Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-09-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:200

Zaaknummer

15-004A

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Verzet tegen voorzittersbeslissing ontvankelijk, maar ongegrond. Termijnoverschrijding verschoonbaar. Geen nieuwe gezichtspunten.

Uitspraak

Beslissing van 7 september 2015

in de zaak 15-004A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 12 februari 2015 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 15 februari 2014 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam beklaagd over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 15 januari 2015 met kenmerk 40-14-0168, door de raad ontvangen op 16 januari 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 12 februari 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 12 februari 2015 per koerier en op 13 februari 2015 per e-mail aan klager is verzonden.

1.4 Bij brief van 22 februari 2015 (abusievelijk gedateerd 22 februari 2014) heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Deze brief is door de raad ontvangen op 2 maart 2015.

1.5 Bij e-mail van 26 februari 2015 aan de griffie van de raad heeft klager zijn verzetschrift aangevuld.

1.6 Nadat de griffie klager bij brief van 2 maart 2015 heeft meegedeeld dat het verzetschrift niet binnen de verzettermijn was ontvangen, heeft klager bij brief van 14 maart 2015 aan de griffie een bewijs van verzending van zijn verzetschrift gezonden en daarbij meegedeeld dat hij een bedrag van € 51,87 heeft betaald en dat de Spaanse posterijen hem hebben laten weten dat zij de aangetekende brief hebben aangeboden op 27 februari 2015, derhalve binnen de termijn van 14 dagen uitgaande van de e-mail van 13 februari 2015 van de griffie, aldus klager.

1.7 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 29 juni 2015 in aanwezigheid van verweerster.

1.8 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, van het verzetschrift van klager van 22 februari 2015, van de stukken genoemd op de bij de hiervoor onder 1.2 bedoelde brief gevoegde inventarislijst alsmede van de stukken die klager nadien heeft ingediend behoudens voor zover zij werden ingediend in de periode van twee weken direct voor de zitting.  

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter de eerdere klachten niet juist heeft weergegeven en dat de klachten ten onrechte niet gegrond zijn verklaard, nu uit nieuwe feiten zou zijn gebleken dat verweerster zich niet heeft gedragen zoals het een advocaat betaamt. 

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 De raad heeft afwijzend beslist op het verzoek van klager om de behandeling van het verzet aan te houden. Aan dat verzoek heeft klager met name ten grondslag gelegd dat hij het door de griffie van de raad toe te zenden verzetdossier niet (tijdig) per post heeft ontvangen. De raad mag er van uit gaan dat klager beschikt over het dossier met daarin de stukken tot en met de voorzittersbeslissing. Alle stukken die daarna aan het dossier zijn toegevoegd zijn uitsluitend ingediend door klager, zodat hij met de inhoud daarvan bekend moet worden geacht. Nu klager voortdurend de beschikking heeft gehad over het gehele dossier van de verzetprocedure en vooraf aan klager is medegedeeld dat de mondelinge behandeling niet zal worden uitgesteld, ziet de raad geen aanleiding tot aanhouding daarvan. Op dezelfde gronden wijst de raad ook af het na de zitting door klager gedane verzoek om – in feite – een nieuwe mondelinge behandeling te bepalen.

4.3 Hoewel het verzetschrift door de griffie is ontvangen na ommekomst van de verzettermijn, acht de raad de termijnoverschrijding in dit geval verschoonbaar, nu de e-mail van 26 februari 2015 de raad binnen de verzettermijn heeft bereikt en klager gebruik heeft gemaakt van hetzelfde medium (e-mail) als waarmee hij van de beslissing in kennis is gesteld. Om die reden is klager ontvankelijk in zijn verzet. 

4.4 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Uit het verzetschrift en de daarbij overgelegde stukken is de raad nog altijd niet gebleken van een eigen belang van klager. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

4.5 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. R. Lonterman, A.G. van Marwijk Kooy, B.J. Sol, J.J. Trap, leden, bijgestaan door

mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 september 2015.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 7 september 2015 verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.