 2017 heeft verweerder op de klacht gereageerd. Volgens verweerder heeft hij diverse keren tevergeefs geprobeerd K te bereiken. Verweerder zegt verder aan het verzoek van K te hebben voldaan door de eigen bijdrage aan haar terug te betalen.

2.20    Op 18 augustus 2017 heeft verweerder de deken geïnformeerd dat hij een afspraak had met K op 30 augustus 2017. Verweerder deelt mee de situatie met K te willen bespreken en haar een voorstel te willen doen om de klacht minnelijk met K te regelen.

2.21    Op 4 september 2017 heeft verweerder de deken meegedeeld dat K zijn voorstel heeft geaccepteerd en dat hij de zaak van K opnieuw in behandeling zal nemen. Bij brief van 19 september 2017 heeft K een bericht met dezelfde strekking gezonden aan de deken.

2.22    In haar e-mail van 5 september 2017 aan verweerder vraagt K of verweerder “iets [heeft] kunnen bereiken met het verzoek aan de rechtbank om bewind te beëindiging”.

2.23    Bij e-mail van 14 september 2017 aan verweerder heeft K geïnformeerd naar de stand van zaken.

2.24    Op 3 oktober heeft K verweerder het volgende bericht gezonden:

“(…) 2 weken terug zegt u ik bel je morgen anders maandag. (…)

Hoe weet ik nu of u volop bezig bent met CAV ? U houd zich niet aan afspraken (…)”

2.25    Op 3 oktober 2017 heeft verweerder K als volgt bericht:

“(…) Ik ben nog vopop bezig met het CAV en die heb ik nodig om het verzoek geslaag en snel bij de rechtbank in te dienen !

Ik bericht morgen nader. (…)”

2.26    K heeft als volgt gereageerd:

“(…) je zit me gewoon te jennen om voor de zoveelste keer mij niet te antwoorden.

ik zal een review plaatsen op jullie website Leg m,n dossier maar klaar.. Ben er klaar mee.. dat je mij voor de 2e keer naar de klote wilt helpen (…)”

2.27    In haar e-mail van 12 november 2017 aan verweerder geeft K, zakelijk weergegeven, een toelichting op haar geschil met de bewindvoerder. Uit een bijlage bij die mail blijkt dat K. van haar bewindvoerder € 2.750 aan schadevergoeding heeft ontvangen, naar de Raad begrijpt wegens tekortkomingen van de bewindvoerder.

2.28    Bij brief van 23 november 2017 heeft K de deken meegedeeld dat, zakelijk weergegeven, verweerder opnieuw niet bereikbaar is.

3    BEZWAAR

3.1    Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. De deken verwijt verweerder het volgende.

cliënt C

3.2    Verweerder heeft aan C toegezegd dat hij contact zou opnemen met mr. Z om de stand van zaken te bespreken, maar is deze toezegging niet nagekomen. Verweerder heeft niet voortvarend gereageerd op verzoeken van zowel C als mr. Z om dossiers over te dragen. In de uiteindelijk overgedragen dossiers bevonden zich stukken van andere cliënten uit andere dossiers. Verweerder heeft verder niet geantwoord op verzoeken van de deken om een reactie en informatie.

3.3    Verweerder heeft in de zaak van C een beroepsfout gemaakt, waardoor C schade heeft geleden.

cliënt K

3.4    Verweerder heeft de zaak van K niet in behandeling genomen. Na een klacht van K bij en tussenkomst van de deken heeft verweerder beterschap beloofd, in deze zin dat hij de zaak alsnog in behandeling zou nemen. Opnieuw heeft verweerder niets gedaan. Verweerder heeft K aan haar lot overgelaten.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft in deze zaak geen verweer gevoerd. Wel heeft de advocaat van verweerder bij brief van 16 februari 2018 laten weten dat verweerder voornemens is om zich per 1 juli 2018 van het tableau te laten schrappen en daarvoor geen nieuwe zaken te zullen aannemen, maar wel piketdiensten te blijven doen. Verzocht wordt daarom om een eventuele maatregel niet eerder dan 1 juli 2018 te laten ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    De raad stelt voorop dat een deel van het bezwaar dat ziet op handelen en nalaten van verweerder in de zaak van C, ook aan de orde is in de door C zelf ingediende klacht. Dat staat er niet aan in de weg dat daarop ook in deze procedure wordt beslist, omdat de deken een eigen (algemeen) belang heeft bij deze klachtonderdelen. 

5.2    Als onweersproken staat vast dat verweerder in de zaak van C onvoldoende voortvarendheid heeft betracht, zowel wat de behandeling van de zaak betreft als wat de overdracht van de dossiers betreft. Verweerder heeft daardoor jegens C niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt en C, die zowel sociaal als financieel in een noodsituatie verkeerde, aan zijn lot overgelaten. Evenzeer staat als onweersproken vast dat de dossiers die verweerder na tussenkomst van de deken aan de advocaat van C heeft overgedragen, documenten bevatten van andere cliënten en andere dossiers. Verweerder heeft hiermee zijn zorgplicht jegens andere cliënten geschonden en heeft niet de noodzakelijke vertrouwelijkheid betracht. Dit is niet zoals het een behoorlijk handelend advocaat betaamt.

5.3    Ook in de kwestie K staat vast dat verweerder tot twee keer toe, immers ook nadat hij beterschap had beloofd, in gebreke is gebleven door niet te reageren op e-mails van K en geen werkzaamheden te verrichten.

5.4    Verweerder heeft verder niet (adequaat) gereageerd op verzoeken van de deken om een reactie op de klachten en om informatie over de zaken van C en K. Verweerder heeft zich aldus onttrokken aan het toezicht door de deken en ook dit is tuchtrechtelijk verwijtbaar.

5.5    De slotsom is dat het bezwaar gegrond is. 

6    MAATREGEL

6.1    Verweerder heeft twee kwetsbare cliënten aan hun lot overgelaten. Hij heeft de opdracht om hun zaken te behandelen aangenomen, maar heeft vervolgens (vrijwel) niets gedaan. In de kwestie van K heeft verweerder, na tussenkomst van de deken, beterschap beloofd en toegezegd de zaak alsnog in behandeling te nemen. Opnieuw echter heeft verweerder niets gedaan voor K. Het gaat om ernstige tekortkomingen jegens mensen die de bijstand van een advocaat hard nodig hadden. Verweerder gaat verder niet zorgvuldig om met procesdossiers en onttrekt zich aan het onderzoek van de deken naar aanleiding van klachten van cliënten.  Verweerder heeft derhalve niet de zorg betracht die een behoorlijk advocaat betaamt en het vertrouwen in de advocatuur geschonden.

6.2    Uit de omstandigheid dat verweerder vorig jaar tuchtrechtelijk is veroordeeld, voorwaardelijk en onvoorwaardelijk, voor zaken die vergelijkbaar zijn met de zaken die in dit dekenbezwaar aan de orde zijn blijkt dat verweerder niet van zins of in staat is om zijn leven te beteren. De mate waarin verweerder zijn cliënten heeft benadeeld en de wijze waarop hij zich aan dekenaal toezicht onttrekt kunnen naar het oordeel van de raad tot geen andere maatregel leiden dan tot die van schrapping van het tableau.  De raad ziet –gezien de ernst van de gedragingen- geen aanleiding om deze maatregel op een ander tijdstip dan op de eerste mogelijke datum in te laten gaan.

7    KOSTENVEROORDELING

7.1    De raad ziet grond om verweerder, gelet op artikel 48ac, eerste lid, onder b, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000. De raad bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de Nederlandse Orde van Advocaten door overmaking naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart het bezwaar gegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van schrapping op ingaande op de tweede dag na het onherroepelijk worden van deze beslissing;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de wijze en binnen de termijn zoals in 7.1 bepaald.

Aldus beslist door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, R. de Haan en T. Hordijk, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2018.

Griffier    Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 19 maart 2018 verzonden.