Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-06-2018

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2018:107

Zaaknummer

180008

Inhoudsindicatie

Klager heeft geen direct eigen belang bij de klacht. Feit dat hij tezamen met de cliënt van verweerder gesprekken heeft gevoerd over de oprichting van een coöperatie en hij daarna tezamen met de cliënt van verweerder bestuurder van die coöperatie is geworden, maakt dat niet anders.Klacht niet-ontvankelijk. Bekrachtiging beslissing raad. Het ter zitting van het hof gedane verzoek tot schorsing van verweerder in de uitoefening van de praktijk (primair obv art. 60ab, subsidiair art. 60b Advocatenwet) is eveneens niet-ontvankelijk, omdat deze enkel door de deken van de orde waartoe de advocaat behoort kan worden ingediend bij de raad van discipline.

Uitspraak

BESLISSING

                                   

van 8 juni 2018

in de zaak 180008

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 11 december 2017, gewezen onder nummer 17-507/DB/LI, aan partijen toegezonden op 11 december 2017, waarbij de klacht van klager tegen verweerder niet-ontvankelijk is verklaard.

 De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2017:227.

 

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 8 januari 2018 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    het schrijven van klager van 16 januari 2018;

-    het schrijven van klager van 24 januari 2018;

-    het schrijven van klager van 8 februari 2018;

-    het schrijven van klager van 21 februari 2018 met bijlagen;

-    het schrijven van klager van 7 maart 2018 met bijlage;

-    de drie e-mailberichten van klager van 8 maart 2018 met bijlagen;

-    het schrijven van klager van 9 maart 2018 met bijlagen;

-    het schrijven van klager van 12 maart 2018;

-    het schrijven van klager van 13 maart 2018 met bijlagen;

-    de twee e-mailberichten van klager van 16 maart 2018 met bijlagen;

-    het schrijven van klager van 8 april 2018 met bijlage;

-    het schrijven van klager van 9 april 2018 met bijlagen.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 9 april 2018, waar klager en verweerder zijn verschenen. Klager heeft gepleit aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota. Tevens heeft klager een verzoek gedaan verweerder met onmiddellijke ingang te schorsen in de uitoefening van de praktijk, primair op grond van artikel 60ab, subsidiair op grond van artikel 60b Advocatenwet.

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij de kernwaarden van de advocatuur heeft geschonden.

Toelichting

Verweerder heeft diverse strafbare feiten gepleegd. Verweerder heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting en valsheid in geschrift. Voorts heeft verweerder tegenstrijdige belangen behartigd. Ook heeft verweerder zich schuldig gemaakt aan samenspanning. Verweerder heeft meegewerkt aan het plegen van een economisch delict en aan overtreding van de handelsregisterwet en de privacywet. Ook heeft verweerder zich schuldig gemaakt aan chantage, bedreiging en intimidatie van klager. Verweerder voldoet niet aan de verordening op de administratie en financiële integriteit. Verweerder frustreert de bemiddeling door de deken en wenst niet in te gaan op de bemiddeling door de deken.

4    FEITEN

In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. Het hof neemt de door de raad vastgestelde feiten ook in hoger beroep als uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    Het hof zal klager in zijn ter zitting gedane verzoek tot schorsing van verweerder in de uitoefening van de praktijk op grond van primair artikel 60ab, subsidiair artikel 60b Advocatenwet niet-ontvankelijk verklaren. Ingevolge artikel 60ab en artikel 60b Advocatenwet kan een verzoek tot schorsing van een advocaat in de uitoefening van de praktijk enkel door de deken van de orde waartoe de advocaat behoort, worden ingediend bij de raad. Klager kan een dergelijk verzoek derhalve niet doen.  

5.2    Het onderzoek in hoger beroep naar de door klager jegens verweerder ingediende klacht heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.3     De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het verzoek van klager tot schorsing van verweerder in de uitoefening van de praktijk op grond van artikel 60ab en 60b Advocatenwet niet-ontvankelijk;

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 11 december 2017, onder nummer 17-507/DB/LI.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. A.J.M.E. Arpeau, I.P.A. van Heijst, J.M. Rowel-Van der Linde, B. Stapert, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2018.

   

griffier       voorzitter

    

De beslissing is verzonden op 8 juni 2018.