Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-09-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:223

Zaaknummer

14-221A

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij ongegrond. Aanvragen van een toevoeging voor een tuchtprocedure tegen klager is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Beoordeling van toevoegingsaanvraag is voorbehouden aan de Raad voor Rechtsbijstand. Onjuiste informatieverstrekking door verweerder in dat kader niet komen vast te staan. Klacht over kantooradres niet-ontvankelijk bij gebreke van rechtstreeks belang.

Uitspraak

Beslissing van 7 september 2015

in de zaak 14-221A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 21 augustus 2014 met kenmerk 4014-0332, door de raad ontvangen op 22 augustus 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 19 september 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk, deels kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 19 september 2014 is verzonden aan klager.

1.3 Bij brief van 30 september 2014, door de raad ontvangen op 2 oktober 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 8 december 2014 in aanwezigheid van klager. Bij verzetbeslissing van 2 februari 2014 heeft de raad het verzet gegrond verklaard, de klacht voor nader onderzoek verwezen naar de deken en iedere verdere beslissing aangehouden. De deken heeft klager, conform de overwegingen in de verzetbeslissing, in de gelegenheid gesteld te reageren op de brief van verweerder van 30 mei 2013 aan de Raad voor Rechtsbijstand.

1.5 Bij brief aan de raad van 9 april 2014 (bedoeld is 2015) met

kenmerk 4014-0332, door de raad ontvangen op 10 april 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de nader onderzochte klacht opnieuw ter kennis van de raad gebracht.

1.6 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 juni 2015 in aanwezigheid van klager. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.7 De raad heeft kennis genomen van:

- de in paragraaf 1.5 bedoelde brief van de deken;

- de stukken genummerd 1 tot en met 22 genoemd in de inventarislijst bij de brief van de deken.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager heeft in het verleden de heer A bijgestaan in een letselschadezaak. Nadat de heer A naar een andere advocaat was overgestapt, heeft klager hem gedagvaard tot betaling van enkele declaraties voor een bedrag van circa EUR 5.600,-. Verweerder heeft de heer A in die civiele procedure bijgestaan, voor welke bijstand hij een toevoeging heeft verkregen. De rechtbank heeft zich bij vonnis van 9 oktober 2013 onbevoegd verklaard.

2.3 Verweerder heeft namens de heer A op 25 oktober 2013 bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een tuchtklacht ingediend tegen klager. Verweerder heeft voordien ten behoeve van de heer A ook voor de tuchtprocedure een toevoeging aangevraagd. De Raad voor Rechtsbijstand heeft verweerder verzocht zijn verzoek nader toe te lichten. Verweerder heeft de Raad voor Rechtsbijstand bij brief van 30 mei 2013, voor zover relevant, als volgt bericht:

"Cliënt is ooit bijgestaan door [klager]. Deze heeft met cliënt verboden tariefafspraken gemaakt en daardoor in strijd gehandeld met Regel 24 van de Gedragsregels. Een tamelijk ernstig vergrijp. Te meer nu [klager] van cliënt uit hoofde van die afspraak betaling vordert.

Cliënt die als gevolg van zijn ongeval in 2007 onder meer hersenletsel heeft opgelopen kan niet zelfstandig optreden.

(…)

Een uitspraak van de tuchtrechter is bovendien van groot belang voor de afloop van de civiele procedure.

Kortom, u ziet dat met het entameren en doorvoeren van een tuchtprocedure zowel veel tijd is gemoeid als specialistische kennis is vereist. Daarbij komt dat het niet blijft bij het indienen van een klacht, maar het voeren van een procedure doorgaans, zeker in deze zaak, noodzakelijk is."

2.4 Hierop heeft de Raad voor Rechtsbijstand de toevoeging verleend. Klager heeft de Raad voor Rechtsbijstand gevraagd op welke gronden de toevoeging is verleend aan verweerder. De Raad voor Rechtsbijstand heeft klager op 6 november 2013, voor zover relevant, bericht:

"Voor het indienen van een klacht tegen een advocaat wordt geen toevoeging verstrekt, tenzij:

* er sprake is van een bijzondere feitelijke of juridische ingewikkeldheid of

* er sprake is van zwaarwegende belangen van de rechtzoekende. (…)

Uit de door [verweerder] verstrekte informatie bij de aanvraag heeft de Raad opgemaakt dat hier sprake was van een uitzonderling op de regel en heeft, op basis hiervan een toevoeging verstrekt."

2.5 Verweerder heeft zich, in aanvulling op de klacht van de heer A, bij de Limburgse deken erover beklaagd dat klager de Raad voor Rechtsbijstand buiten zijn medeweten heeft benaderd over de aan verweerder verleende toevoeging. De Raad van Discipline in het ressort 's-Hertogenbosch heeft op 9 maart 2015 uitspraak gedaan.

2.6 Verweerder vermeldt op zijn briefpapier een Amsterdams adres en als "postadres" een postbus in Maastricht.

2.7 Bij brief van 1 mei 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) de Raad voor Rechtsbijstand onjuist heeft geïnformeerd teneinde een toevoeging te verkrijgen voor de rechtsbijstand aan de heer A in de tuchtzaak;

b) ten onrechte suggereert dat hij kantoor houdt te Amsterdam.

