Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-09-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:231

Zaaknummer

15-082A

Inhoudsindicatie

Verzet. Klacht tegen eigen advocaat over kwaliteit dienstverlening. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 21 september 2015

in de zaak 15-082A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 23 april 2015 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 4 november 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 26 maart 2015 met kenmerk 4014-0823, door de raad ontvangen op 27 maart 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 23 april 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 23 april 2015 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 30 april 2015, door de raad ontvangen op 7 mei 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 4 augustus 2015 in aanwezigheid van klager. Verweerder had de raad vooraf bericht niet aanwezig te zullen zijn. Van de behandeling is geen proces-verbaal opgemaakt.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 30 april 2015 en de brief van verweerder met bijlagen van 15 juni 2015.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Voor zover daartegen in verzet wordt opgekomen, komt de raad daarop hieronder, in 4.3 nog terug.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

a) in 1.2 van de beslissing van de voorzitter ten onrechte staat dat mr. X de behandeling van de zaak op verzoek van klager heeft overgenomen nadat verweerder zich ziek had gemeld;

b) klager schoorvoetend akkoord is gegaan met het door verweerder opgestelde verzoekschrift, omdat verweerder stelde dat het ter zitting genuanceerd kon worden, hetgeen hij vervolgens niet heeft gedaan;

c) het onjuist is, zoals in 3.6 van de beslissing van de voorzitter is overwogen, dat klager ter onderbouwing van zijn stelling dat verweerder ter zitting niet adequaat voor hem is opgetreden slechts heeft gewezen op het feit dat verweerder de dag na de zitting ziek is geworden. De ziekmelding, in combinatie met de mededeling van de kantoorgenote van verweerder dat verweerder een burn-out had, duidt erop dat verweerder al langer ziek was en verweerder ter zitting derhalve niet adequaat voor klager is opgetreden;

d) het juist is dat klager niet heeft onderbouwd dat verweerder te veel uren aan zijn zaak heeft besteed. Klager kán dat niet onderbouwen, aangezien verweerder zelf niet heeft onderbouwd dat hij de door hem gestelde uren daadwerkelijk aan de zaak heeft besteed.

 

4 BEOORDELING

4.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is ingediend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het oude recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3 Tegen de vaststelling van de feiten wordt opgekomen met de (in 3.1 vermelde) verzetgrond a). De raad zal hierop eerst ingaan. Klager stelt dat hetgeen in de beslissing van de voorzitter in §1.2 staat vermeld onjuist is, aangezien mr. X heeft voorgesteld de zaak van verweerder over te nemen nadat klager mr. X had verteld voornemens te zijn een klacht tegen verweerder in te dienen en het dus niet zo is dat mr. X de zaak op verzoek van klager heeft overgenomen.

4.4 De raad overweegt hierover dat wat hier verder ook van zij, mr. X uiteindelijk wel met goedvinden van klager de zaak van verweerder heeft overgenomen. Hoe de overname van de zaak door mr. X precies tot stand is gekomen is verder niet van belang voor de beoordeling van het door klager ingestelde verzet.

4.5 De overige verzetgronden van klager zien op de behartiging van zijn belangen door verweerder. Zo heeft klager aangevoerd dat hij schoorvoetend met (de inhoud van) het verzoekschrift akkoord is gegaan, omdat verweerder stelde dat het ter zitting genuanceerd kon worden, hetgeen verweerder vervolgens niet heeft gedaan. De raad overweegt dat, indien klager het niet eens was met de aanpak van verweerder, het op zijn weg had gelegen om dit aan verweerder duidelijk te maken. Niet is gebleken dat klager dat heeft gedaan. Integendeel, hij heeft juist met (de inhoud van) het verzoekschrift ingestemd. Dat verweerder ter zitting niet adequaat voor klager zou hebben opgetreden, zoals klager heeft aangevoerd, kan de raad niet vaststellen. Klager heeft zijn klacht op dit punt, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerder, onvoldoende onderbouwd. Het enkele feit dat verweerder zich de dag na de zitting ziek heeft gemeld, volgens een daarop volgende mededeling van een kantoorgenote wegens een burn-out, is daartoe onvoldoende. Ook het klachtonderdeel dat ziet op het aantal uren dat verweerder aan de zaak van klager heeft besteed, heeft klager niet  onderbouwd.   

4.6 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. G. Kaaij, P. van Lingen, B. Roodveldt en S. van Andel, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 september 2015.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 21 september 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

en per gewone post aan:

         - de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.