Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-09-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:205

Zaaknummer

15-274/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Geen belang bij klachten over vermeende ontvreemding van gelden en bezittingen dan wel persoonlijke aangelegenheden van een derde.

Inhoudsindicatie

Niet gebleken dat klagers de toegang tot de woning van die derde is ontzegd noch dat hij financieel nadeel heeft geleden.

Inhoudsindicatie

Klacht gedeeltelijk kenn. niet-ontv./ gedeelelijk kenn. ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van  15 september 2015

in de zaak 15-274/DB/ZWB

 

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

                                   

klager

 

 

tegen:

 

 

verweerder

 

 

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement van met kenmerk, door de raad ontvangen op, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

 

 

 

1             FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.1       Klager heeft enkele jaren de (financiële) zorg voor mevrouw X op zich genomen. Wegens een verhuizing van klager heeft een familielid van mevrouw X, verder te noemen mevrouw Y, de dagelijkse zorg van mevrouw X van klager overgenomen.

1.2       Verweerder heeft de belangen van mevrouw X en haar familie behartigd. Na een drietal geldopnames van de bankrekening van mevrouw X door klager heeft mevrouw Y een bedrag van die bankrekening ondergebracht op de derdengeldenrekening van verweerder.

 

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

 

1.    verweerder zich geld en bezittingen van mevrouw X heeft toegeëigend;

2.    verweerder er onder valse voorwendselen voor heeft gezorgd dat klager geen toegang meer had tot de bankrekening van mevrouw X;

3.    verweerder er voor heeft gezorgd dat klager niet als bewindvoerder van mevrouw X is aangesteld;

4.    verweerder er voor heeft gezorgd dat mevrouw X haar nicht als enige erfgename heeft aangewezen;

5.    verweerder het contact tussen klager en mevrouw X in de weg heeft gestaan;

6.    verweerder de laatste wil van mevrouw X niet heeft gerespecteerd;

7.    verweerder door zijn handelen financiële schade aan klager heeft toegebracht.

 

 

3             VERWEER

3.1       Klager heeft zich bedragen van € 5.000,- , € 1.300,- en € 400,- van de bankrekening van mevrouw X toegeëigend. Het eerste bedrag ad € 5.000,- is door klager met toestemming van mevrouw X naar zijn bankrekening overgemaakt. Klager stelde dat er sprake was van een schenking en mevrouw X dat het een lening betrof.

3.2       Mevrouw Y, familielid van mevrouw X, heeft na de opname van € 1.300,-  een bedrag van € 9.000,- van de bankrekening van mevrouw X gestort op de derdengeldenrekening van verweerder. Dit bedrag is direct na de benoeming van een bewindvoerder overgemaakt naar de rekening van de bewindvoerder.

3.3       Verweerder heeft zich geen gelden of bezittingen van mevrouw X toegeëigend. Verweerder heeft geen bemoeienis gehad met de procedure tot benoeming van een bewindvoerder.

3.4       Verweerder heeft geen bemoeienis gehad met de toegang van klager tot de bankrekening van mevrouw X, noch bij de totstandkoming van het testament.

3.5       Verweerder heeft klager niet de toegang tot mevrouw X ontzegd en is niet betrokken geweest bij de organisatie van de uitvaart.

 

4             BEOORDELING

4.1      Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is na 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals deze vanaf 1 januari 2015 geldt.

4.2      Het klachtrecht is niet in het leven geroepen voor een ieder, doch slechts voor degenen die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn belang getroffen is of kan worden.

4.3      Klager heeft geen eigen belang bij de klachtonderdelen die betrekking hebben op de vermeende ontvreemding van gelden en bezittingen van mevrouw X, noch bij de klachtonderdelen die betrekking hebben op persoonlijke aangelegenheden van mevrouw X, waaronder haar uitvaart. Klager heeft evenmin een eigen belang bij de klachtonderdelen die betrekking hebben op diens toegang tot de bankrekening van mevrouw X en de benoeming van een andere bewindvoerder dan klager. Maatregelen zoals het verlenen van toegang van klager tot de bankrekening van mevrouw X en een eventuele benoeming tot bewindvoerder zijn immers uitsluitend bedoeld om de belangen van mevrouw X te behartigen. Klager heeft hierbij geen eigen persoonlijk belang. Klager heeft evenmin een eigen belang bij de inhoud van het testament van mevrouw X. Vast staat dat klager geen wettelijke erfgenaam van mevrouw X is, zodat klager geen aan hem toekomende rechten zijn ontnomen. Aan eventuele mondelinge toezeggingen van mevrouw X bij leven aan klager kan klager geen rechten ontlenen. Klager kan wegens het ontbreken van een eigen belang niet worden ontvangen in de klachtonderdelen 1,2,3,4 en 6.

4.4      Verweerder betwist klager de toegang tot mevrouw X te hebben ontzegd. Nu de meningen van partijen hierover uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, kan dit klachtonderdeel niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet hierop dat het woord van klager minder geloof verdient dan het woord van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld eerst voldoende aannemelijk moet zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden. Dat nu is ten aanzien van klachtonderdeel 5 niet het geval.

4.5      Klachtonderdeel 7 kan evenmin tot gegrondheid leiden, aangezien niet is komen vast te staan dat klager financieel nadeel heeft geleden. Klager is geen wettelijke erfgenaam van mevrouw X. Klager gaat er derhalve ten onrechte van uit dat hem uit de erfenis van mevrouw X gelden en bezittingen toekomen.

4.6      De voorzitter zal op grond van het bovenstaande met toepassing van artikel 46 j lid 1 beslissen dat de klachtonderdelen 1,2,3,4 en 6 kennelijk niet-ontvankelijk en de klachtonderdelen 5 en 7 kennelijk ongegrond zijn.

 

 

BESLISSING

 

De voorzitter:

 

beslist dat de klachtonderdelen 1,2,3,4 en 6 kennelijk niet-ontvankelijk en de klachtonderdelen 5 en 7 kennelijk ongegrond zijn.

 

Aldus gegeven door mr. P.H. Brandts, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 15 september 2015

 

 

Griffier                                            Voorzitter

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 21 september 2015

 

verzonden aan:

-    klager 

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

 

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch.

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 1190, 4801 BD Breda

 

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is:

088-2053737

 

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.