Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-09-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:208

Zaaknummer

15-175NH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klachten op grond van artikel 47b lid 1 Advocatenwet kennelijk niet-ontvankelijk, omdat daarop reeds eerder is beslist. Klachten over betekening door deurwaarder kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 4 september 2015

in de zaak 15-175NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland van 5 augustus 2015 met kenmerk 15-177, door de raad ontvangen op 6 augustus 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.1 Klager heeft een geschil met zijn ex-werkgever(s) (Accounting Plaza B.V., Ahold B.V. en Albert Heijn B.V.) in verband waarmee diverse procedures zijn gevolgd. De ex-werkgevers behoren tot hetzelfde concern. Verweerder treedt op als advocaat van de ex-werkgever(s). In een van deze procedures heeft verweerder bij conclusie van antwoord als productie een (kopie van een) aangetekende brief van Accounting Plaza B.V. van 26 maart 2002 in het geding gebracht. In bedoelde brief heeft Accounting Plaza B.V. de arbeidsovereenkomst met klager opgezegd. Klager betwist de echtheid van deze brief.

1.2 Verweerder heeft in de conclusie van antwoord namens zijn cliënten het standpunt ingenomen dat tussen klager en Ahold B.V. een arbeidsovereenkomst heeft bestaan.

1.3 De kantonrechter heeft de vorderingen van klager afgewezen. Het Gerechtshof Amsterdam heeft dit vonnis bij arrest van 13 mei 2014 bekrachtigd. Bij deurwaardersexploot van 17 september 2014 zijn de grosse van het vonnis en van het arrest aan klager betekend en is klager bevolen de proceskosten te voldoen. Op 4 december 2014 is een herstelexploot aan klager betekend. In het eerste exploot stonden als verzoekers vermeld Accounting Plaza B.V., Koninklijke Ahold N.V. en Koninklijke Ahold N.V. Bij het tweede exploot is dit gerectificeerd in die zin dat voor de tweede vermelding van Koninklijke Ahold N.V. moet worden gelezen Albert Heijn B.V.

1.4 Bij brief van 28 oktober 2014 heeft het gerechtsdeurwaarderskantoor klager bericht dat verweerder akkoord gaat met een betalingsregeling van € 75,00 per maand ingaande op 1 januari 2015.

1.5 Bij beslissing van 6 oktober 2014 (ECLI:NL:TADRAMS:2014:260) heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline klachten van klager tegen verweerder met toepassing van artikel 46g Advocatenwet (oud) kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat de termijn waarbinnen de klacht is ingediend onredelijk lang is. Bij beslissing van 20 januari 2015 (ECLI:NL:TADRAMS:2015:29) heeft de raad van discipline het door klager ingestelde verzet tegen voornoemde voorzittersbeslissing ongegrond verklaard. Bij beslissing van 11 maart 2015 heeft de voorzitter van het Hof van Discipline het hoger beroep tegen deze beslissing afgewezen. Het daartegen door klager ingestelde verzet is door het Hof van Discipline afgewezen bij beslissing van 1 juni 2015 (ECLI:NL:TAHVD:2015:180).

1.6 Bij brief van 6 mei 2015 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder. Bij brieven van 11 mei 2015 en 26 mei 2015, bij fax van 17 juni 2015 en bij brieven van 26 juni 2015 en 24 juli 2015 heeft klager zijn klachten aangevuld.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a) te bewerkstelligen dat ten overstaan van het Gerechtshof Amsterdam is geprocedeerd op basis van een brief van 26 maart 2002 van Accounting Plaza B.V., terwijl verweerder in de eveneens in 2014 lopende procedure bij de raad van discipline niet bereid is gebleken deze brief te tonen;

b) inbreuk te maken op het eigendomsrecht van klager. Klager heeft recht op een tijdelijke aanvullende uitkering op grond van de cao van Ahold N.V. en op schadevergoeding wegens het niet rechtsgeldig opzeggen van de arbeidsovereenkomst tegen 9 augustus 2002;

c) feiten te poneren waarvan hij wist of kon weten dat deze in strijd met de waarheid waren, als gevolg waarvan de belangen van klager nodeloos en op ontoelaatbare wijze zijn geschaad. Ter toelichting stelt klager dat verweerder:

- heeft gesteld dat Accounting Plaza/Genpact NL B.V. klagers laatste werkgever was, terwijl verweerder wist  althans moest weten dat dit niet zo was;

- heeft gesteld dat artikel 2 van de cao van Albert Heijn B.V. en Koninklijke Ahold B.V. van toepassing was, terwijl hij wist dat dit artikel niet van toepassing was op Accounting Plaza B.V.;

- ten onrechte heeft gesteld dat klager geen recht had op de tijdelijke Albert Heijn-suppletie krachtens artikel 4 van de cao-WAO van Ahold N.V.;

d) zich grievend uit te laten over klager door de rechter ten onrechte mee te delen dat hij per 1 januari 2001 van rechtswege in dienst van Accounting Plaza B.V. (thans Genpact NL B.V.) is gekomen;

e) het gerechtshof en klager opzettelijk te misleiden door aan te voeren dat Accounting Plaza B.V./Genpact NL B.V. op grond van een brief d.d. 26 maart 2002 de arbeidsovereenkomst tegen 9 augustus 2002 zelf heeft opgezegd, terwijl er een brief is van mr. M.C.M. Herters d.d. 28 maart 2002 waarbij Albert Heijn B.V. de arbeidsovereenkomst tegen 9 augustus 2002 namens Accounting Plaza B.V. heeft opgezegd;

f) het vertrouwen in de rechtsbedeling te schaden door de deurwaarder opdracht te geven onder meer het salaris van klager te vorderen ondanks het feit dat hij een fundamenteel beginsel van eerlijk proces heeft geschonden;

g) de grosse van het arrest van 13 mei 2014 te laten betekenen dat niet ondertekend is door een rechter die aan de zitting op 13 mei 2014 heeft deelgenomen;

h) de grosse bij exploot van 17 september 2014 en bij herstelexploot van 4 december 2014 te laten betekenen ondanks het feit dat de grosse helemaal niet gewaarmerkt was "voor eensluidend afschrift conform" met stempel van het gerechtshof;

i) klager onredelijk te benadelen. Genpact NL B.V., voorheen Accounting Plaza B.V. was geen werkgever van klager waardoor onwaarschijnlijk is dat Genpact NL B.V./Accounting Plaza B.V. via verweerder aan de deurwaarder opdracht heeft gegeven om de grosse van het vonnis van 7 oktober 2010 en het arrest van 13 mei 2014 te laten betekenen en waardoor de betekening van een afschrift in plaats van een grosse vooralsnog leidt tot een non-existente betekening;

j) in  strijd met het Eerste Protocol bij het EVRM-verdrag, artikel 46 Advocatenwet en gedragsregel 30 te handelen;

k) klager als gevolg van een geheim stuk (de ontslagaanzegging van 26 maart 2002) iedere maand € 75,00 moet betalen;

l) te bewerkstelligen dat in hoger beroep is geprocedeerd op basis van een geheimstuk, nu in het dossier bij het gerechtshof, dat klager heeft ingezien, zich geen brief bevond gedateerd 26 maart 2002 met de opzegging van de arbeidsovereenkomst tegen 9 augustus 2002.

2.2 Klager verzoekt de raad uit te spreken dat verweerder jegens hem niet de zorgvuldige rechtshulp heeft betracht die een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

3 BEOORDELING

3.1 Op grond van artikel 47b Advocatenwet kan niemand ingevolge de bepalingen in paragraaf 4 van die wet andermaal tuchtrechtelijk worden berecht voor een handelen of nalaten waarvoor ten aanzien van hem een onherroepelijk geworden tuchtrechtelijke eindbeslissing is genomen.

3.2 De klachtonderdelen a) tot en met e), k) en l) hebben betrekking op de procedure tussen klager en zijn ex-werkgever(s), die verweerder worden bijgestaan. Op klachten van klager tegen verweerder met dezelfde inhoud als voornoemde klachtonderdelen in hetzelfde feitencomplex is reeds beslist bij voorzittersbeslissing van 6 oktober 2014. De klachten zijn toen kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Het verzet tegen deze beslissing is op 20 januari 2015 ongegrond verklaard, waarna ook het appel tegen de beslissing is afgewezen. Verwezen wordt naar het procesverloop vermeld in 1.4.

3.3 Gelet hierop zal de voorzitter de klachtonderdelen a) tot en met e), k) en l) met toepassing van artikel 46j lid 1 sub b Advocatenwet kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

3.4 De klachtonderdelen f), g), h) en i) betreffen de betekening van de grosse van het arrest van 13 mei 2014 en lenen zich voor gezamenlijke bespreking.

3.5 De voorzitter overweegt dat het verweerder, als advocaat van de wederpartijen van klager, vrijstond om in opdracht van zijn cliënte(n) de grosse van het arrest, waarbij klager is veroordeeld in de proceskosten aan klager te laten betekenen. Dat verweerder in verband met de uitvoering van deze opdracht tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld is niet gebleken. Deze betekening is geschied door een gerechtsdeurwaarder. De inhoud van het betekeningsexploot en de wijze van betekening vallen onder de verantwoordelijkheid van de gerechtsdeurwaarder. Indien klager meende dat er gebreken kleefden aan het betekeningsexploot dan had het op de weg van klager gelegen om daarover een executiegeschil aanhangig te maken. Nog daargelaten dat de voorzitter niet kan vaststellen dat sprake is van onregelmatigheden bij de betekening, is niet gebleken dat klager door de wijze van betekening van het vonnis en het arrest in zijn belangen is geschaad. Klager is voorts blijkens de brief van 28 oktober 2014 zelf een betalingsregeling van € 75,00 overeengekomen met verweerder.

3.6 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klachtonderdelen f), g), h) en i) kennelijk ongegrond verklaren.

3.7 Ten aanzien van klachtonderdeel j) overweegt de voorzitter dat klager geen concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld en aannemelijk heeft gemaakt die tot gegrondbevinding van dit klachtonderdeel zouden kunnen leiden. Dit klachtonderdeel zal derhalve kennelijk ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

- de klachtonderdelen a) tot en met e), k) en l) met toepassing van artikel 46j Advocatenwet kennelijk niet-ontvankelijk;

- de klachtonderdelen f) en g) tot en met j) met toepassing van artikel 46j Advocatenwet kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 4 september 2015.

Griffier  Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 4 september 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamernummer BR302, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam (fax: 088-2053702). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.