Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-12-2015
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2015:309
Zaaknummer
7591
Inhoudsindicatie
Dekenbezwaar dat verweerder handelt in strijd met artikel 7.4 lid 1 van de Verordening op de Advocatuur door het gebruik van een meervoudige naam voor de aanduiding van zijn website en e-mailadres, waarmee hij een samenwerking suggereert die feitelijk niet bestaat omdat hij een éénmanspraktijk voert. Dekenbezwaar is gegrond. De omstandighieid dat verweerder zich op andere plaatsen dan op de website en in zijn e-mailadres, zoals de kop van het gebruikte briefpapier, de parkeerborden op het terrein van het kantoor en het bord naast de deur van het kantoor, niet bedient van de meervoudsvorm kan niet wegnemen dat een rechtzoekende door het gebruik van de meervoudsvorm op de website en in het e-mailadres wordt misleid. Het is vaste jurisprudentie dat een advocaat die alleen praktijk voert zich ervan dient te onthouden om door het gebruik van de meervoudsaanduiding 'advocaten' in zijn kantoornaam de suggestie te wekken dat aan het kantoor meer advocaten verbonden zijn.
Uitspraak
Beslissing
van 14 december 2015
in de zaak 7591
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerder
tegen:
de deken
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 1 juni 2015, onder nummer 15-22, aan partijen toegezonden op 1 juni 2015, waarbij het bezwaar van de deken gegrond is verklaard. Aan verweerder is de maatregel van een enkele waarschuwing opgelegd.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2015:134.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 30 juni 2015 ter griffie van het hof ontvangen. 2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de fax van de deken van 14 oktober 2015.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 16 oktober 2015, waar verweerder is verschenen.
3 BEZWAAR
3.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:
in strijd met artikel 7.4 lid 1 van de Verordening op de Advocatuur een meervoudige naam voor de aanduiding van zijn website en e-mailadres gebruikt, waarmee hij een samenwerking suggereert die feitelijk niet bestaat omdat hij een éénmanspraktijk voert.
3.2 Verweerder is, zo geeft de deken aan, meerdere malen in de gelegenheid gesteld dit bezwaar te voorkomen door binnen een redelijke termijn de kantoornaam op zijn website en in zijn e-mail adres in overeenstemming te brengen met de omvang van het kantoor of door daadwerkelijk een samenwerking aan te gaan met andere advocaten.
4 FEITEN
De raad heeft de volgende feiten vastgesteld. Deze zijn in hoger beroep niet betwist zodat het hof die feiten tot uitgangspunt neemt.
2.2 Verweerder is advocaat sinds 1978. Sinds 2009 voert hij een eenmanspraktijk in H.
2.3 Hoewel verweerder een eenmanspraktijk voert draagt zijn website een meervoudige naam, te weten: “www.[...].nl.” Ook het e-mailadres van verweerder heeft als extensie “[…].nl” [anonimisering verwijderd door het hof].
2.4 Bij brief van 1 maart 2011 is verweerder namens de Orde van Advocaten er op gewezen dat hij handelt in strijd met art. 7 van de Samenwerkingsverordening 1993 doordat in de naam van zijn website en zijn e-mail adres het meervoud “advocaten” wordt gebruikt terwijl hij een eenmanspraktijk voert.
2.5 Bij brief van 11 maart 2011 heeft verweerder geantwoord dat hij voornemens is een kantoorgenoot (m/v) te zoeken. Hij heeft in die brief aangegeven dat hij in 2009 tijdens zijn kennismaking met de deken zijn situatie met de deken heeft besproken en dat hij de deken bij die gelegenheid heeft verzocht om in afwachting van het vinden van een kantoorgenoot de meervoudsvorm “advocaten” te mogen blijven gebruiken. De deken zou deze toestemming hebben verleend.
2.6 Sinds 1 januari 2013 valt de plaats waar het kantoor van verweerder is gevestigd, als gevolg van de wijzigingen op grond van de Wet Herziening Gerechtelijke Kaart, onder het [arrondissement].
2.7 Bij e-mail van 17 maart 2014 heeft de stafmedewerker van het bureau van de Orde van Advocaten verweerder (opnieuw) gewezen op art. 7 van de Samenwerkingsverordening 1993. In die e-mail is verweerder verzocht de externe presentatie van zijn kantoor aan te passen aan de werkelijke situatie.
2.8 Bij brief d.d. 3 april 2014 heeft verweerder aangegeven dat hij nog steeds naarstig op zoek is naar een kantoorgenoot. Verweerder gaf aan dat hij de naam van zijn website ‘met hand en tand verdedigt’ omdat het een zeer gewilde naam is. Nu zijn overige uitingen naar buiten zoals zijn briefpapier, het bord naast de deur van zijn kantoor, zijn visitekaartjes etc. duidelijk aangeven dat hij een éénmanskantoor heeft vindt verweerder dat de naam van zijn website en zijn e-mailadres gedoogd zouden moeten worden.
2.9 Op 15 mei 2014 heeft (een delegatie van) de Raad van Toezicht naar aanleiding van de (onjuiste) CCV opgave 2013 een kantoorbezoek aan verweerder gebracht. Tijdens dat bezoek is opnieuw overleg gevoerd over de kantoornaam van verweerder. Aan het eind van dat bezoek is afgesproken dat overlegd zou worden met de deken.
2.10 Bij brief van 15 juli 2014 heeft de deken verweerder het volgende bericht: “U heeft inmiddels voldoende tijd gehad om een nieuwe kantoorgenoot te vinden zodat u met uw huidige naam wel voldoet aan de vigerende wetgeving. Het moment is nu gekomen om uw naam te wijzigen in een naam die geen strijd oplevert met de Samenwerkingsverordening 1993. Ik verzoek u de wijziging uiterlijk 1 september 2014 doorgevoerd te hebben.”
2.11 Op 17 september 2014 heeft een medewerker van het bureau van de Orde van Advocaten telefonisch contact opgenomen met verweerder. Tijdens dit telefoongesprek herhaalde verweerder zijn standpunt zoals onder 2.8 weergegeven. Tevens gaf hij aan dat de kosten die gepaard gaan met een wijziging voor hem een bezwaar vormen.
2.12 Bij brief d.d. 29 september 2014 heeft de deken verweerder een concept dekenbezwaar gezonden. Ook hierop heeft verweerder bij brief van 7 oktober 2014 in dezelfde bewoordingen als weergegeven in r.o. 2.8 gereageerd.
2.13 De deken heeft vervolgens zijn bezwaar bij brief d.d. 11 februari 2015 ter kennis van de raad gebracht.
5 BEOORDELING
5.1. De raad heeft het volgende overwogen en beslist:
5.1 Dat verweerder een meervoudsvorm “advocaten” in de naam van zijn website en zijn e-mailadres voert staat vast.
5.2 Het uitgangspunt van art. 7.4 lid 1 van de Verordening op de Advocatuur, die op 1 januari 2015 in werking is getreden, en van artikel 7 lid 2 van de
Samenwerkingsverordening 1993, die tot 1 januari 2015 gold, is dat de advocaat die zijn praktijkrelaties met derden naar buiten wil uitdragen, dit conform de
werkelijkheid moet doen. Blijkens de toelichting op art. 7.4 van de Verordening op de Advocatuur valt ook de informatie op een website onder de bepaling van art.
7.4 van de Verordening op de Advocatuur.
5.3 Door de naam van zijn website “www.[...].nl.” en de extensie van zijn e-mailadres “[…].nl” suggereert verweerder dat hij een kantoor heeft met meerdere
advocaten terwijl hij een eenmanspraktijk voert. Hiermee geeft verweerder een misleidende en onjuiste voorstelling van zaken omtrent de wijze waarop hij zijn
praktijk uitoefent.
5.4 De raad is dan ook van oordeel dat het dekenbezwaar gegrond is.
5.2. Artikel 7.4 lid 1 van de Verordening luidt:
1. De advocaat vermijdt in zijn optreden naar buiten dat een onjuiste, misleidende of onvolledige voorstelling van zaken wordt gegeven omtrent de wijze van praktijkuitoefening en omtrent enige vorm van samenwerking.
5.3. In het appelschrift voert verweerder aan dat het oordeel van de raad in strijd is met de feiten. De toelichting op artikel 7.4 van de Verordening spreekt over de naamgeving van het kantoor en de handelsnaam (als bedoeld in de Handelsnaamwet) van het kantoor.
De Raad van Discipline ziet, aldus verweerder, voorbij aan het feit dat de wijze waarop een kantoor en een handelsnaam worden gepresenteerd niet (uitsluitend) van de naam van een website of een e-mailadres afhangen. De kop van het gebruikte briefpapier, het bord naast de deur van het kantoor, de parkeerborden op het terrein van het kantoor, zijn even zo vele uitingen die het beeld bepalen, evenals de inrichting van de kantoorruimte en de presentatie door de betreffende advocaat.
Het is aldus, door en met de overige presentatie niet vol te houden dat iemand serieus misleid zou kunnen worden door het meervoud in de elektronische naamgeving.
5.4. Het hof kan verweerder in zijn betoog niet volgen. De omstandigheid dat verweerder zich, zoals hij stelt, op andere plaatsen dan op de website en in zijn e- mailadres niet bedient van de meervoudsvorm kan niet wegnemen dat een rechtzoekende door het gebruik van de meervoudsvorm op de website en in het e- mailadres misleid wordt door daaruit af te leiden dat het kantoor wordt gevoerd door meerdere advocaten.
5.5. Het hof acht het van groot belang dat rechtzoekenden niet het risico lopen te worden misleid door een kantoornaam. De naamvoering van een kantoor dient zodanig te zijn dat niet een andere indruk kan worden gewekt dan wordt waargemaakt. Volgens vaste jurisprudentie van het hof – laatstelijk Hof 7 april 2014, 6997, ECLI:NL:TAHVD:2014:165 - dient een advocaat die alleen praktijk voert zich ervan te onthouden om door in zijn kantoornaam de meervoudsaanduiding “advocaten” te gebruiken de suggestie te wekken dat aan het kantoor meer advocaten verbonden zijn.
Met het inwerkingtreden van de Verordening op 1 januari 2015 is hierin geen wijziging beoogd.
5.6. In de kosten verbonden aan de wijziging van de website en van het e-mailadres en in de praktische bezwaren die daarmee verbonden kunnen zijn valt geen rechtvaardiging te vinden voor het voortduren van het als misleidend te kwalificeren gebruik. Het hof voegt hieraan toe dat verweerder desgewenst gebruik kan maken van toevoeging ‘Advocatuur’ of ‘Advocatenkantoor’.
5.7. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing waarvan beroep.
Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. G.W.S. de Groot, M.M.H.P. Houben, J. Italianer en G.J.L.F. Schakenraad, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2015.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 14 december 2015.