Rechtspraak
Uitspraakdatum
01-02-2016
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2016:25
Zaaknummer
7210
Inhoudsindicatie
Advocaat dient verantwoording af te leggen over het depot op zijn derdenrekening waarvan het restant aan een stichting en haar bestuurders, waaronder klager, uitgekeerd had moeten worden. Besloten overleg met de deken volstaat niet. Het is aan de advocaat om een oplossing te vinden voor het feit dat twee botsende verplichtingen (de plicht tot rekening en verantwoording aan derden enerzijds, en de geheimhoudingsplicht anderzijds) naast elkaar kunnen worden nagekomen, bijvoorbeeld door tussenkomst van een (eveneens aan een geheimhoudingsplicht gebonden) registeraccountant.Klacht in appel alsnog gegrond. Berisping.
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Uitspraak
Beslissing
van 1 februari 2016
in de zaak 7210
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 20 juni 2014, onder nummer 56/13, aan partijen toegezonden op 23 juni 2014, waarbij de klacht van klager tegen verweerder ongegrond is verklaard.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2014:174.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is per e-mail op 21 juli 2014 en per post op 22 juli 2014 ter griffie van het hof ontvangen
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- e-mail van klager aan het hof van 17 juli 2014;
- e-mail van klager aan het hof van 18 juli 2014;
- e-mail van klager aan het hof van 22 juli 2014
- brief van klager aan het hof van 22 juli 2014;
- brief van verweerder aan het hof van 2 september 2014;
- antwoordmemorie van verweerder van 30 september 2014;
- brief van klager aan het hof van 19 december 2014;
- brief van verweerder aan het hof van 23 december 2014;
- proces-verbaal van de zitting van het hof van 9 januari 2015, waarbij klager en verweerder waren verschenen;
- e-mail van klager aan het hof van 3 juni 2015;
- brief van verweerder aan het hof van 18 juni 2015;
- e-mail van klager aan het hof van 18 november 2015.
2.3 Het hof heeft de zaak (laatstelijk) mondeling behandeld ter openbare zitting van 4 december 2015, waar klager en verweerder zijn verschenen. Klager heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
verweerder weigert de vrijval van de reservering, zoals in genoemde verklaring d.d. 17 december 2007 vastgelegd en door verweerder voor akkoord ondertekend, te bewerkstelligen, terwijl klager vanaf februari 2011 geprobeerd heeft contact te krijgen met verweerder, omdat de termijn van drie jaar, als in genoemde verklaring gemeld, was verstreken. Verweerder weigert bovendien inzage te verschaffen betreffende de reservering, eventuele uitkeringen en onderbouwing, renteopbouw etc. Verweerder acht het achterhouden en niet doorbetalen van het restant van de derdengeldrekening en het niet afleggen van rekening en verantwoording, klachtwaardig.
FEITEN
Het volgende is komen vast te staan:
4.1 Op 17 december 2007 is een verklaring opgesteld en ondertekend door de bestuurders van stichting S - waaronder klager - waarin het volgende is opgenomen.
“Via [verweerder] is een schikking getroffen met A B.V. te L hierna te noemen A (…).
Deze schikking had onder andere betrekking op het afkopen door A van de aanspraken van 54 beleggers welke in totaal 550 aandelenleasecontracten met A hadden afgesloten (…).
Voor correcte afhandeling van groepsschikkingen aangaande financiële overeenkomsten, waaronder begrepen aandelenlease-overeenkomsten, is de Stichting G in het leven geroepen. Een deel van de 54 beleggers en partners welke in deze schikking zijn betrokken worden (…) daarnaast allen vertegenwoordigd door hun gemachtigde [klager]. Deze heeft uitdrukkelijk verklaard namens deze 47 beleggers en hun echtgenoten gemachtigd te zijn om schikkingen te treffen met A. Namens de beleggers is [klager] dan ook ten nauwste betrokken geweest bij het tot stand komen van de schikking welke thans door [verweerder] met A is getroffen en welke schikking inhoudt dat A de aanspraken van totaal 54 beleggers verband houdende met aandelenleasecontracten afkoopt door middel van een lump sum betaling.
Het schikkingsbedrag welke door A wordt betaald ter afkoop van de ca. 550 aandelenleasecontracten bedraagt € 1.800.000,--.
Teneinde een correcte afwikkeling van deze schikking te waarborgen is er naast de Stichting G een afzonderlijke stichting opgericht onder de naam S (…).
Zowel de stichting als haar bestuurders verlenen [verweerder] toestemming om schikkingsbedragen ten behoeve van de 47 beleggers conform de aan deze verklaring gehechte lijst over te maken op girorekening (…) ten name van Stichting S te N. Teneinde de belangen van [verweerder] alsmede de overige beleggers te waarborgen zal betaling in delen geschieden, waarbij het eerste deel € 1.600.000,-- zal bedragen.
Het restant ad € 200.000,-- zal worden aangehouden op bankrekeningnummer (…) ten name van Stichting Beheer Derdengelden [verweerder] c.s. Uit deze reservering zullen de overige beleggers dan wel hun echtgenoten rechtstreeks door [verweerder] worden afgehandeld. Het restant van deze reservering zal aan Stichting S worden uitgekeerd uiterlijk na verloop van drie jaar na datum ondertekening van deze verklaring.
(…)”.
4.2 De verklaring is op 22 januari 2008 door verweerder “voor accoord” ondertekend.
4.3 Omdat - ook na verloop van de termijn van drie jaren zoals genoemd in de verklaring van 17 december 2007 - afrekening van het gedeponeerde bedrag van € 200.000,-- uitblijft, wendt klager zich op 15 juli 2011 tot de toenmalige deken van de orde van advocaten in het arrondissement L. In een brief van 22 november 2011 bericht de deken aan klager dat verweerder “richting mij aannemelijk [heeft] gemaakt, via bankafschriften, dat het bedrag aan de vertegenwoordigers van de gedupeerden is uitbetaald, op een bedrag van enkele honderden euro’s na. Wel is het zo dat bij de Stichting G nog een bedrag geparkeerd staat ten behoeve van één van de gedupeerden.”
4.4 Jegens klager komt verweerder met een beroep op zijn geheimhoudingsplicht niet tot rekening en verantwoording over het gedeponeerde bedrag, ook niet na tussenkomst van de (na de herziening van de gerechtelijke kaart) deken van de orde van advocaten in het arrondissement N.
5. BEOORDELING
5.1 Op 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De gewijzigde Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 bij de deken zijn ingediend. De onderhavige klacht is vóór 1 januari 2015 ingediend, en zal dus worden beoordeeld aan de hand van de Advocatenwet zoals die vóór 1 januari 2015 gold.
5.2 Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij de belangen van de zeven gedupeerden die voldaan dienden te worden uit het gedeponeerde bedrag van € 200.000,-- als hun advocaat behartigt, en dat hij zodoende geen rekening en verantwoording af kan leggen over het gedeponeerde bedrag omdat hij gebonden is aan zijn geheimhoudingsplicht.
5.3 Het hof overweegt dat de verplichting tot geheimhouding geldt als een fundamenteel beginsel voor de advocatuur. Daarnaast dient een advocaat te allen tijde rekening en verantwoording af te leggen over de onder hem in depot gegeven gelden van derden. In casu is sprake van een depot op de derdengeldrekening van verweerder waarvan – na uitkering aan de cliënten van verweerder – het restant uiterlijk 17 december 2010 aan Stichting S uitgekeerd had moeten worden. Het hof is van oordeel dat verweerder hierover alsnog op korte termijn op een deugdelijke wijze verantwoording dient af te leggen aan de Stichting S en haar bestuurders, waaronder klager. Dit klemt temeer nu verweerder ter zitting van het hof heeft verklaard dat de schikking van zijn zeven cliënten inmiddels tot volle tevredenheid is afgewikkeld. Het besloten overleg met de toenmalig deken van de orde van advocaten in het arrondissement L volstaat in dit verband niet. Het hof overweegt voorts dat het aan verweerder is om een oplossing te vinden voor het feit dat twee botsende verplichtingen (de plicht tot rekening en verantwoording aan derden enerzijds, en de geheimhoudingsplicht anderzijds) naast elkaar kunnen worden nagekomen, bijvoorbeeld door tussenkomst van een (eveneens aan een geheimhoudingsplicht gebonden) registeraccountant. Verweerder heeft het hof bovendien niet ervan overtuigd dat het afleggen van rekening en verantwoording niet ook op zodanige wijze kan plaatsvinden dat de geheimhoudingsverplichting niet wordt geschonden.
5.4 Anders dan de raad acht het hof de klacht dan ook gegrond. Ter zitting van het hof heeft verweerder weliswaar bereidheid getoond tot nader overleg, maar anderzijds heeft hij het geschil al jaren lang niet tot een ook voor klager bevredigende oplossing kunnen brengen, hoewel dat wel van hem verlangd mag worden. Het hof gaat er dan ook vanuit dat verweerder binnen één maand na dagtekening van deze beslissing alsnog deugdelijk rekening en verantwoording aan Stichting S en haar bestuurders – waaronder klager – zal hebben afgelegd. Hiervan uitgaande volstaat de maatregel van een enkele berisping.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 20 juni 2014, in de zaak 56/13;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt verweerder de maatregel van berisping op.
Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. A.B.A.P.M Ficq, J.H.J.M. Mertens-Steeghs, R.H. Broekhuijsen en V. Wolting, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2016.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 1 februari 2016.