Rechtspraak
Uitspraakdatum
27-03-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2015:156
Zaaknummer
11/13
Inhoudsindicatie
Het feit dat klager een paar keer met verweerder heeft gesproken (verweerder had (nog) geen opdracht aanvaard) en vervolgens de wederpartij van klager is gaan bijstaan, is niet zonder meer tuchtrechtelijk toelaatbaar. Dit is afhankelijk van de omstandigheden, zoals onder meer het feit hoeveel en welke informatie aan de advocaat is verstrekt. In casu is niet gebleken dat verweerder niet tegen klager mocht optreden; klager heeft zijn stellingen niet nader onderbouwd. Klacht ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 27 maart 2015
in de zaak 11/13
naar aanleiding van de klacht van:
de heer [ ]
klager
tegen
mr. [ ]
verweerder
gemachtigde: mr. [ ]
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 29 januari 2013 met kenmerk 012/013 KG013, door de raad ontvangen op 30 januari 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 19 februari 2015 in aanwezigheid van klager en verweerder. Verweerder wordt bijgestaan door mr. M. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Begin 2012 is klager langs geweest bij het kantoor van verweerder. Klager heeft in die tijd met diverse advocaten van het kantoor van verweerder, waaronder verweerder zelf, gesproken en gevraagd hem rechtskundige bijstand te verlenen. Geen van de advocaten was bereid klager bij te staan.
2.3 De tegenpartij van klager heeft zich ook bij het kantoor van verweerder gemeld en wel bij verweerder zelf. De tegenpartij was de ex-vriendin van klager met wie hij een relatie had gehad.
2.4 Bij brief 18 september 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
verweerder, ondanks het feit dat hij uitvoerig met klager heeft gesproken en van deze informatie heeft ontvangen, vervolgens de tegenpartij van klager is gaan bijstaan, terwijl hij eerder had laten weten klager niet te willen bijstaan. Verweerder mocht de tegenpartij van klager niet bijstaan omdat klager in een aantal gesprekken uitgebreide inhoudelijke informatie heeft gegeven, die nadien tegen klager is gebruikt.
4 VERWEER
4.1 Klager heeft medio februari 2012 contact opgenomen met het kantoor van verweerder. Klager heeft met verweerder zelf gesproken en met een aantal kantoorgenoten van verweerder. Verweerder heeft klager te kennen gegeven dat hij hem niet wilde bijstaan. Medio april 2012 heeft de ex-vriendin van klager zich tot verweerder gewend met het verzoek om rechtsbijstand omdat zij hinderlijk werd gevolgd door klager. De voorzieningenrechter van de rechtbank G. heeft in haar vonnis van 6 juli 2012 aan klager een straat- en contactverbod opgelegd. Verweerder heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Verweerder meende dat het hem vrij stond om de ex-vriendin van klager bij te staan omdat klager nimmer cliënt is geweest van verweerder dan wel van zijn kantoor. Verweerder beschikte bovendien niet over vertrouwelijke informatie ten aanzien van de kwestie waarin hij de ex vriendin van klager bijstond. Verweerder heeft geen inhoudelijke gesprekken met klager gevoerd.
5 BEOORDELING
5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
5.2 De raad stelt vast dat verweerder een paar keer met klager heeft gesproken en, zoals ter zitting is gebleken, op een gegeven moment een voorschot aan klager heeft gevraagd alvorens hij de zaak van klager wilde aannemen. Deze gang van zaken brengt niet mee dat klager daardoor cliënt van verweerder is geworden, nu onbetwist vast staat dat klager het voorschot niet heeft betaald.
5.3 Naar het oordeel van de raad betekent dit echter ook niet zondermeer dat verweerder de tegenpartij van klager mocht bijstaan. Denkbaar is immers dat in gesprekken tussen een advocaat en een rechtzoekende zoveel informatie is verstrekt dat het de advocaat niet meer vrijstaat om voor de tegenpartij op te treden, ook als hij geen opdracht heeft aanvaard van de rechtzoekende. Vervolgens is dan van belang over welke informatie de advocaat beschikte om te kunnen beoordelen of hij voor de tegenpartij van de derde mocht optreden. Klager heeft in het onderhavige geval niet kunnen onderbouwen over welke informatie verweerder beschikte op grond waarvan verweerder niet voor de tegenpartij van klager mocht optreden. Klager heeft weliswaar gesteld dat verweerder op de hoogte was van de vermeende mishandeling door klager van zijn toenmalige vriendin, maar deze informatie heeft verweerder, naar hij stelt, van zijn cliënte, de vriendin van klager, ontvangen. Niet gebleken is dat dit onjuist is, terwijl klager evenmin heeft aangegeven welke specifieke informatie hij verder nog aan klager heeft verstrekt die vervolgens in procedures tussen klager en zijn ex-vriendin tegen klager is gebruikt. De klacht is dan ook ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
oordeelt de klacht ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, voorzitter, mrs. J.A. Holsbrink, G.E.J. Kornet, H.J. Meijer, E.H. de Vries, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 maart 2015.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 9679, 4801 LT Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl