Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-09-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:232

Zaaknummer

15-132A

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat. Onvoldoende zorgvuldigheid betracht bij overdracht zaak. Klacht (deels) gegrond. Berisping.

Uitspraak

Beslissing van 21 september 2015

in de zaak 15-132A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 20 mei 2015 met kenmerk 4014-0983, door de raad ontvangen op 21 mei 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 4 augustus 2015 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in § 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 17 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klaagster heeft zich in verband met een arbeidsrechtelijk geschil met de gemeente tot verweerder gewend.

2.3 Verweerder heeft namens klaagster een procedure tegen de gemeente gevoerd bij de rechtbank Amsterdam. Klaagster is door de rechtbank in het gelijk gesteld.

2.4 Per e-mail van 15 maart 2014 heeft verweerder klaagster meegedeeld dat hij vanwege een burn-out de zaak heeft overgedragen aan mr. M. Verweerder had voor die overdracht geen toestemming aan klaagster gevraagd. Klaagster heeft mr. M. op 30 maart 2014 verzocht de zaak over te dragen aan mr. L. De overdracht van de zaak aan mr. L. heeft enige tijd geduurd.

2.5 De gemeente is in hoger beroep gegaan tegen de uitspraak van de rechtbank bij de Centrale Raad van Beroep (hierna CRvB). Verweerder heeft bij de CRvB een verweerschrift namens klaagster ingediend. De zitting bij de CRvB heeft plaatsgevonden op 3 april 2014. Klaagster was van die zitting niet op de hoogte. Zij is niet vertegenwoordigd geweest.

2.6 Op 28 mei 2014 heeft de CRvB de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De uitspraak is op diezelfde dag aan verweerder gezonden en op 4 juni 2014 in de administratie van verweerder geregistreerd.

2.7 Zowel klaagster als mr. L. hebben verweerder meerdere malen verzocht om toezending van de uitspraak van de CRvB, onder meer op 23 juni, 23 juli, 24 juli en 28 juli 2014. Verweerder heeft eind juli 2014 aan dit verzoek voldaan.

2.8 Klaagster heeft zich op het dekenspreekuur van 18 december 2014 over verweerder beklaagd.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) niet in overleg met en met instemming van klaagster haar zaak heeft overgedragen aan mr. M.;

b) klaagster niet tijdig op de hoogte heeft gesteld van de voortgang in de procedure in hoger beroep en klaagster niet in kennis heeft gesteld van de datum van de zitting in hoger beroep;

c) niet adequaat heeft gereageerd op verzoeken van klaagster om afgifte van stukken uit het dossier;

d) de toevoeging heeft gedeclareerd.

4 BEOORDELING

4.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het oude recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdelen a), b) en c)

4.2 Deze klachtonderdelen hangen samen en zien op de overdracht van de zaak aan mr. M. De raad overweegt hierover het volgende. Verweerder heeft niet betwist dat hij de zaak zonder mededeling aan en instemming van klaagster aan mr. M. heeft overgedragen. Verweerder heeft ter zitting nader toegelicht dat hij een burn-out had en al zijn zaken medio maart 2014 had overgedragen aan advocaten, waarna hij naar het buitenland is vertrokken en enige tijd – verweerder is op 1 mei 2014 teruggekeerd – onbereikbaar is geweest. Hij had op dat moment ook geen kantooradres meer, maar slechts een postbus, aldus verweerder. Ten tijde van de overdracht van de zaak van klaagster aan mr. M. medio maart 2014 liep procedure in hoger beroep bij de CRvB nog. Desgevraagd heeft verweerder verklaard dat hij mr. M. niet heeft verzocht zich in die procedure voor klaagster te stellen. Dit heeft tot gevolg gehad dat verweerder bij de CRvB nog als behandelend advocaat van klaagster stond geregistreerd en de oproep voor de zitting naar het kantooradres van verweerder moet zijn gestuurd. De oproep is vervolgens niet doorgeleid aan mr. M. en/of klaagster, aangezien verweerder op dat moment in het buitenland zat en zijn praktijk niet werd waargenomen. Mr. M. noch klaagster was derhalve op de hoogte van de datum van de zitting bij de CRvB en klaagster is aldaar niet vertegenwoordigd geweest.

4.3 De raad is van oordeel dat verweerder, door de zaak zonder instemming van klaagster over te dragen aan mr. M., zich er niet van te vergewissen dat mr. M. zich voor klaagster zou stellen bij de CRvB en na de overdracht aan mr. M. enige tijd onbereikbaar te zijn geweest en geen voorziening te hebben getroffen voor de post, waardoor de oproep voor de zitting bij de CRvB mr. M. noch klaagster heeft bereikt, onvoldoende zorg heeft betracht bij de overdracht van de zaak aan mr. M. Klachtonderdelen a) en b) zijn daarom gegrond. Verweerder heeft overigens ook erkend dat hij de zaak niet goed heeft overgedragen.

4.4 Wat betreft het verwijt van klaagster dat verweerder niet adequaat heeft gereageerd op verzoeken om afgifte van stukken uit het dossier overweegt de raad dat dit klachtonderdeel met name betrekking heeft op de afgifte van de uitspraak van de CRvB van 28 mei 2014 aan mr. L. dan wel klaagster. Verweerder heeft ter zitting niet betwist dat hij de uitspraak pas eind juli 2014 aan mr. L. dan wel klaagster heeft gestuurd, terwijl de uitspraak (in ieder geval) al op 4 juni 2014 in zijn bezit was en zowel klaagster als mr. L. hem herhaaldelijk om toezending heeft verzocht. Verweerder heeft op die verzoeken wel gereageerd, bijvoorbeeld door in twijfel te trekken of klaagster zich wel door mr. L. wilde laten bijstaan, maar heeft de uitspraak van de CRvB pas eind juli 2014 verstrekt. Verweerder heeft hiervoor geen afdoende verklaring gegeven. Dat er destijds veel speelde en hij nog niet helemaal hersteld was van zijn burn-out, zoals verweerder heeft aangevoerd, is daartoe naar het oordeel van de raad onvoldoende. Ook klachtonderdeel c) is gegrond. 

Ad klachtonderdeel d)

4.5 Ter zitting is gebleken dat klaagster tevens heeft beoogd te klagen over het feit dat verweerder de toevoeging heeft gedeclareerd, terwijl hij haar belangen in de hogerberoepprocedure bij de CRvB volgens klaagster niet heeft behartigd.

4.6 De raad overweegt dat een klachtrecht alleen diegene toekomt die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn belang getroffen is of kan worden. De raad is van oordeel dat klaagster niet in haar belang wordt of kan worden getroffen doordat verweerder de toevoeging heeft gedeclareerd. Dit ziet immers op de relatie tussen verweerder en de opvolgend advocaten en de opvolgend advocaten hebben hierover niet geklaagd. Bovendien heeft verweerder gesteld dat hij ten behoeve van de hogerberoepprocedure namens klaagster een verweerschrift heeft ingediend bij de CRvB. Klaagster heeft dit niet, althans onvoldoende betwist. Anders dan klaagster heeft gesteld heeft verweerder dus wel werkzaamheden ten behoeve van de hogerberoepprocedure bij de CRvB verricht. Klaagster is in klachtonderdeel d) niet-ontvankelijk.

4.7 De raad acht het overigens wel onzorgvuldig van verweerder dat hij niet, voordat hij de toevoeging declareerde, bij de opvolgend advocaten van klaagster heeft geverifieerd of zij werkzaamheden op de toevoeging hadden verricht.   

5 MAATREGEL

5.1 Verweerder heeft bij de overdracht van de zaak van klaagster aan mr. M. en ook daarna onvoldoende zorg betracht. Als gevolg daarvan is klaagster niet bijgestaan op de zitting bij de CRvB en heeft zij de uitspraak twee maanden te laat ontvangen. Uitsluitend doordat de beslissing van de CRvB voor klaagster gunstig heeft uitgepakt, heeft zij van deze gang van zaken inhoudelijk geen nadelige gevolgen ondervonden. Dat het, zoals verweerder heeft aangevoerd, een ongelukkige samenloop van omstandigheden is geweest doordat de overdracht van de zaak van mr. M. aan mr. L. enige tijd heeft geduurd en juist in die periode de zitting bij de CRvB heeft plaatsgevonden, doet aan het voorgaande niet af. De raad rekent het verweerder verder zwaar aan dat hij op verzoeken om toezending van de uitspraak van de CRvB niet adequaat heeft gereageerd. De raad acht de maatregel van berisping passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdelen a), b) en c) gegrond;

- verklaart klaagster in klachtonderdeel d) niet-ontvankelijk;

- legt aan verweerder de maatregel van berisping op.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. G. Kaaij, P. van Lingen, B. Roodveldt en H.C.J.M. Karskens, leden, bijgestaan door mr.  S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 september 2015.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 21 september verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

en per gewone post aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan, ten aanzien van klachtonderdeel d) hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster 

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan, ten aanzien van de klachtonderdelen a), b) en c) hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 205 3777 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl