Rechtspraak
Uitspraakdatum
25-05-2018
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2018:103
Zaaknummer
170331
Inhoudsindicatie
Klacht over advocaat wederpartij. Verweerder heeft klager rechtstreeks benaderd terwijl deze door een advocaat werd bijgestaan. Voormalig advocaat van klager heeft verweerder weliswaar meegedeeld de zaak te zullen overdragen, maar daarna heeft verweerder wekenlang niets meer vernomen. Gezien dit tijdsverloop valt verweerder van het rechtstreeks benaderen van klager geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. Voorts stond het verweerder in beginsel vrij om het faillissement van klager aan te vragen. Gelet op omstandigheden hoefde verweerder de namens klager aangeboden bankgarantie niet in het faillissementsverzoekschrift te vermelden. Het achterwege laten van dergelijke nadere informatie verdient weliswaar geen schoonheidsprijs, maar brengt niet mee dat verweerder op dit punt tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klacht in alle onderdelen ongegrond. Bekrachtiging beslissing van de raad.
Uitspraak
BESLISSING
van 25 mei 2018
in de zaak 170331
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 20 november 2017, onder nummer 17-548/A/A, aan partijen toegezonden op 20 november 2017, waarbij de klacht van klager tegen verweerder ongegrond is verklaard.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2017:251.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 18 december 2017 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerder van 8 februari 2018 met bijlagen;
- het bericht van de gemachtigde van klager van 12 maart 2018 met bijlagen.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 26 maart 2018, waar de gemachtigde van klager, mr. K., met een kantoorgenoot, mr. T., en verweerder zijn verschenen. Mr. K. heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
a) klager rechtstreeks heeft benaderd, terwijl hij wist dat mr. M. doende was de zaak van klager over te dragen aan een ander kantoor;
b) het faillissementsverzoek jegens klager heeft ingediend, waarmee sprake is van misbruik van bevoegdheid, alsmede van chantage en ontoelaatbare dwang;
c) niet aan de substantiëringsplicht heeft voldaan door niet in het faillissementsverzoekschrift op te nemen dat klager bereid was een bankgarantie te stellen;
d) de rechtbank aldus verkeerd heeft geïnformeerd.
4 FEITEN
In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
5 BEOORDELING
5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.
5.2 In aanvulling op wat de raad heeft overwogen, stelt het hof vast dat verweerder in het faillissementsverzoek heeft aangegeven dat er een vordering, pluraliteit van schuldeisers en een steunvordering is. Daarmee is voldaan aan de voorwaarden om tot een toewijzing van het verzoek te komen. Het achterwege laten van nadere, mogelijk voor de beoordeling van het verzoek relevante informatie, verdient geen schoonheidsprijs, maar brengt niet mee dat verweerder op dit punt tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
5.3 De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 20 november 2017, gewezen onder nummer 17-548/A/A.
Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. T.H. Tanja – Van den Broek, J.R. Krol, J. Italianer, J.H Brouwer, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2018.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 25 mei 2018.