Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-10-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:211

Zaaknummer

L 53 - 2015

Inhoudsindicatie

Klagers verwijten verweerder niet te reageren op correspondentie van hun advocaat, ten onrechte een deurwaarder te hebben ingeschakeld, te weigeren een hypothecaire inschrijving door te halen en valse gegevens aan de Rechtbank en Hof te verstrekken. De brieven waarop verweerder niet heeft gereageerd bevatten geen vraag en behoefden dus geen reactie. Verweerder heeft aangekondigd dat hij een deurwaarder zou inschakelen en dus conform gedragsregel 19 gehandeld. Niet is komen vast te staan dat de hypothecaire inschrijving moest worden doorgehaald en evenmin is komen vast te staan dat valse gegevens zijn verstrekt.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 5 oktober 2015

in de zaak L 53 - 2015

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

 

klagers

 

 

tegen:

 

 

 

verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 8 april 2015 met kenmerk DOK 14-113 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 29 juni 2015 in aanwezigheid van de gemachtigde van klagers en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van de hiervoor genoemde brief van de deken met de daarbij behorende bijlagen.

 

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      In de periode september 1994 tot september 1997 heeft verweerder als advocaat voor klagers opgetreden. Verweerder heeft in 1997 zijn werkzaamheden beëindigd, waarna klagers zijn overgestapt naar een andere advocaat. Omdat klagers aan verweerder nog een groot bedrag aan declaraties verschuldigd waren is op 20 februari 1998, met instemming van de toenmalige deken, door klagers een hypothecaire zekerheid gegeven ter hoogte van ƒ 123.000,00 op het onroerend goed aan de Raadhuisstraat 18-20 te Beek ten gunste van verweerder.

2.2      Na een reeks van disputen, begrotingen en gerechtelijke procedures, vordert verweerder van klagers nog betaling van proceskosten uit hoofde van een vonnis van de rechtbank Limburg van 10 april 2013 ter hoogte van € 4.988,50, alsmede betaling van verbeurde dwangsommen.

2.3      Klagers hebben het hiervoor genoemde bedrag aan proceskosten op 21 mei 2014 op de derdengeldenrekening van hun huidige advocaat betaald. Deze advocaat heeft verweerder bij brief van 22 mei 2014 laten weten dat hij van klagers de instructie had gekregen om de proceskostenveroordeling aan verweerder door te betalen nadat verweerder zou zijn overgegaan tot doorhaling van de hypothecaire inschrijving. Bij brief van 2 juni 2014 heeft de huidige advocaat van klagers verweerder laten weten dat de proceskostenveroordeling ter betaling klaar stond en verzocht om het juiste bankrekeningnummer door te geven. Verweerder heeft op deze beide brieven niet gereageerd en heeft in plaats daarvan de deurwaarder ingeschakeld. Op 24 juni 2014 heeft de deurwaarder een betalingsbevel aan klagers betekend. Klagers wendden zich vervolgens bij brief van 25 juni 2014, die op 10 juli 2014 door hun gemachtigde is doorgezonden, met de onderhavige klacht tot de deken.

 

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat:

1.    verweerder niet reageert op correspondentie van de huidige advocaat van klagers;

2.    verweerder ten onrechte een deurwaarder heeft ingeschakeld met alle bijkomende kosten van dien;

3.    verweerder de tweede hypothecaire inschrijving niet doorhaalt;

4.    verweerder valse gegevens aan de rechtbank en het gerechtshof heeft verstrekt.

 

4          VERWEER

4.1      Verweerder is van mening dat door hem niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de brieven van de huidige advocaat van klagers van 22 mei en 2 juni 2014 geen vraag bevatten en dus ook geen reactie behoefden. Klagers waren, aldus verweerder, uit hoofde van het vonnis bekend met het bedrag dat zij verschuldigd waren. De brief van 2 juni 2014 heeft verweerder bovendien niet beantwoord omdat verweerder niet instemde met de door de advocaat van klagers gestelde voorwaarde dat de tweede hypothecaire inschrijving eerst moest worden doorgehaald. Verweerder is van mening dat die voorwaarde door klagers ten onrechte aan de betaling werd verbonden en was dan ook niet bereid daarmee in te stemmen. Verweerder heeft de huidige advocaat van klagers bij brief van 19 mei 2014 al te kennen gegeven dat hij over zou gaan tot betekening van het vonnis, hetgeen op 24 juni 2014 ook is gebeurd. Door die kennisgeving heeft verweerder zich gehouden aan hetgeen in gedragsregel 19 wordt bepaald en derhalve niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

