Rechtspraak
Uitspraakdatum
12-10-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2015:225
Zaaknummer
L 103 - 2015
Inhoudsindicatie
Tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door niet te reageren op brieven van de deken. Dekenbezwaar gegrond. Schorsing 2 weken.
Uitspraak
Beslissing van 12 oktober 2015
in de zaak L103-2015
naar aanleiding van het bezwaar van:
deken
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 1 juli 2015 met kenmerk K15-052, door de raad ontvangen op 2 juli 2015 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg het bezwaar ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 24 augustus 2015. Ter zitting zijn de deken en verweerder verschenen . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- De brief van de deken d.d. 1 juli 2015 met bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Verweerder heeft de heer W. in de periode van november 2000 tot en met 2008 bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. Bij brief d.d. 22 juli 2014 heeft de heer W. zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg beklaagd over verweerder en deze verzocht te bemiddelen. De deken heeft genoemde brief op 30 juli 2014 doorgezonden aan verweerder met het verzoek om binnen drie weken te reageren. Verweerder heeft hierop niet gereageerd. Bij brieven van respectievelijk 28 augustus 2014 en 10 september 2014, heeft de deken bij verweerder gerappelleerd om te reageren binnen 5 dagen. Verweerder heeft ook deze brieven van de deken onbeantwoord gelaten.
2.2 Bij brief aan de raad van 25 september 2014 heeft de deken een dekenbezwaar jegens verweerder ter kennis van de raad gebracht. Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 3 november 2014 in aanwezigheid van de deken en verweerder. Ter zitting heeft verweerder erkend dat hij niet op de brieven van de deken heeft gereageerd. Verweerder heeft betoogd dat vanwege een slechte relatie met de deken bij verweerder geen vertrouwen bestond dat de deken in de kwestie een objectief standpunt zou innemen. Bij beslissing d.d. 15 december 2014 heeft de raad overwogen dat op verweerder de verplichting rustte om onverwijld en adequaat op de verzoeken om informatie van de deken te reageren. Door weloverwogen en bij herhaling niet te reageren op verzoeken om informatie van de deken heeft verweerder zich, naar het oordeel van de raad, stelselmatig onttrokken aan zijn verplichtingen in het kader van het toezicht door de deken. De raad heeft het dekenbezwaar gegrond verklaard en heeft aan verweerder de maatregel van berisping opgelegd.
2.3 Bij brief d.d. 26 februari 2015 heeft de heer W. bij de deken alsnog een klacht tegen verweerder ingediend. De deken heeft verweerder bij brief d.d. 10 maart 2015 verzocht om binnen drie weken te reageren op de klacht. Omdat een reactie van de zijde van verweerder uitbleef heeft de deken op 9 april 2015 en op 23 april 2015 een rappel gestuurd aan verweerder. Verweerder heeft vervolgens bij brief d.d. 27 april 2015 gereageerd op de klacht.
2.4 Nadat de heer W. vervolgens bij brief d.d. 12 mei 2015 had gerepliceerd heeft de deken verweerder bij brief d.d. 18 mei 2015 verzocht om binnen drie weken te dupliceren. Omdat een reactie van de zijde van verweerder uitbleef heeft de deken op 15 juni 2015 een rappel gestuurd aan verweerder. Verweerder heeft evenwel niet gereageerd.
2.5 Bij brief d.d. 1 juli 2015 heeft de deken een dekenbezwaar jegens verweerder ingediend.
3 het BEZWAAR
3.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij brieven van de deken niet dan wel niet tijdig beantwoordt.
4 VERWEER
4.1 Er is een hetze gaande tegen verweerder. Verweerder heeft wel gereageerd op de brief van de deken. Verweerder heeft de stukken persoonlijk in de brievenbus gedaan in aanwezigheid van een getuige. Verweerder heeft in meerdere zaken tegelijk gereageerd maar de stukken zouden niet zijn ontvangen door de deken. Verweerder kan met een kopie van zijn brief aantonen dat hij heeft gereageerd. Verweerder heeft geen kopie van de brief overgelegd aan de raad omdat hij vindt dat er een onderzoek moet plaatsvinden.
5 BEOORDELING
5.1 In de Advocatenwet is aan de raden van toezicht en daarmede aan de deken onder meer opgedragen een behoorlijke uitoefening van de praktijk te bevorderen en toe te zien op de naleving van de plichten van de advocaat als zodanig terwijl zij de taken vervullen die hun bij verordening zijn opgelegd. Gedragsregel 37 schrijft voor dat een advocaat bij een tuchtrechtelijk onderzoek of een verzoek om informatie van de deken dat met een mogelijk tuchtrechtelijk onderzoek of een aan de deken opgedragen controle verband houdt, verplicht is om alle gevraagde inlichtingen aanstonds te verstrekken. De raad zal het bezwaar beoordelen met inachtneming van dit uitgangspunt.
5.2 Verweerder heeft zich tegen het bezwaar van de deken, dat verweerder brieven van de deken niet dan wel niet tijdig beantwoordt, verweerd met de stelling dat hij wel heeft gereageerd. Ter zitting van de raad heeft verweerder enkel naar voren gebracht dat hij de stukken persoonlijk in de brievenbus heeft gedaan in aanwezigheid van een getuige en dat hij in meerdere zaken tegelijk heeft gereageerd. Verweerder heeft voorts op vragen van één van de leden geantwoord dat hij met een kopie van zijn brief kan aantonen dat hij heeft gereageerd en dat hij geen kopie van de brief heeft overgelegd aan de raad omdat hij vindt dat er een onderzoek moet plaatsvinden.
5.3 Verweerder heeft de raad aldus geen helderheid verschaft over de inhoud van zijn brief en de datum waarop deze zou zijn verzonden. Verweerder heeft evenmin een kopie van zijn brief aan de raad overgelegd, ofschoon hij daartoe wel in de gelegenheid is gesteld. De raad is van oordeel dat het op de weg van verweerder had gelegen om middels verificatoire bescheiden aan te tonen dat hij, zoals hij stelt, wel op de brieven van de deken heeft gereageerd. Verweerder heeft dit nagelaten. De raad is van oordeel dat de juistheid van verweerders stelling, dat hij wel op de brieven van de deken heeft gereageerd, niet is aangetoond.
5.3 Gelet op het in overweging 5.1 genoemde uitgangspunt rustte op verweerder de verplichting om onverwijld en adequaat op de verzoeken om informatie van de deken te reageren. De raad is niet gebleken dat verweerder aan deze verplichting heeft voldaan. Door niet te reageren op verzoeken om informatie van de deken heeft verweerder zich, naar het oordeel van de raad, onttrokken aan zijn verplichtingen in het kader van het toezicht door de deken. De taakuitoefening van de deken wordt door een dergelijk gedrag onmogelijk gemaakt. De raad zal het bezwaar van de deken derhalve gegrond verklaren.
6 MAATREGEL
6.1 In de Advocatenwet is aan de raden van toezicht en daarmede aan de deken onder meer opgedragen toezicht te houden op een behoorlijke uitoefening van de praktijk alsmede op een behoorlijke financiële praktijkvoering. Het was in dat kader dat de deken verweerder verzocht om te reageren op een door de heer W. ingediende klacht.
6.2 Verweerder heeft eerst op 27 april 2015, na herhaald rappel van de deken, gereageerd op diens brief d.d. 10 maart 2015. Verweerder heeft voorts nagelaten te reageren op de brief van de deken d.d. 18 mei 2015, ondanks het rappel van de deken bij brief d.d. 15 juni 2015. Het belemmeren van de deken in diens hiervoor omschreven taakuitoefening rechtvaardigt als zodanig al een zware tuchtrechtelijke maatregel. Het onderhavige bezwaar staat echter niet op zichzelf. Verweerder is immers reeds meerdere malen tuchtrechtelijk veroordeeld vanwege het feit dat hij niet reageerde op brieven en verzoeken van de deken. Deze tuchtrechtelijke veroordelingen hebben kennelijk geen wijziging gebracht in het handelen van verweerder.
6.3 Het vorenstaande brengt mee dat naar het oordeel van de raad niet kan worden volstaan met een lichtere maatregel dan schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee weken, welke maatregel bovendien openbaar zal dienen te worden gemaakt op de hierna aangegeven wijze.
BESLISSING
De raad van discipline:
1. verklaart het bezwaar van de deken gegrond;
2. legt aan verweerder de maatregel op van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee weken;
3. bepaalt dat de schorsing ingaat op de eerste dag dat deze beslissing onherroepelijk is, met dien verstande dat de schorsing pas ingaat na afloop van alle eventueel eerder onherroepelijk geworden schorsingen en schrappingen, en dat de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven;
4. beveelt dat het enkele feit van deze schorsing door de deken binnen het arrondissement openbaar zal worden gemaakt op de aldaar gebruikelijke wijze zodra deze onherroepelijk is geworden.
Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrère - Straetmans, voorzitter, mrs. R.G. Gebel, E.J.P.J.M. Kneepkens, H.C.M. Schaeken, A. Groenewoud , leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 oktober 2015 .
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 13 oktober 2015
verzonden aan:
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
en voor zover deze ongegrond/niet-ontvankelijk is verklaard tevens door
- de deken van de orde van advocaten te Limburg
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan de Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl