Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-09-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:212

Zaaknummer

15-053NH

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat. Advocaat zou niet met de vereiste voortvarendheid een toevoegingsaanvraag hebben ingediend. Klacht gegrond. Waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 14 september 2015

in de zaak 15-053NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 24 februari 2015 met kenmerk td/md/14-249, door de raad ontvangen op 26 februari 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 6 juli 2015 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in § 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 16 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager is op 3 december 2013 door het Juridisch Loket doorverwezen naar een kantoorgenoot van verweerder, mr. S., betreffende een kwestie van smaad, laster en bedreiging door een criminele organisatie. Op 12 december 2013 heeft klager een gesprek gehad met mr. S. Mr. S. heeft de zaak  vervolgens overgedragen aan verweerder.

2.3 Op 10 januari 2014 heeft een eerste gesprek plaatsgevonden tussen klager en verweerder. Verweerder heeft klager in dat gesprek medegedeeld dat hij eerst een toevoeging voor klager zou aanvragen en dat hij pas na afgifte van die toevoeging de zaak zou accepteren en werkzaamheden zou gaan verrichten.

2.4 Op 16 januari 2014 heeft klager telefonisch contact opgenomen met verweerder. Klager is verzocht om legitimatiebewijzen van hem en zijn echtgenote aan verweerder te zenden, zodat een toevoeging kon worden aangevraagd. Bij e-mail van diezelfde dag heeft klager de legitimatiebewijzen naar verweerder gestuurd.

2.5 Klager heeft op 11 februari 2014 wederom telefonisch contact opgenomen met (het kantoor van) verweerder. De secretaresse van verweerder heeft klager medegedeeld dat er nog geen toevoeging voor hem was aangevraagd.

2.6 Op 13 februari 2014 heeft verweerder namens klager een toevoeging aangevraagd.

2.7 Op 18 februari 2014 heeft een tweede gesprek plaatsgevonden tussen klager en verweerder.

2.8 Naar aanleiding van de toevoegingsaanvraag van verweerder heeft de Raad voor Rechtsbijstand (hierna “RvR”) hem bij brief van 5 maart 2014 medegedeeld dat de persoonsgegevens van de partner van klager nog ontbraken en verzocht de gevraagde informatie voor 2 april 2014 aan de RvR toe te zenden.

2.9 Bij e-mail van 25 maart 2014 heeft klager verweerder gevraagd of hij al een reactie had ontvangen op de toevoegingsaanvraag. Verweerder heeft hierop niet gereageerd.

2.10 Bij brief van 4 april 2014 heeft de RvR verweerder nogmaals verzocht de nog ontbrekende informatie betreffende de partner van klager aan de RvR toe te zenden.

2.11 Op 15 april 2014 heeft klager telefonisch contact opgenomen met de RvR. De RvR heeft klager medegedeeld dat verweerder verzocht is om aanvullende informatie, op welk verzoek verweerder niet heeft gereageerd waarna een herinnering is gestuurd waarop verweerder evenmin heeft gereageerd. Klager heeft verweerder hiervan bij e-mail van 16 april 2014 op de hoogte gesteld.

2.12 Bij besluit van 16 april 2014, verzonden op 18 april 2014, heeft de RvR de toevoegingsaanvraag buiten behandeling gesteld omdat de persoonsgegevens van de partner van klager ontbraken. De RvR heeft daarbij aangegeven dat hij de gegevens van de partner van klager graag alsnog ontvangt.

2.13 Klager heeft verweerder bij e-mail van 23 april 2014 verzocht alsnog de door de RvR verzochte gegevens aan de RvR te verstrekken. 

2.14 Klager heeft telefonisch contact opgenomen met (het kantoor van) verweerder om te verifiëren of hij wel het juiste e-mailadres van verweerder gebruikte, omdat hij geen reactie van verweerder ontving. Het e-mailadres was correct en de secretaresse van verweerder zou verweerder informeren over de e-mail van klager. Klager heeft niets meer vernomen van verweerder.

2.15 Bij brief van 1 augustus 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij niet met de vereiste voortvarendheid namens klager een toevoegingsaanvraag heeft ingediend, waardoor klager in zijn verdediging is geschaad.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert aan dat de zaak van klager een zeer complex geschil betreft. Tijdens het intakegesprek heeft verweerder aangegeven dat eerst diende te worden onderzocht of klager voor gefinancierde rechtsbijstand in aanmerking kwam en dat hij de zaak pas na het afgeven van een toevoeging kon accepteren en werkzaamheden kon verrichten. Op 13 februari 2014 is, na telefonisch overleg met de RvR, een toevoeging aangevraagd. De aanvraag is op 16 april 2014 buiten behandeling gesteld vanwege het ontbreken van gegevens van de echtgenote van klager.

4.2 Op 29 april 2014 is wederom telefonisch contact opgenomen met de RvR. Een medewerker van de RvR heeft in dat gesprek gezegd dat de ontbrekende gegevens alsnog konden worden toegezonden en dat de aanvraag moest worden gemuteerd, waarna een verzoek herziening besluit kon worden gedaan. Verweerder heeft een en ander bij brief van 29 april 2014 aan de RvR bevestigd. Na telefonisch contact met de RvR op 11 augustus 2014 is echter gebleken dat de RvR de brief van 29 april 2014 niet had ontvangen. Deze brief is op 12 augustus 2014 nogmaals naar de RvR gestuurd.

4.3 Verweerder  betreurt het dat klager zo lang op zijn toevoeging heeft moeten wachten. Uit het feit dat de laatste e-mail van klager dateert van 23 april 2014 concludeert verweerder echter dat klager kennelijk ook begreep dat het niet sneller ging. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake, aldus verweerder.

 

 

5 BEOORDELING

5.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2 De raad stelt voorop dat een advocaat gehouden is de aan hem toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen. Van een advocaat mag verwacht worden dat hij  reageert  op berichten van zijn cliënt. Aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval moet beoordeeld worden of een handelen of nalaten in deze zin tuchtrechtelijk verwijtbaar is. 

5.3 Niet is in geschil dat, na het intakegesprek op 10 januari 2014, verweerder pas op 13 februari 2014 een toevoeging voor klager heeft aangevraagd, nadat klager tot tweemaal toe telefonisch contact had opgenomen met (het kantoor van) verweerder. De aanvraag is vervolgens op 16 april 2014 buiten behandeling gesteld, nadat verweerder tot twee keer toe niet had gereageerd op het verzoek van de RvR om de nog ontbrekende gegevens van de echtgenote van klager toe te sturen. Verweerder heeft desgevraagd ter zitting geen duidelijkheid kunnen verschaffen over de reden waarom er niet op de verzoeken van de RvR is gereageerd. Het had  op de weg van verweerder gelegen om hierover opheldering te geven.

5.4 De raad is van oordeel dat verweerder, door ruim een maand te wachten met het indienen van een toevoegingsaanvraag en door - ondanks rappellen van de RvR én klager - niet (tijdig) te reageren op verzoeken van de RvR om de nog ontbrekende gegevens aan de RvR toe te sturen, niet de vereiste voortvarendheid bij de aanvraag om een toevoeging heeft betracht. Dit geldt temeer nu verweerder de zaak van klager pas in behandeling zou nemen nadat de toevoeging was verleend. Zeker in dat geval mag van een advocaat worden verwacht de toevoegingsaanvraag met de nodige voortvarendheid te betrachten.

5.5 Het verweer dat verweerder bij brief van 29 april 2014 een aanvraag tot mutatie van de toevoeging heeft ingediend, kan hieraan niet afdoen. Verweerder heeft  bovendien niet kunnen aantonen dat deze brief inderdaad op 29 april 2014 is verzonden en niet pas (voor het eerst) op 12 augustus 2014.

5.6 Ter zitting is overigens duidelijk geworden dat in november 2014 alsnog een toevoeging voor klager is afgegeven. Verweerder kon echter desgevraagd niet aangeven of de toevoeging inderdaad is afgegeven en/of door hem is gedeclareerd.

5.7 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht gegrond is. Dat de handelwijze van verweerder heeft gezorgd voor vertraging in de zaak van klager staat wel vast, maar of klager hierdoor ook in zijn verdediging is geschaad, zoals hij stelt, kan de raad niet vaststellen.

6 MAATREGEL

6.1 Met inachtneming van de omstandigheden van het geval acht de raad het opleggen van de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt verweerder de maatregel van enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. J.M. van de Laar, M. Middeldorp, B.J. Sol en S. van Andel, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 september 2015.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 14 september 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

en per gewone post aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 205 3777 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl