Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-06-2018
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2018:83
Zaaknummer
17-1033/DB/OB
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 11 juni 2018
in de zaak 17-1033/DB/OB
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 29 januari 2018 op de klacht van:
klagers
tegen
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief d.d. 31 mei 2017 hebben klagers bij de voorzitter van het Hof van Discipline een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij beslissing d.d. 9 juni 2017 heeft de voorzitter van het Hof van Discipline de klacht verwezen naar de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant, hierna: “de deken”.
1.3 Bij brief van 11 december 2017 heeft de deken de klacht ter kennis gebracht van de raad.
1.4 Bij beslissing van 29 januari 2018 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch de klacht met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing van de voorzitter is op 1 februari 2018 verzonden aan klagers.
1.5 Bij brief d.d. 22 februari 2018, op 22 februari 2018 per e-mail door de raad ontvangen en op 23 februari 2018 per gewone post door de raad ontvangen, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.6 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 23 april 2018. Geen der partijen is, als tevoren aangekondigd, verschenen. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.7 De raad heeft kennisgenomen van: de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, het verzetschrift van klagers, de nagekomen brief van klagers d.d. 9 maart 2018, de nagekomen brief van klagers d.d. 3 april 2018 waarin zij aankondigen niet ter zitting van de raad te verschijnen en de nagekomen brief van verweerder d.d. 12 april 2018, waarin hij aankondigt niet ter zitting van de raad te verschijnen.
2 FEITEN
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klagers in verzet in zoverre niet opkomen.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht, zoals weergegeven in de beslissing van de voorzitter, houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
hij in zijn hoedanigheid van deken de belangen van klagers heeft geschaad doordat hij:
- onderzoek heeft gedaan naar de praktijkuitoefening van mrs. K en W, welk onderzoek verband hield met de zaak tussen klagers en X, waardoor het mrs. K en W onmogelijk werd gemaakt klagers nog langer bij te staan en klagers genoodzaakt waren een andere advocaat in te schakelen;
- een anonieme uitspraak van de tuchtrechter naar de pers heeft gelekt;
- heeft gehandeld in strijd met de gedragsregels voor advocaten;
- heeft geweigerd zelf onderzoek te doen en een standpunt in te nemen waardoor de zaak is geëscaleerd
- zich in het geschil tussen klagers en X tot een verlengstuk van X heeft gemaakt en mrs. K en W zodanig heeft tegengewerkt dat klagers geen kans hadden op een eerlijk proces en belemmerd werden in hun mogelijkheden om voor hun rechten op te komen;
- inzage in de dossiers van mrs. K en W wenste.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:
1. Er is geen sprake van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM , nu er geen nader onderzoek heeft plaatsgevonden naar de vraag of de deken en zijn voorganger hebben samengespannen met de burgemeester van B. Dat dient alsnog te gebeuren door het opvragen van diverse met name door klagers genoemde documenten en het horen van getuigen.
2. Als belanghebbenden in de tuchtzaak tegen de advocaten van klagers moeten klagers de (schijn van) partijdigheid van de deken ter discussie kunnen stellen, nu zij door die tuchtzaak gedupeerd zijn en andere advocaten hebben moeten zoeken.
3. Door de voormalige advocaten van klagers te dwingen hun correspondentie met klagers af te geven heeft de deken inbreuk gemaakt op de privacy en de rechten van klagers.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling van de klacht het juiste beoordelingscriterium heeft gehanteerd en voorts acht heeft geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.
4.2 Ter zake de eerste verzetgrond oordeelt de raad dat het enkele feit dat sprake is geweest van contact tussen verweerder en de burgemeester van B nog geen gegrond vermoeden van samenspanning oplevert, temeer nu de deken transparant is geweest over zijn contact met de burgemeester van B. Naar het oordeel van de raad volgen uit het dossier onvoldoende aanknopingspunten die nopen tot nader onderzoek. De raad deelt derhalve niet het standpunt van klagers dat, nu geen nadere onderzoek heeft plaatsgevonden naar de vermeende samenspanning, geen sprake is geweest van een eerlijk proces.
4.3 Ter zake de tweede verzetgrond overweegt de raad als volgt. Klagers hebben gesteld dat zij de (schijn van) partijdigheid van de deken ter discussie moeten kunnen stellen, nu zij door die tuchtzaak gedupeerd zijn en andere advocaten hebben moeten zoeken. De raad stelt vast dat k lagers zijn ontvangen in hun klacht en in zoverre hun klacht over de onpartijdigheid van de deken ter tuchtrechtelijke beoordeling hebben kunnen voorleggen. De voorzitter heeft in dit verband geoordeeld dat de stelling dat klagers zijn gedupeerd niet met concrete feiten is onderbouwd noch anderszins is gebleken.
4.4 Ter zake de derde verzetgrond oordeelt de raad dat de deken met het oog op zijn toezichthoudende taak inzage in de correspondentie heeft gevraagd. Al hetgeen waarvan de deken middels inzage kennis neemt valt onder zijn geheimhoudingsplicht. De raad is van oordeel dat verweerder geen inbreuk heeft gemaakt op de privacy en de rechten van klagers.
4.5 De raad komt tot de slotsom dat de door klagers aangevoerde gronden niet slagen. De voorzitter heeft terecht en op juiste gronden toepassing gegeven aan artikel 46j Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Griffier Voorzitter
Aldus beslist door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. R. van den Dungen, L.W.M. Caudri , leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 juni 2018.
Mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 12 juni 2018
verzonden aan:
- klagers
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.