4.2      Voor wat betreft het derde klachtonderdeel stelt verweerder zich op het standpunt dat klagers ten onrechte aan de betaling van de proceskostenveroordeling de voorwaarde verbinden dat de hypothecaire inschrijving door verweerder eerst moest worden doorgehaald. De proceskosten zijn klagers verschuldigd op basis van het vonnis van de rechtbank Limburg van 10 april 2013. Verweerder is van mening dat zij daarnaast nog andere bedragen verschuldigd zijn, waaronder verbeurde dwangsommen en verschuldigde renten, waarvoor de hypothecaire inschrijving tot zekerheid dient. De hypothecaire inschrijving hoeft volgens verweerder pas door hem te worden doorgehaald nadat alle door klagers aan hem verschuldigde bedragen zijn voldaan en niet daarvóór. Nu verweerder nog bedragen van klagers te vorderen heeft, bestaat voor verweerder in het geheel geen verplichting om de tweede hypothecaire inschrijving door te halen.

4.3      Tot slot betwist verweerder dat hij valse gegevens aan de rechtbank en het gerechtshof heeft verstrekt.

 

5          BEOORDELING

5.1      Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.

 

ad klachtonderdeel 1

5.2     Klagers verwijten verweerder dat hij niet heeft geantwoord op de brieven van hun huidige advocaat van 22 mei en 2 juni 2014. In deze brieven wordt door de huidige advocaat van klagers hun standpunt ten aanzien van de beweerde vordering van verweerder herhaald. Verweerder geeft terecht aan dat in de brieven geen vraag aan hem wordt gesteld. De raad is van oordeel dat het niet reageren op de brieven van 22 mei en 2 juni 2014 niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Het eerste klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

 

ad klachtonderdeel 2

5.3     Het tweede klachtonderdeel heeft betrekking op het feit dat verweerder de deurwaarder heeft ingeschakeld om voor betekening van het vonnis van de rechtbank Limburg zorg te dragen. Verweerder heeft klagers bij brief aan hun advocaat van 19 mei 2014 al gewezen op het feit dat hij bij niet betaling binnen 14 dagen zou overgaan tot betekening en executie van het vonnis. Daarmee heeft verweerder in overeenstemming gehandeld met hetgeen wordt bepaald in gedragsregel 19. Het inschakelen van de deurwaarder is dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Ook het tweede klachtonderdeel is ongegrond.

 

          ad klachtonderdeel 3

5.4     Klagers verwijten verweerder dat verweerder niet over wil gaan tot doorhaling van de hypothecaire inschrijving. Klagers hebben aan verweerder voorgesteld dat zij bereid zijn om de proceskostenveroordeling te voldoen, nadat de hypothecaire inschrijving was doorgehaald. Verweerder wenste niet met deze voorwaarde in te stemmen en is dan ook niet tot doorhaling van de hypothecaire inschrijving overgegaan.

5.5     Tijdens de mondelinge behandeling werd door de gemachtigde van klagers gesteld dat de hypothecaire inschrijving enkel tot zekerheid zou dienen voor bedragen terzake van honorarium en verschotten die verweerder van klagers te vorderen heeft en derhalve niet van toepassing is in geval van dwangsommen en proceskosten. De notariële akte is door geen van partijen in het geding gebracht, zodat de raad niet kan vaststellen of dit juist is. Eventueel zal in een civiele procedure moeten worden uitgemaakt wie op dit punt het gelijk aan zijn zijde heeft.

5.6     Nu de raad niet kan vaststellen of de hypothecaire inschrijving dient als zekerheid voor de vordering van verweerder, is klachtonderdeel 3  ongegrond.

 

          ad klachtonderdeel 4

5.7     Klagers verwijten verweerder dat hij valse gegevens aan de rechtbank en het gerechtshof heeft verstrekt. Dit klachtonderdeel is door klagers onvoldoende feitelijk onderbouwd, zodat dit onderdeel reeds om die reden ongegrond is.

        

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman , voorzitter, mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, A.J. Sol, L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 oktober 2015 .

 

 

griffier                                                                        voorzitter                                  

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 8 oktober 2015

 

verzonden aan:

-        klagers

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voor zover deze niet-ontvankelijk/ongegrond is verklaard tevens door

-      klagers

-        de deken van de orde van advocaten te Limburg

 

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

 

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

 

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl