Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-06-2018
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2018:110
Zaaknummer
180019
Inhoudsindicatie
Klacht van klagers tegen advocaat van wijlen hun moeder en diens nieuwe partner. Hof is van oordeel dat klagers enkel belang hebben bij hun klacht over de bezoekregeling van hun zieke moeder. Voor het overige zijn klagers niet-ontvankelijk in hun klacht. Ten aanzien van de klacht van klagers over de bezoekregeling van hun moeder volgt het hof de raad. De bezoekregeling was niet in strijd met de belangen van de moeder van klagers, aangezien deze voor rust en structuur zorgde en ruim van opzet was, zodat klagers wel de gelegenheid hadden hun moeder te bezoeken. Klacht ongegrond. (deels) Bekrachtiging beslissing raad.
Uitspraak
Beslissing
van 11 juni 2018
in de zaak 180019
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klaagster sub 1
klager sub 2
hierna tezamen: klagers
tegen:
verweerster
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 18 december 2017, gewezen onder nummer 17-598/DB/ZWB, aan partijen toegezonden op 18 december 2017. De klacht van klagers tegen verweerster is ongegrond verklaard.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2017:210.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klagers van deze beslissing in hoger beroep zijn gekomen, is op 16 januari 2018 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de brief van verweerster van 5 maart 2018.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 20 april 2018, waar de heer W., als gemachtigde van klagers, en verweerster zijn verschenen. De gemachtigde van klagers heeft gepleit aan de hand van een pleitnota, die aan het hof is overgelegd.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerster tegenstrijdige belangen heeft behartigd door zowel voor haar cliënte als voor diens partner op te treden. De belangen van de cliënte van verweerster zijn hierdoor onvoldoende behartigd en tevens geschaad.
2. verweerster het belang van haar cliënte onvoldoende heeft behartigd door een bezoekregeling in het nadeel van klagers, de kinderen van cliënte, op te stellen.
4 FEITEN
Voor zover in hoger beroep van belang, stelt het hof de volgende feiten vast.
4.1 Verweerster heeft de moeder van klagers bijgestaan in de echtscheidingsprocedure tussen haar en de vader van klagers. Medio 2016 bleek dat de moeder van klagers ernstig ziek was en niet lang meer te leven had. De moeder van klagers had inmiddels een nieuwe partner. Verweerster heeft, naast de belangen van de moeder van klagers, ook de belangen van de nieuwe partner van de moeder van klagers behartigd.
4.2 De nieuwe partner van de moeder van klagers heeft in verband met haar ziekte een bezoekregeling opgesteld waarbij klagers geen onbeperkte toegang meer hadden tot hun moeder.
4.3 Klagers hebben zich vervolgens met hun brief van 20 december 2016 met de onderhavige klachten tot de deken gewend. De moeder van klagers is op
23 december 2016 overleden.
5 BEOORDELING
5.1 Verweerster heeft gesteld dat klagers bij gebreke van eigen belang bij de klacht niet-ontvankelijk zouden dienen te worden verklaard in hun klacht. De raad heeft ten aanzien daarvan overwogen dat klagers ontvankelijk zijn, nu zoals klagers ter zitting hebben aangegeven zij rechtstreeks zijn getroffen in hun belang door de bezoekregeling die is opgesteld, waardoor hun toegang tot hun terminaal zieke moeder werd beperkt.
5.2 Het hof kan de raad niet volgen in de ontvankelijk verklaring ten aanzien van klachtonderdeel 1. De raad heeft de ontvankelijkheid van klagers in hun klacht kennelijk, en naar het oordeel van het hof op goede gronden, gebaseerd op het belang dat klagers hadden ten aanzien van de bezoekregeling. Ten aanzien van klachtonderdeel 1 heeft echter te gelden dat - nu zij erover klagen dat verweerster de belangen van haar cliënte, de moeder van klagers onvoldoende zou hebben behartigd - zij daarin niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. Zij hebben daarbij immers geen eigen belang. Het hof zal klagers dan ook alsnog niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van klachtonderdeel 1.
5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel 2 heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. De grieven van klagers tegen de beslissing van de raad, voor zover deze zien op klachtonderdeel 2, worden verworpen.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 18 december 2017, gewezen onder nummer 17-598/DB/ZWB voor zover deze ziet op klachtonderdeel 1;
en opnieuw rechtdoende:
verklaart klagers niet-ontvankelijk in onderdeel 1 van hun klacht;
bekrachtigt voormelde beslissing van de raad voor zover deze ziet op klachtonderdeel 2.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. J.H.J.M. Mertens-Steeghs, V. Wolting, E.M. Soerjatin, E.J. Numann, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2018.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 11 juni 2018.