Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-09-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2015:203
Zaaknummer
OB 291 - 2014
Inhoudsindicatie
Niet gebleken dat verweerder is tekort geschoten in de correcte financiële afwikkeling van het dossier.
Inhoudsindicatie
Klacht ongegrond.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
Beslissing van 14 september 2015
in de zaak OB291-2014
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
gemachtigde:
tegen
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 3 november 2014 met kenmerk nr. 48|14|090K heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 22 juni 2015. Ter zitting zijn klager sub 1, vergezeld van zijn gemachtigde, en verweerder verschenen. Klaagster sub 2 is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken d.d. 3 november 2014 met bijlagen;
- de nagekomen brief met bijlagen van de gemachtigde van klagers d.d. 3 juni 2015.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Klagers zijn bijgestaan door X (hierna: X) in een geschil met de heer L. Na een voor klagers negatieve uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dienden zij hun woning te verlaten. Klagers hebben zich voor advies gewend tot verweerder, met het verzoek te onderzoeken of nog een oplossing mogelijk was.
2.2 Verweerder heeft klagers vervolgens bijgestaan in een civiele procedure tegen de heer L., welke procedure in eerste aanleg werd gewonnen, maar in appel werd verloren.
2.3 Verweerder was voorts van mening dat X klagers niet naar behoren had bijgestaan en heeft klagers geadviseerd om X aansprakelijk te stellen. Verweerder heeft X namens klagers aansprakelijk gesteld. X heeft de zaak uitbesteed aan haar beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar Y (hierna: Y). Aan klagers is een voorschot op de schadevergoeding aangeboden ten bedrage van € 30.000,--.
2.4 Klagers hebben met verweerder afgesproken dat het bedrag van € 30.000,-- kon worden overgemaakt op de derdengeldrekening van verweerders kantoor en dat dit bedrag kon worden aangewend voor de proceskosten voortvloeiend uit de procedure tegen X. Verweerder heeft gedurende een deel van de periode waarin hij klagers bijstond samengewerkt met zijn voormalige kantoor T. In dat verband zijn declaraties verzonden door T. Op het moment dat het bedrag van € 30.000,-- werd overgemaakt op de derdengeldrekening van verweerders kantoor stond nog een aantal declaraties van T. open. Klagers hebben met verweerder afgesproken dat uit dit depot van € 30.000,-- de nog achterstallige declaraties van T. zouden kunnen worden voldaan alsook de declaraties ter zake de nog door verweerder te verrichten werkzaamheden.
2.5 Verweerder heeft op 21 april 2011 ter zake de achterstallige declaraties van T. een bedrag van € 5.673,91 overgemaakt aan T. Verweerder heeft vervolgens op zijn declaraties aan klagers vermeld dat deze zouden worden afgeboekt van het depot. De door verweerder verzonden declaraties zijn verrekend met het op de derdengeldrekening van verweerder geparkeerde depot.
2.6 Op 17 mei 2012 heeft verweerder klagers wederom een declaratie gestuurd. In de begeleidende brief bij deze declaratie heeft verweerder aan klagers medegedeeld:
“Ik bevestig hierbij hetgeen ik met u besproken heb dat het depot is opgebruikt, zodat u het bedrag aan mij dient over te maken; om praktische redenen zal ik mijn verdere werkzaamheden in hoger beroep nog niet in rekening brengen.”
2.6 Verweerder heeft klagers geen declaraties gestuurd voor de door hem in de appelprocedure verrichte werkzaamheden. Klagers hebben het met de appelprocedure samenhangende griffierecht niet voldaan.
2.7 Bij e-mailbericht d.d. 11 april 2014 heeft T. aan klagers bericht dat verweerder op 21 april 2011 ter zake de achterstallige declaraties van kantoor T. een bedrag van € 5.673,91 heeft overgemaakt aan T. en dat T., anders dan klagers veronderstelden, geen betaling van een bedrag van € 12.000,-- van verweerder had ontvangen.
3 klacht
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
is tekort geschoten in de correcte financiële afwikkeling van het dossier.
3.2 Toelichting:
Er zijn facturen die niet kloppen en het voorschot dat verweerder heeft gekregen voor deze zaak heeft hij gedeeltelijk voor een andere zaak van klagers gebruikt. Voorts kan verweerder voor een deel geen facturen vinden. Nu gaat verweerder ook nog facturen sturen die totaal niet besproken zijn. Verweerder heeft een bedrag van € 12.000,-- aan T. betaald, maar dat bedrag is niet gespecificeerd.
4 VERWEER
4.1 De klacht is ongegrond. Klagers hebben met verweerder afgesproken dat het voorschot op de schadevergoeding ten bedrage van € 30.000,-- kon worden overgemaakt op de derdengeldrekening van verweerders kantoor en dat dit bedrag kon worden aangewend voor de proceskosten voortvloeiend uit de procedure tegen X. Klagers hebben ermee ingestemd dat uit dit depot van € 30.000,-- de nog achterstallige declaraties van verweerders voormalige kantoor T. zouden kunnen worden voldaan alsook de declaraties ter zake de nog door verweerder te verrichten werkzaamheden. Verweerder heeft conform deze afspraak gehandeld. Dit blijkt uit de door verweerder overgelegde declaraties, urenspecificaties en bankrekeningafschriften.
4.2 Het door klagers genoemde bedrag van € 12.000,-- is nergens op gebaseerd. Het bedrag van € 12.000,-- is een eigen leven gaan leiden bij klagers omdat verweerder dat bedrag ooit uit de losse pols heeft genoemd. Het bedrag dat nog aan T. voldaan moest worden bleek echter een bedrag van € 5.673,91 te zijn. Verweerder heeft aan T. een bedrag overgemaakt van € 5.673,91. Een bedrag van € 12.000,-- is, anders dan klagers veronderstellen, nimmer door verweerder aan T. overgemaakt. Dat blijkt ook uit de afschriften van de derdengeldrekening.
4.3 Klagers waren steeds volstrekt tevreden over de inhoud van concept-correspondentie en concept-processtukken. Ook hebben klagers nooit commentaar gehad op verweerders declaraties en het verrekenen van die declaraties met het depot. Klagers zijn door verweerder op de hoogte gesteld van het feit dat dit depot op enig moment op was en dat zij de declaraties in het vervolg zelf zouden moeten betalen. De laatste twee declaraties van verweerder zijn door klagers onbetaald gelaten. Verweerder heeft klagers geen declaraties gestuurd voor de door hem in de appelprocedure verrichte werkzaamheden. Ook het griffierecht is niet door klagers voldaan.
5 BEOORDELING
5.1 Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.
5.2 Uit de door verweerder overgelegde bankrekeningafschriften van zijn derdengeldrekening blijkt dat op 15 april 2011 door Y een bedrag van € 30.000,-- is bijgeschreven. Als niet dan wel onvoldoende weersproken staat voorts vast dat klagers ermee hebben ingestemd dat uit dit depot van € 30.000,-- de nog achterstallige declaraties van verweerders voormalige kantoor T. zouden kunnen worden voldaan alsook de declaraties ter zake de nog door verweerder te verrichten werkzaamheden. Uit de door verweerder verzonden declaraties blijkt dat die declaraties zijn verrekend met het door X betaalde voorschot van € 30.000,--, van welke verrekening in de begeleidende brief of op de betreffende declaratie zelf melding werd gemaakt. Tegen deze verrekeningen hebben klagers niet geprotesteerd. Op 17 mei 2012 heeft verweerder klagers schriftelijk medegedeeld dat het depot van € 30.000,-- was opgebruikt en dat klagers derhalve in het vervolg de declaraties zelf dienden te betalen.
5.3 Uit het e-mailbericht van T. aan klagers d.d. 11 april 2014 blijkt voorts dat verweerder op 21 april 2011 ter zake de achterstallige declaraties van kantoor T. een bedrag van € 5.673,91 heeft overgemaakt aan T. en dat T., anders dan klagers veronderstelden, geen betaling van een bedrag van € 12.000,-- van verweerder heeft ontvangen.
5.4 De raad is van oordeel dat verweerder voldoende inzicht heeft gegeven in de financiële afwikkeling van de zaak. Naar het oordeel van de raad hebben klagers onvoldoende concreet gemaakt welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder van de financiële afwikkeling van hun dossier kan worden gemaakt. Zonder nadere toelichting is in het licht van het door verweerder gevoerde verweer en de door hem in dat verband overgelegde declaraties, specificaties en bankrekeningafschriften geenszins gebleken van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen zijdens verweerder.
5.5 De raad komt tot de slotsom dat de klacht ongegrond moet worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gegeven door mr. P.H. Brandts, voorzitter, mrs. S.A.R. Lely, A.L.W.G. Houtakkers, A.J.F. van Dok, J.D.E. van den Heuvel , leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 september 2015 .
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 14 september 2015
verzonden aan:
- klagers
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
en voor zover deze ongegrond/niet-ontvankelijk is verklaard tevens door
- klagers
- de deken van de orde van advocaten te Oost-Brabant
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het
Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl