Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-09-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:225

Zaaknummer

15-198A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. De klachtonderdelen zijn kennelijk ongegrond. Klager heeft zijn klachten op geen enkele manier onderbouwd.

Uitspraak

Beslissing van 21 september 2015

in de zaak 15-198A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 20 augustus 2015 met kenmerk 4015-0154, door de raad ontvangen op 21 augustus 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Advocate C. was voor haar beëdiging in dienst van het kantoor van verweerder. Na haar beëdiging is ze op hetzelfde adres – als het kantoor van verweerder – haar eigen kantoor begonnen.

1.3 C. heeft klager bijgestaan in een arbeidsrechtzaak. De opdracht in dat dossier is op 13 augustus 2014 aan klager bevestigd. De opdrachtbevestiging staat op naam van verweerder. C. heeft de bevestiging namens verweerder ondertekend.

1.4 Tussen klager en verweerder heeft tweemaal contact plaatsgevonden. Eenmaal telefonisch en klager is eenmaal op het kantoor van verweerder langsgekomen.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder klager heeft voorgesteld alle door klager betaalde eigen bijdragen te zullen terugbetalen als klager zijn klacht bij de Raad voor Rechtsbijstand zou intrekken;

b) verweerder heeft geprobeerd klager over te halen zijn klacht tegen C. in te trekken;

c) verweerder zich heeft uitgegeven als boekhouder van C.;

d) verweerder, namens C., met klager heeft gesproken in het door C. behandelde dossier terwijl verweerder in het verleden klagers wederpartij heeft bijgestaan. Door aldus te handelen heeft verweerder tegenstrijdige belangen gediend;

e) verweerder heeft bemiddeld in de door klager tegen C. ingediende klacht.

3 VERWEER

3.1 Ten aanzien van klachtonderdeel a) voert verweerder allereerst aan dat hij niet gaat over het kantoor van C. Hij kan dergelijke uitspraken derhalve niet doen. Verweerder wijst er verder op dat het niet ging om een klacht maar om een verzoek de toevoeging(en) in te trekken. Omdat klager daar financieel niet bij gebaat zou zijn heeft verweerder hem ontraden de toevoeging in te trekken.

3.2 Verweerder betwist klachtonderdeel c) uitdrukkelijk. Met betrekking tot klachtonderdeel d) voert verweerder aan dat uit zijn archief niet blijkt dat hij ooit de wederpartij van klager heeft bijgestaan. Ten aanzien van klachtonderdeel e) werpt verweerder op dat er geen gedragsregel bestaat die bemiddeling verbiedt. Verweerder wilde slechts een luisterend oor bieden.

3.3 Verweerder heeft de klacht ook overigens gemotiveerd bestreden. Op het verweer wordt hierna waar nodig ingegaan.

4 BEOORDELING

4.1 De klachtonderdelen zullen gezamenlijk worden behandeld.

4.2 De voorzitter stelt voorop dat het aan klager is om de feiten waarop hij zijn klachten baseert, aannemelijk te maken. Klager heeft zijn klachten op geen enkele manier onderbouwd.

4.3 Verweerder heeft de verschillende klachtonderdelen gemotiveerd betwist. Verweerder heeft uiteengezet op welke manier hij bij de zaak betrokken is geweest en hoe het verloop van zijn contact met klager is geweest. Verweerder heeft voorts gesteld dat hij klager heeft willen behoeden voor hoge kosten en klager om die reden heeft afgeraden te verzoeken om intrekking van de afgegeven toevoeging(en).

4.4 De voorzitter ziet geen enkel tuchtrechtelijk verwijt in de handelwijze van verweerder. De klachtonderdelen zijn dan ook kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S.M. Balkema als griffier op 21 september 2015.

Griffier  Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 21 september 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamernummer BR302, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam (fax: 088-2053702). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.