Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-04-2015
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2015:132
Zaaknummer
7342
Inhoudsindicatie
Dekenbezwaar gegrond. Verweerster weigerde geheimnummer door te geven en schond daarmee de bepalingen uit de verordening op de nummerherkenning. Gegrond ook al is verweerster in loondienst en niet zelfstandig. Waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van 13 april 2015
in de zaak 7342
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerster
tegen:
deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Rotterdam
gevestigd te Rotterdam
deken
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort
’s-Gravenhage (verder: de raad) van 17 november 2014, onder nummer R.4446/14.32, aan partijen toegezonden op 18 november 2014, waarbij een bezwaar van de deken tegen verweerster gegrond is verklaard en de maatregel van enkele waarschuwing is opgelegd.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSGR:2014:330.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij verweerster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 24 november 2014 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van de deken;
- de brief van verweerster aan het hof van 4 december 2014;
- de brief van verweerster aan het hof van 23 december 2014;
- de brief van verweerster aan het hof van 19 januari 2015.
2.3 Het hof heeft de zaak (gelijktijdig met de behandeling van de zaak met zaaknummer 7348) mondeling behandeld ter openbare zitting van 23 februari 2015, waar mr. X. namens verweerster, en de deken zijn verschenen. Mr. X. heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.
3 HET BEZWAAR
Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
De deken verwijt verweerster meer in het bijzonder dat zij met het weigeren de telefoonverbinding- en faxnummers (opnieuw) als geheimhoudernummers op te geven, bewust de geldende Verordening op de nummerherkenning heeft geschonden, waardoor zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
4 FEITEN
De raad heeft de volgende feiten vastgesteld. Deze zijn hoger beroep niet betwist en dienen het hof derhalve tot uitgangspunt.
2.1 Op 1 november 2013 heeft verweerster per e-mail een mutatieformulier kantoorgegevens aan de Nederlandse Orde toegezonden en daarbij aangegeven dat de bestaande geheimhoudernummers dienden te vervallen.
In de e-mail is onder meer opgenomen:
“Het vermelden van fax- en telefoonnummers leidt doorlopend tot problemen omdat ook anderen dan criminelen van die nummers gebruik blijken te maken. Verder hebben wij geen cliënten die vertrouwelijke gegevens via de telefoon of de fax aan ons verstrekken. Verder zijn we bereikbaar onder de niet geheimhoudernummer telefoon [nummer] en fax: [nummer].”
2.2 Bij brief van 13 november 2013 heeft de deken de gemachtigde van verweerster gevraagd wat de achtergronden voor het niet willen opgeven van de geheimhoudernummers zijn en heeft de deken hem verzocht alsnog zorg te dragen voor de opgave van deze nummers. Daarbij heeft de deken aangegeven dat dit verzoek evenzeer geldt voor verweerster.
2.3 Op 26 november 2013 heeft de deken, omdat er van de gemachtigde van verweerster geen reactie ontvangen was, verweerster alsnog rechtstreeks aangeschreven en zijn verzoek herhaald. De deken heeft ook geen reactie van verweerster ontvangen.
2.4 In het kader van een klachtprocedure, ingediend door de gemachtigde van verweerster tegen de deken, heeft de deken de gemachtigde van verweerster bij brief van 24 januari 2014 gevraagd de deken te laten weten of de geheimhoudernummers van verweerster alsnog aan de secretaris van de Algemene Raad zullen worden doorgegeven.
2.5 Bij faxbericht van 25 januari 2014 heeft de gemachtigde van verweerster *meegedeeld dat er geen wet of regel bestaat die de advocaat verplicht tot het bezitten van geheimhoudernummers.
In deze fax is onder meer opgenomen:
“Zowel [verweerster] als ikzelf werken op een kantoor met niet geheimhouders, t.w. financiële dienstverlening, en wij beschikken NIET over doorkiesnummers als bedoeld onder artikel 4 lid 2a. Ook kan de telefooncentrale GEEN scheiding maken tussen geheimhouders en niet-geheimhouders. Tenslotte wijs ik u er nogmaals, dat er ook geen behoefte bestaat aan geheimhoudnummers omdat WIJ NIMMER GEHEIM TE HOUDEN gesprekken met cliënten voeren en ook NIET wensen te voeren. Aan criminele activiteiten wordt door ons op GEEN enkele wijze medewerking verleend. Cliënten vertellen ons NIET waar de POET is verstopt of het lijk is begraven en wij wensen ook niet VOORAF advies te geven bij voorgenomen criminaliteit.”
2.6 Begin mei 2014 heeft verweerster alsnog geheimhoudernummers geregistreerd.
5 BEOORDELING
5.1 De Verordening op de nummerherkenning strekt ertoe het recht van cliënten om vrijuit en vertrouwelijk te kunnen spreken met hun advocaat, ook over de telefoon en per fax, te waarborgen. Het systeem van nummerherkenning zorgt ervoor dat, wanneer door politie, justitie of andere diensten wordt afgeluisterd, nummers van advocaten automatisch worden herkend zodat het gesprek via dat nummer niet wordt opgenomen, althans wordt uitgesloten van gebruik.
Ten behoeve van de nummerherkenning dient de advocaat die telefoon- en faxnummers aan de secretaris van de Algemene Raad op te geven die hij of zij voor communicatie met de cliënten gebruikt.
Verweerster heeft nummers daartoe opgegeven. Bij brief van 1 november 2013 heeft verweerster deze opgave ingetrokken. Verweerster meent daartoe gerechtigd te zijn.
De raad heeft het bezwaar gegrond bevonden. Tegen die beslissing zijn grieven aangevoerd.
5.2 De stelling van verweerster dat de Verordening niet voor haar geldt omdat zij niet over de in artikel 3 genoemde apparatuur beschikt faalt reeds omdat verweerster niet onderbouwt, en ook volstrekt onaannemelijk is, dat haar cliënten geen gebruik maken van de telefoon of fax voor communicatie met verweerster.
5.3 Naar het oordeel van het hof zouden de in de Verordening verankerde plicht om geheimhoudernummers geregistreerd te hebben - en de daaruit voor de cliënten geldende rechten om via zo’n nummer met de advocaat in contact te treden - op onaanvaardbare wijze aan waarde inboeten indien het een advocaat vrij zou staan om naar eigen goeddunken en op grond van een eigen opvatting omtrent de betekenis en strekking van de Verordening, zonder de deken en de secretaris daarin vooraf te kennen, te bepalen dat niet langer het op naam van die advocaat geregisterde geheimhoudernummer wordt aangehouden, hoewel nog wel van dat nummer gebruik wordt gemaakt.
Van bijzondere omstandigheden die een uitzondering zou kunnen rechtvaardigen is het hof niet gebleken.
De omstandigheid dat de (secretaris van de) orde (de gemachtigde van) verweerster niet snel genoeg een oplossing heeft aangereikt, en dat het daarom zes maanden heeft geduurd alvorens opnieuw registratie kon plaatsvinden, kan hier niet toe dienen. Die omstandigheid stond er niet aan in de weg de oorspronkelijke registratie te handhaven.
De stelling dat het voor verweerster onmogelijk is geheimhoudernummers te registreren mist feitelijk grondslag. De deken verwijt verweerster niet geheimhoudernummers niet te registreren, maar verwijt haar de bestaande registratie in te trekken zonder doeltreffende grond.
5.4 De grieven falen en het bezwaar is gegrond.
5.5 Het hof acht de opgelegde maatregel passend en geboden.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing waarvan beroep.
Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. G.R.J. de Groot, G.J.S. Bouwens, D.J. Markx, M.L.J.C. van Emden-Geenen, leden, in tegenwoordig-heid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2015.