Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-09-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2015:204
Zaaknummer
15-326/DB/ZWB
Inhoudsindicatie
Ogv art 47b lid 1 Advocatenwet kan een klacht niet voor een tweede maal aan de tuchtrechter worden voorgelegd.
Inhoudsindicatie
Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.
Uitspraak
Beslissing van 16 september 2015
in de zaak 15-326/DB/ZWB
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerster
De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant van 2 september 2015 met kenmerk K15-048, door de raad ontvangen op 3 september 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.1 Klager is op 4 augustus 2000 een bedrijfsongeval overkomen. Verweerster heeft klager in de letselschadezaak bijgestaan. De kantonrechter heeft bij tussenvonnis dd. 4 november 2009 vastgesteld dat alleen het beenletsel van klager het gevolg was van het bedrijfsongeval. Klager is hiertegen in hoger beroep ingesteld. De Kantonrechter heeft de procedure in eerste aanleg, in afwachting van de beroepsprocedure tegen het tussenvonnis, aangehouden.
1.2 Het gerechtshof heeft bij arrest dd. 4 oktober 2011 geoordeeld dat ook de cognitieve klachten van klager dienden te worden aangemerkt als direct gevolg van het ongeval. Met betrekking tot de schouder- en rugklachten van klager heeft het gerechtshof geoordeeld dat er geen causaal verband met het ongeval was komen vast te staan. Verweerster heeft klager afgeraden tegen het arrest in cassatie te gaan. Er is geen cassatie ingesteld.
1.3 De procedure in eerste aanleg bij de Kantonrechter werd vervolgens voortgezet. De werkgever werd in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat hij niet aansprakelijk was voor de door klager ten gevolge van het ongeval geleden letselschade.
1.4 Verweerster heeft zich in 2012 teruggetrokken als advocaat van klager. Klager heeft in de procedure bij de Kantonrechter zonder advocaat doorgeprocedeerd.
1.5 Klager heeft zich op 15 juli 2013 beklaagd over het optreden van verweerster. Deze klachtzaak is bij de raad bekend onder referentienummer ZWB 125-2014. De klacht luidde als volgt:
1. Verweerster heeft zich onvoldoende ingespannen voor de belangen van klager. Verweerster ging in 2002 plotseling met zwangerschapsverlof en toen zij in 2005 de zaak weer overnam was zij ongeïnteresseerd en ongemotiveerd. Verweerster stuurde meer en meer aan op een schikking;
2. Verweerster heeft niet de kwaliteit geleverd die van haar in de zaak van klager had mogen worden verwacht. Verweerster heeft nagelaten aanwezig bewijs, waaronder een telefoonrekening waaruit bleek dat klager vlak na het ongeval had gebeld met de hoofdvestiging te Ridderkerk, veilig te stellen. Verweerster heeft nagelaten het type en het model van de stellage te noteren. Verweerster heeft niets gedaan met de berekening van klager van zijn verdiencapaciteit voor en na het ongeval.
3. De behandeling van de zaak van klager heeft veel te lang geduurd.
4. Verweerster heeft de beroepstermijn laten verlopen, terwijl klager wel in beroep wilde. Verweerster zei dat klager geen kans van slagen had en dat hij een andere advocaat moest zoeken.
5. Verweerster reageerde niet op brieven van klager en verzoeken om te worden teruggebeld;
6. Verweerster heeft misbruik gemaakt van het recht; zij heeft wel een toevoeging aangevraagd, maar weinig gedaan om de zaak tot een goed einde te brengen;
7. Verweerster heeft haar eigen declaratie boven een kwalitatief goede dienstverlening gesteld.
1.6 De voorzitter van de raad van discipline heeft voormelde klacht bij beslissing dd. 21 mei 2014 gedeeltelijk als kennelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager heeft tegen deze beslissing geen verzet ingesteld, zodat de beslissing van de voorzitter onherroepelijk is geworden.
1.7 De kantonrechter heeft bij vonnis dd. 18 februari 2015 geoordeeld dat de werkgever niet in zijn bewijsopdracht is geslaagd, dat daarom de aansprakelijkheid van de werkgever voor de schade ten gevolge van het beenletsel en de cognitieve klachten van klager vast staat en dat de schade nader moet worden opgemaakt bij staat.
1.8 Klager heeft zich bij brief dd. 7 april 2015 opnieuw beklaagd over het optreden van verweerster
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerster onvoldoende haar best heeft gedaan, waardoor de kantonrechter bij vonnis dd. 18 februari 2015 heeft geoordeeld dat de werkgever slechts aansprakelijk is voor het been- en het hersenletsel van klager en het letsel aan de schouder en de onderrug niet wordt genoemd;
2. verweerster nalatig is geweest en arrogant in haar communiceren;
3. verweerster een belangrijke termijn om in beroep(cassatie) te gaan heeft laten passeren (enige jaren geleden).
4. verweerster klager schade heeft berokkend omdat er nu een schadevergoeding moet worden toegekend, die slechts op twee van de vier opgelopen letsels wordt berekend.
3 BEOORDELING
3.1 Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is na 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals deze vanaf 1 januari 2015 geldt.
3.2 Artikel 47b lid 1 Advocatenwet bepaalt dat "niemand kan (…) tuchtrechtelijk worden berecht voor een handelen of nalaten waarvoor ten aanzien van hem een onherroepelijk geworden tuchtrechtelijke eindbeslissing is genomen."
3.3 Verweerster heeft haar werkzaamheden voor klager beëindigd in 2012. In 2013 heeft klager zich hierover beklaagd, welke klacht is beoordeeld door de voorzitter van de raad en waarin bij beslissing dd. 21 mei 2014 onherroepelijk is beslist.
3.4 De voorzitter is van oordeel dat hetgeen klager verweerster in de huidige klachtzaak verwijt besloten ligt in de klachtonderdeel 1,4 en 5 van zijn klacht in klachtzaak ZWB 125-2015. Op deze klachtonderdelen is door de voorzitter bij beslissing dd. 21 mei 2014 onherroepelijk beslist.
3.5 Gelet op het bepaalde in artikel 47b lid 1 Advocatenwet kan klager zich niet voor een tweede maal beklagen over het optreden van verweerster. De beslissing van de Kantonrechter dd. 18 februari 2015, waarop klager zijn klacht in deze zaak lijkt te baseren, maakt dit niet anders. De Kantonrechter heeft zich in dit vonnis immers slechts uitgelaten over de vraag of de werkgever van klager in zijn bewijsopdracht was geslaagd, welke vraag door de Kantonrechter negatief is beantwoord. Voor het overige is de Kantonrechter in zijn beslissing uitgegaan van het oordeel van het gerechtshof in zijn arrest dd. 4 oktober 2011 dat enkel het beenletsel en de cognitieve klachten van klager dienden te worden aangemerkt als direct gevolg van het ongeval. Niet gebleken is van nieuwe feiten of omstandigheden, waarmee de voorzitter van de raad bij haar beslissing dd. 21 mei 2014 nog geen rekening heeft kunnen houden.
3.6 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht in alle onderdelen met toepassing van artikel 46j Advocatenwet dan ook kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.
BESLISSING
De voorzitter:
beslist met toepassing van artikel 46 j Advocatenwet dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is.
Aldus gegeven door mr. Poerink als voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 16 september 2015
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 21 september 2015
verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant
Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch.
Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.
Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:
a. Per post
Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad.
Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:
Postbus 1190, 4801 BD Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda
c. Per fax
Het faxnummer van de raad van discipline is:
088-2053737
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.