Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-04-2015
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2015:122
Zaaknummer
7351
Inhoudsindicatie
Klacht over periode dat verweerder nog geen advocaat was niet-ontvankelijk. Klachten over kwaliteit van de dienstverlening ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 20 april 2015
in de zaak 7351
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klaagster
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 4 november 2014, onder nummer 14-133NH, aan partijen toegezonden op 4 november 2014, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerder ongegrond is verklaard.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2014:294
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 2 december 2014 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerder;
- de brief d.d. 4 februari 2015 van de griffier aan verweerder;
- de brief d.d. 11 februari 2015 van klaagster.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 27 februari 2015, waar klaagster en verweerder zijn verschenen. Zowel klaagster als verweerder hebben gepleit aan de hand van een pleitnota.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:
a) geen incassoprocedure tegen het bewindvoerdersbureau aanhangig heeft gemaakt, zulks in strijd met de toezeggingen van zijn toenmalig kantoorgenoot mr. Y en hoewel klaagster daarvoor een extra voorschot van EUR 1.000 heeft betaald;
b) klaagster niet heeft gewezen op de mogelijkheid om vernietiging te vorderen van het besluit van de N, waarbij klaagster is geroyeerd als lid, wegens strijd met de statuten.
3.2 Voor zover klaagster in de stukken behorende tot het klachtdossier andere verwijten heeft genoemd dan hiervoor vermeld, kan de raad daaruit geen concrete verwijten aan verweerder destilleren die betrekking hebben op gedragingen van verweerder die zich hebben voorgedaan na de datum van zijn beëdiging. De raad heeft dit ter zitting met klaagster besproken en klaagster heeft zich daarop met de klachtomschrijving uit 3.1 akkoord verklaard.
4 FEITEN
Het volgende is komen vast te staan:
In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
5 BEOORDELING
5.1 Verweerder is op 15 november 2012 als advocaat beëdigd. Klachten van klaagster die betrekking hebben op werkzaamheden verricht door verweerder voorafgaand aan deze datum, kunnen niet door de tuchtrechter worden beoordeeld omdat op grond van artikel 46 van de Advocatenwet alleen advocaten aan tuchtrecht zijn onderworpen. Dit brengt met zich dat juristen die nog niet als advocaat zijn beëdigd niet aan tuchtrecht zijn onderworpen. Klachten over handelen van verweerder over die periode zijn dan ook niet-ontvankelijk.
5.2 Klachtonderdeel a heeft betrekking op werkzaamheden gelegen voor 15 november 2012 en deze klacht dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.
5.3 Met betrekking tot klachtonderdeel b overweegt het hof dat het onderzoek in hoger beroep niet heeft geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. De grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
5.4 Voor zover klaagster in haar beroepschrift nieuwe klachten naar voren heeft willen brengen dient zij hierin in haar beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat klachten op de voet van artikel 46 c lid 1 van de Advocatenwet bij de deken moeten worden ingediend.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 4 november 20114, gewezen onder nummer 14-133NH, voor zover de raad klachtonderdeel a ongegrond heeft verklaard;
- verklaart klachtonderdeel a niet-ontvankelijk;
en,
- bekrachtigt de beslissing voor het overige.
Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. A.B.A.P.M. Ficq, M.L. Weerkamp en I.E.M. Sutorius en N.H. van Everdingen, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2015.