Rechtspraak
Uitspraakdatum
06-12-2013
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2013:333
Zaaknummer
6753
Inhoudsindicatie
Klacht over privé-gedraging van advocaat is altijd ontvankelijk maar wordt slechts (vol) getoetst aan artikel 46 Advocatenwet ingeval van voldoende aanknopingspunten met praktijkuitoefening. In casu privégedraging met beperkte toetsing. Ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 6 december 2013
in de zaak 6753
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort
’s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 25 maart 2013, onder nummer M245-2012, aan partijen toegezonden op 26 maart 2013, waarbij een klacht van klager tegen verweerder ontvankelijk en ongegrond is verklaard.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als LJN YA 4167.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 2 april 2013 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerder.
- de brief van verweerder aan het hof van 19 september 2013
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 7 oktober 2013, waar verweerder vergezeld door een kantoorgenoot is verschenen. Klager heeft laten weten verhinderd te zijn.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, het volgende in:
Verweerder heeft niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Op
9 oktober 2009 heeft hij willens en wetens bij de politie valse aangifte gedaan tegen klager wegens verlaten van de plaats van het ongeval, aangezien hij al een dag eerder van de politie te horen had gekregen dat klager zich daar niet schuldig aan had gemaakt.
4 FEITEN
Het volgende is komen vast te staan:
4.1 Klager en verweerder zijn op 8 oktober 2009 betrokken geraakt bij een aanrijding op de A2. Verweerder heeft op 9 oktober 2009 aangifte gedaan tegen klager wegens poging tot doodslag en doorrijden na aanrijding.
4.2 Op 15 december 2009 heeft verbalisant X proces-verbaal opgemaakt van zijn bevindingen naar aanleiding van de aanrijding op 8 oktober 2009. Daaruit wordt onder meer gerelateerd dat X op 8 oktober 2009 telefonisch contact met verweerder heeft gehad en hem heeft medegedeeld dat zijn collega's op die dag ter plaatse van de aanrijding gesproken hebben met klager.
5 BEOORDELING
5.1 De raad heeft onder het kopje ‘ontvankelijkheid’ het volgende overwogen:
"De raad overweegt allereerst dat verweerder in zowel de strafrechtelijke- als civielrechtelijke kwestie uitvoerig met zowel klager als diverse andere betrokken instanties heeft gecorrespondeerd op briefpapier van zijn kantoor en daarbij tevens zijn beroepsuitoefening als advocaat uitdrukkelijk naar voren heeft gebracht. De raad acht om die reden voldoende verband met de praktijkuitoefening als advocaat om de klacht aan het advocatentuchtrecht te toetsen."
5.2 Deze overweging miskent dat een klacht over een privé-gedraging van een advocaat steeds ontvankelijk is, maar slechts dan (vol) wordt getoetst aan de in artikel 46 Advocatenwet genoemde maatstaven indien daartoe voldoende aanknopingspunten met de praktijkuitoefening zijn; in andere gevallen geldt de beperkte maatstaf of de gedraging van de advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht.
Het hof zal derhalve eerst beoordelen of de in de klacht vervatte gedraging vol dan wel beperkt getoetst moet worden.
5.3 Het hof is van oordeel dat de in de klacht besloten gedraging van verweerder een privégedraging van verweerder is, die beperkt getoetst moet worden. De klacht betreft immers uitsluitend de door verweerder op 9 oktober 2009 gedane aangifte. Hierin heeft verweerder zijn lezing van de feiten en omstandigheden gegeven met betrekking tot de aanrijding, waarbij de auto's van klager en verweerder betrokken waren. Niet valt in te zien dat dit een gedraging is waarbij aanknopingspunten bij verweerders praktijkuitoefening zijn. Dat verweerder later met betrekking tot verschillende aspecten van deze kwestie brieven op zijn kantoorpapier heeft geschreven moet buiten beschouwing blijven; of vol dan wel beperkt getoetst moet worden, moet worden beoordeeld naar het tijdstip van de verweten gedraging.
5.4 Naar het oordeel van het hof heeft verweerder met zijn aangifte in het licht van zijn beroepsuitoefening niet absoluut ongeoorloofd gehandeld noch het vertrouwen in de advocatuur beschaamd. Verweerder heeft immers alleen zijn zienswijze op de feiten met betrekking tot de aanrijding aan de politie gegeven. Dat betrof onder meer het feit waar het hier om gaat: het verlaten van de plaats van de aanrijding door klager zonder zijn identiteit aan hem, verweerder, bekend te maken. Niet gebleken is dat verweerder hiermee willens en wetens een zienswijze heeft gegeven die onjuist is. Dat klager voor dit feit niet strafrechtelijk is vervolgd maakt dit niet anders.
5.5 De door klager tegen de beslissing van de raad ingebrachte grief faalt.
5.6 Het hof verenigt zich derhalve, zij het langs andere weg, met de ongegrondverklaring van de klacht door de raad.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort 's Hertogenbosch van 25 maart 2013 gewezen onder nummer M245-2012.
Aldus gewezen door mr. C.J.J. van Maanen, voorzitter, mrs. A. Beker, A.B.A.P.M. Ficq, A. Minderhoud en D.J. Markx, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Stevens, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2013.