Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-09-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:214

Zaaknummer

15-201A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. Niet gebleken dat verweerster gebruik heeft gemaakt van een valse aangifte en/of een vals huisartsrapport. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 10 september 2015

in de zaak 15-201A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 20 augustus 2015 met kenmerk 4015-0321, door de raad ontvangen op 21 augustus 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.1 Klager en zijn ex-echtgenote zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Zij procederen onder meer over het gezag over en de omgang met hun minderjarige zoon. Verweerster staat de ex-echtgenote van klager bij.

1.2 Op 12 juli 2012 heeft de ex-echtgenote aangifte jegens klager gedaan terzake van mishandeling en bedreiging in de periode van 1 mei 2010 en 12 juli 2012. 

1.3 Bij besluit van 13 juli 2012 van de burgemeester is aan klager een huisverbod opgelegd voor de duur van 10 dagen. Bij besluit van 20 juli 2012 is het huisverbod verlengd met 18 dagen. Het huisverbod is vervolgens ingetrokken omdat de ex-echtgenote de woning van klager inmiddels had verlaten.

1.4 In een handgeschreven verklaring van de huisarts van de ex-echtgenote  van 16 augustus 2012 staat het volgende:

“Bij [de ex-echtgenote, vzt.] heb ik geconstateerd dat er op beide onderbenen 4 bloeduitstortingen zitten van een aantal weken geleden, evenals op [de rest is onleesbaar, vzt.]”

1.5 In april 2015 heeft verweerster namens de ex-echtgenote een verzoekschrift ingediend strekkende tot verkrijging van het eenhoofdig gezag over de minderjarige zoon van klager en de ex-echtgenote. Voorts heeft verweerster de rechtbank verzocht klager te verbieden met de minderjarige zoon naar het buitenland te reizen.

1.6 Bij brief van 6 mei 2015 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij (a) een procedure is gestart op grond van een valse aangifte van mishandeling om daarmee klager te verbieden contact te hebben met zijn minderjarige zoon en (b) met behulp van een vals medisch rapport en een valse aangifte tegenover de rechtbank heeft gesteld dat er tussen klager en zijn ex-echtgenote ernstige communicatieproblemen bestaan. Volgens klager heeft verweerster hiermee zijn eer en goede naam geschonden.

3 VERWEER

3.1 Verweerster betwist dat sprake is van een valse aangifte en/of een vals huisartsrapport en dat zij tekort is geschoten omdat zij deze in het geding heeft gebracht. Verweerster betwist voorts dat zij ten doel heeft de naam van klager zwart te maken. In haar werk als advocaat staat het belang van haar cliënte – in dit geval de ex-echtgenote – centraal en staat zij enkel deze cliënte bij. Verweerster heeft van haar cliënte vernomen dat er ernstige communicatieproblemen zijn en dat klager van plan is zijn zoon mee te nemen naar Egypte. De ex-echtgenote heeft verweerster daarom verzocht een verzoek strekkende tot verkrijging van het eenhoofdig gezag in te dienen, alsmede een verbod voor klager om met hun minderjarige zoon naar het buitenland te reizen. Verweerster heeft in het belang van haar cliënt gehandeld en heeft ook enkel gehandeld vanuit de wensen en verzoeken van haar cliënte.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht betreft het handelen van verweerster als advocaat van een wederpartij. Uitgangspunt bij het beoordelen van een dergelijke klacht is dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

4.2 De voorzitter overweegt als volgt. Beide klachtonderdelen zien op het gebruik door verweerster van een volgens klager valse aangifte en/of een vals huisartsrapport in de procedure(s) tussen klager en zijn ex-echtgenote. De voorzitter is van oordeel dat niet is gebleken van een valse aangifte en/of van een valse huisartsverklaring. Klager heeft zijn stelling op dit punt niet onderbouwd. Er is voorts geen reden gebleken om aan te nemen dat verweerster had moeten vermoeden dat de aangifte en/of het huisartsrapport vals waren en er om die reden geen gebruik van had mogen maken. Het is, anders dan klager lijkt te veronderstellen, niet aan verweerster om te bewijzen dat klager zijn ex-echtgenote heeft mishandeld. Verweerster mocht afgaan op de informatie van haar cliënte nu zij aan de juistheid daarvan niet hoefde te twijfelen. Klager lijkt er aan voorbij te gaan dat verweerster het standpunt van haar cliënte vertolkt hetgeen bij uitstek ook de taak van verweerster is. Verweerster valt dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.

4.3 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 10 september 2015.

Griffier  Voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 10 september 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamernummer BRO 3.02, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam (fax: 088-2053702). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.