3.2 Met Gedragsregel 17 verdraagt zich volgens klager niet dat een advocaat stiekem een toevoeging aanvraagt om tegen een andere advocaat een tuchtprocedure te voeren. Klager heeft met de heer A geen verboden prijsafspraken gemaakt, zoals verweerder in zijn brief van 30 mei 2013 aan de Raad voor Rechtsbijstand schrijft. Voorts stelt verweerder in strijd met de waarheid dat zijn cliënt hersenletsel heeft en dat de uitkomst van de tuchtprocedure van belang is voor de civiele procedure.

3.3 Ter onderbouwing van klachtonderdeel b) stelt klager dat verweerder verwarring zaait  met betrekking tot de plaats waar hij kantoor houdt. Zijn briefpapier vermeldt een kantooradres in Amsterdam en een postbus in Maastricht. Een advocaat hoort volgens klager al het mogelijke te doen om verwarring bij de justitiabelen te voorkomen.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft aangevoerd dat de Raad voor Rechtsbijstand naar aanleiding van de toevoegingsaanvraag hem nog om extra informatie heeft verzocht. Nadat hij deze heeft verstrekt, heeft de Raad voor Rechtsbijstand de toevoeging verleend. Verweerder betwist onder verwijzing naar een brief van de deken in de tuchtprocedure tegen klager en de uitspraak van de civiele rechter in de zaak van klager tegen de heer A dat hij de Raad voor Rechtsbijstand onjuiste informatie heeft verstrekt.

4.2 Onder verwijzing naar de beslissing van 9 maart 2015 van de Raad van Discipline in het ressort 's-Hertogenbosch( ECLI:NL:TADRSHE:2015:67) in de tuchtzaak tegen klager stelt verweerder dat een advocaat ervan uit mag gaan dat de Raad voor Rechtsbijstand op juiste gronden op een toevoegingsaanvraag beslist. Het betaamt een behoorlijk handelend advocaat niet zich tot de Raad voor Rechtsbijstand te wenden met vragen over een door die Raad aan een andere advocaat afgegeven toevoeging. Dit geldt temeer wanneer die toevoeging is afgegeven in een (klacht)zaak tegen de betreffende advocaat.

4.3 Verweerder stelt voorts als advocaat kantoor te houden in Amsterdam en zich uitsluitend van een postbus in Maastricht te bedienen, zonder daar gevestigd te zijn. Klager heeft geen belang bij het klachtonderdeel over de door hem gestelde onduidelijkheid over de plaats waar verweerder kantoor houdt.

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de Raad van Discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a)

5.2 De raad overweegt dat aan de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Die vrijheid mag niet worden beknot ten gunste van de wederpartij, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze door het optreden van de advocaat zouden worden geschaad. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

5.3 Het enkele feit dat verweerder een toevoeging heeft aangevraagd voor de tuchtzaak namens de heer A tegen klager is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. De raad ziet evenmin in dat verweerder alvorens hij de toevoeging aanvroeg, klager daarvan op de hoogte had moeten te stellen. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is, gemeten langs de in 5.2 genoemde maatstaf, geen sprake.

5.4 Ten aanzien van het verwijt dat verweerder de Raad voor Rechtsbijstand onjuist heeft geïnformeerd in de brief van 30 mei 2013 overweegt de raad dat de beoordeling van een toevoegingsaanvraag is voorbehouden aan de Raad voor Rechtsbijstand. De Raad voor Rechtsbijstand heeft na kennisneming van de brief van 30 mei 2013 van verweerder kennelijk geoordeeld dat een van de uitzonderingssituaties als genoemd in 2.4 zich voordoet en de toevoeging afgegeven. De raad treedt niet in dit oordeel. Maar ook indien hier wel een rol voor de tuchtrechter zou zijn weggelegd, geldt dat klager tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd om te kunnen vaststellen dat verweerder de Raad voor Rechtsbijstand onjuist heeft geïnformeerd.

5.5 Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.6 Ter zitting heeft klager zich aan het oordeel van de raad over dit klachtonderdeel gerefereerd.

5.7 De raad overweegt dat het klachtrecht alleen toekomt aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Gesteld noch gebleken is dat klager zelf in verwarring is over het kantooradres van verweerder. Klager klaagt derhalve uit algemeen belang. Het recht om in het algemeen belang een klacht in te dienen is echter voorbehouden aan de deken in het arrondissement waar de advocaat is gevestigd. Klager is, bij gebreke van een rechtstreeks belang ter zake klachtonderdeel b niet-ontvankelijk.

BESLISSING

De raad van discipline

- verklaart klachtonderdeel a) ongegrond;

- verklaart klachtonderdeel b) niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. G. Kaaij,

P. van Lingen, M. Middeldorp en B. Roodveldt, leden, bijgestaan door

mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 september 2015.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 7 september 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

en per gewone post aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager 

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 205 3777 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl