Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-10-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:220

Zaaknummer

L 57 - 2015

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door termijn voor indienen nadere stukken ongebruikt te laten verstrijken en door griffierecht niet tijdig te betalen, waardoor eerst in eerste aanleg en voorts in appel niet-ontvankelijkheid volgde. Voorts tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door beschikkingen niet aan klagers door te sturen. Niet gebleken dat verweerder het verzoekschrift verkeerd heeft geredigeerd, dat door verweerders toedoen stukken in het ongerede zijn geraakt, dat hij zich ten onrechte als adoptierecht-specialist afficheert of dat hij de indruk wekt te bemiddelen in buitenlandse adopties.

Inhoudsindicatie

Klacht (gedeeltelijk) gegrond.

Inhoudsindicatie

Voorwaardelijke schorsing 2 weken.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

Beslissing van 12 oktober 2015

in de zaak L57-2015

 

naar aanleiding van de klacht van:

           

 

 

klagers

 

 

tegen:

 

 

 

verweerder

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 13 april 2015 met kenmerk K14-186 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 24 augustus 2015. Ter zitting zijn klager sub 1, vergezeld van zijn gemachtigde, en verweerder verschenen . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     De brief van de deken d.d. 13 april 2015 met bijlagen;

-     De nagekomen brief van klager d.d. 10 augustus 2015 met bijlagen.

 

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Klagers, woonachtig in X., hebben zich in december 2011 gewend tot verweerder teneinde de verkrijging van de Nederlandse nationaliteit en paspoorten te bewerkstelligen voor de twee minderjarige kinderen die zij hadden geadopteerd in X.

2.2      Op 24 juni 2012 heeft verweerder een concept-verzoekschrift opgesteld, waarbij de erkenning van de X. adoptie werd verzocht en waarbij werd verzocht te bepalen dat de kinderen de achternaam van klagers zouden dragen. Verweerder heeft het verzoekschrift op 10 juli 2012 ingediend bij de rechtbank Den Haag. Bij e-mailbericht d.d. 19 juli 2012 heeft verweerder aan klagers medegedeeld: “Van de rechtbank is de nota griffierecht ontvangen en deze moet voor 7 augustus door u rechtstreeks aan de rechtbank betaald zijn.”

2.3      De griffie van de rechtbank heeft de ontvangst van het verzoekschrift bij brief d.d. 13 juli 2012 bevestigd, waarbij tevens is aangegeven dat enkele bescheiden ontbraken en dat deze bescheiden voor of uiterlijk op 10 augustus 2012 konden worden ingediend, bij gebreke waarvan tot niet-ontvankelijkverklaring kon worden overgegaan. Aan klagers is op verzoek van verweerder uitstel verleend tot 1 september 2012. Verweerder heeft de ontbrekende stukken eerst op 23 september 2012 aan de rechtbank toegestuurd.   Bij beschikking d.d. 25 september 2012 van de rechtbank Den Haag zijn klagers niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek, omdat de benodigde stukken niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn waren ingediend. Verweerder heeft deze beschikking niet aan klagers toegestuurd.

2.4      Verweerder heeft op 27 december 2012 bij het Gerechtshof Den Haag hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Den Haag d.d. 25 september 2012. Bij brief d.d. 11 januari 2013 heeft de griffie van het Gerechtshof de ontvangst van het beroepschrift bevestigd en aan verweerder medegedeeld dat het verschuldigde griffierecht uiterlijk op 24 januari 2013 moest zijn bijgeschreven op de bankrekening van het Gerechtshof, bij gebreke waarvan niet-ontvankelijkverklaring zou volgen. Tevens was in die brief vermeld dat de nota separaat zou worden toegezonden. Bij brief van 22 januari 2013 aan de griffier van het hof heeft verweerder aangegeven nog geen nota te hebben ontvangen. Bij brief d.d. 8 februari 2013 heeft de griffie van het Gerechtshof verweerder medegedeeld dat de betaling van het griffierecht eerst op 4 februari 2013 was ontvangen, met als gevolg dat klagers niet-ontvankelijk zouden moeten worden verklaard in het beroep.  Bij brief d.d. 14 maart 2013 heeft de griffie van het Gerechtshof verweerder medegedeeld dat op 28 maart 2013 een mondelinge behandeling zou plaatsvinden, waarbij klagers en verweerder zouden worden gehoord over het voornemen van het Gerechtshof om klagers niet-ontvankelijk te verklaren. Bij brief d.d. 25 maart 2013 heeft verweerder het Gerechtshof bericht dat hij niet in staat was om te verschijnen.

2.5      Bij beschikking van het Gerechtshof Den Haag d.d. 8 mei 2013 zijn klagers niet-ontvankelijk verklaard in hun hoger beroep omdat het verschuldigde griffierecht niet binnen de betalingstermijn van 4 weken na indiening van het beroepschrift was betaald. Het Gerechtshof is voorbijgegaan aan het verweer van verweerder dat hij de nota niet tijdig had ontvangen. Het Gerechtshof heeft in dat verband geoordeeld dat voor de beantwoording van de vraag wanneer het griffierecht uiterlijk moest zijn betaald niet relevant is of verweerder de nota wel of niet tijdig heeft ontvangen, nu uit de Wet Griffierechten Burgerlijke Zaken volgt dat het griffierecht uiterlijk vier weken na indiening van het verzoekschrift moet zijn betaald.  

2.6      Verweerder heeft de beschikking van het Gerechtshof niet aan klagers toegestuurd.

2.7      Op de website van verweerders kantoor is vermeld dat hij is gespecialiseerd in de wetgeving omtrent buitenlandse adopties en dat vele buitenlandse kinderen reeds door zijn hulp naar Nederland zijn gekomen.

2.8       Verweerder is voorzitter van de Raad van Toezicht van de stichting N, een bemiddelingsorganisatie in buitenlandse adopties.

 

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.      hij procedurele en inhoudelijke fouten heeft gemaakt bij de indiening van een verzoekschrift bij de rechtbank en beroepschrift bij het gerechtshof;

2.      hij klagers niet op de hoogte heeft gesteld van het verloop en de afloop van de procedure in eerste aanleg en in appel;

3.      alle originele stukken van klagers onder zijn verantwoordelijkheid in het ongerede zijn geraakt;

4.      hij zich als zeer deskundig afficheert op het gebied van internationale adoptie terwijl dat niet uit de onderhavige processtukken blijkt;

5.      hij de indruk wekt zich bezig te houden met het bemiddelen bij de adoptie van buitenlandse kinderen.

3.2    Toelichting:

Verweerder heeft procedurele fouten gemaakt bij de indiening van een verzoekschrift bij de rechtbank en een beroepschrift bij het gerechtshof. Zo heeft verweerder aan klagers medegedeeld dat het griffierecht rechtstreeks aan de rechtbank moest worden betaald, welke mededeling onjuist is. Voorts heeft verweerder de termijn voor het indienen van nadere stukken ongebruikt laten verstrijken, ten gevolge waarvan klagers niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun verzoek. Tot slot heeft verweerder in de appelprocedure het griffierecht te laat betaald, ten gevolge waarvan klagers ook in appel niet-ontvankelijk zijn verklaard.

3.3      Verweerder heeft bovendien inhoudelijke fouten gemaakt bij de indiening van het verzoekschrift bij de rechtbank en het beroepschrift bij het gerechtshof. Verweerder heeft om erkenning van de X. adopties verzocht in plaats van omzetting van de X. adopties in Nederlandse adopties. Voorts heeft verweerder in het verzoekschrift de oorspronkelijke namen van de kinderen genoemd, terwijl de kinderen behoren te worden aangeduid met hun nieuwe namen, eventueel met een verwijzing naar hun oorspronkelijke namen.

3.4      Verweerder presenteert zich ten onrechte als zijnde zeer deskundig op adoptiegebied. Door de tekst van zijn website wekt verweerder de indruk dat hij in voorkomend geval als bemiddelaar optreedt bij buitenlandse adopties. Het bemiddelen in buitenlandse adopties is echter voorbehouden aan door het Ministerie van Justitie en Veiligheid erkende vergunninghouders. Verweerder is voorts voorzitter van N, een bemiddelingsorganisatie in interlandelijke adopties. Verweerder verwijst in zijn hoedanigheid van advocaat mensen door aan N, terwijl N op haar beurt mensen voor juridische bijstand doorverwijst naar verweerder. Adoptie is primair een maatregel van kinderbescherming, terwijl hier een commercieel belang speelt.

 

4          VERWEER

4.1      Ad klachtonderdeel 1

Verweerder heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door klagers te verzoeken het griffierecht rechtstreeks over te maken aan de rechtbank. Verweerder deed dit na enkele negatieve ervaringen altijd op deze wijze. Verweerder deed dit, omdat zijn accountant hem had gevraagd om het zo te doen.

4.2      Verweerder heeft de nadere stukken vóór de datum van de uitspraak aan de rechtbank toegezonden, maar de rechtbank was van oordeel dat de stukken te laat waren gearriveerd.

4.3      Met het Gerechtshof Den Haag is discussie ontstaan over de nota griffierecht. Verweerder heeft de nota griffierecht niet tijdig ontvangen. Toen verweerder de nota alsnog ontving, heeft hij deze direct voldaan.

4.4      Verweerder heeft terecht om erkenning gevraagd. Omdat adopties vanuit een niet verdragsland in Nederland nog niet van rechtswege worden erkend, moet een buitenlands adoptievonnis in Nederland door de Nederlandse rechter worden erkend dan wel bekrachtigd. Het was niet nodig om in het verzoekschrift expliciet om verkrijging van de Nederlandse nationaliteit te verzoeken. Rechters plegen tegelijk met de erkenning uit te spreken dat de kinderen de Nederlandse nationaliteit krijgen. Het is gebruikelijk om in het verzoekschrift de oorspronkelijke namen van de kinderen te vermelden.

4.5      Ad klachtonderdeel 2

Het is juist dat verweerder de beschikking d.d. 25 september 2012 van de rechtbank Den Haag niet aan klagers heeft toegestuurd. Wel heeft verweerder de beschikking telefonisch met klagers besproken, waarbij tevens is besproken dat hoger beroep zou worden aangetekend. Het is juist dat verweerder de beschikking van het Gerechtshof Den Haag d.d. 8 mei 2013 niet aan klagers heeft toegestuurd.

4.6      Ad klachtonderdeel 3

Verweerder heeft meerdere malen bij het hof om de stukken gevraagd, maar tot op heden heeft hij ze nog niet ontvangen. De stukken zijn op de griffie kwijt geraakt.

4.7      Ad klachtonderdeel 4

Verweerder werkt reeds sinds 1994 als rechtshulpverlener op het gebied van buitenlandse adopties, dit tot volle tevredenheid van de clientèle.

4.8      Ad klachtonderdeel 5

Verweerder treedt niet op als bemiddelaar bij buitenlandse adopties. Verweerder is weliswaar voorzitter van de Raad van Toezicht van de stichting N., maar de Raad van Toezicht ziet alleen toe op het functioneren van het bureau. Verweerder heeft geen commercieel belang bij het functioneren van de stichting. Verweerder is nooit voorzitter geweest van N.

 

5       BEOORDELING

5.1     Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.

5.2     De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De tuchtrechter heeft gezien het bepaalde in art. 46 Advocatenwet mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daarover klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes -zoals over procesrisico en kostenrisico - waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat dienaangaande heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoren het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en het informeren van de cliënt daarover. De cliënt dient door de advocaat te worden gewezen op de proceskansen en het kostenrisico in zijn zaak. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen. De raad zal de klacht aan de hand van deze maatstaven beoordelen.

 

5.3     Klachtonderdeel 1

          Verweerder heeft bij e-mailbericht d.d. 19 juli 2012 aan klagers medegedeeld: “Van de rechtbank is de nota griffierecht ontvangen en deze moet voor 7 augustus door u rechtstreeks aan de rechtbank betaald zijn.” De door verweerder gebezigde bewoordingen wekken de suggestie als zou rechtstreekse betaling door cliënten van het griffierecht aan de rechtbank gebruikelijk zijn, terwijl dit geenszins het geval is. Indien verweerder aan klagers duidelijk had willen maken dat voor ontvankelijkheid van het verzoek is vereist dat de betaling van het griffierecht tijdig door de rechtbank is ontvangen, had hij dat aan klagers moeten schrijven. Rechtstreekse betaling door cliënten aan de rechtbank was ook in 2012 in de advocatuur bepaald niet gebruikelijk. Verweerders mededeling hierover aan klagers was derhalve naar het oordeel van de raad op zijn minst ongelukkig geformuleerd.

 

5.4     Voorts heeft verweerder in de verzoekschriftprocedure bij de rechtbank Den Haag de termijn waarbinnen nadere stukken moesten worden ingediend laten verstrijken, ten gevolge waarvan klagers niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun verzoek. Immers, nadat aan klagers uitstel was verleend voor het indienen van de stukken tot 1 september 2012 heeft verweerder de stukken eerst op 23 september 2012 aan de rechtbank toegestuurd.   Bij beschikking d.d. 25 september 2012 heeft de rechtbank Den Haag klagers niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek, omdat de benodigde stukken niet binnen de gestelde termijn waren ingediend. Door de nadere stukken niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn in te dienen dan wel een nieuwe termijn voor het indienen daarvan te vragen, heeft verweerder naar het oordeel van de raad onzorgvuldig jegens klagers gehandeld. Hiervan kan verweerder een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

 

5.5     Voorts heeft verweerder het in de appelprocedure verschuldigde griffierecht te laat betaald, ten gevolge waarvan klagers niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun beroep. Het verweer van verweerder dat hij niet tijdig kon betalen omdat hij geen nota had ontvangen snijdt naar het oordeel van de raad geen hout. Zoals het Gerechtshof Den Haag in de beschikking d.d. 8 mei 2013 heeft overwogen is voor de beantwoording van de vraag wanneer het griffierecht uiterlijk moest zijn betaald niet relevant is of verweerder de nota wel of niet tijdig heeft ontvangen. Immers, uit de Wet Griffierechten Burgerlijke Zaken volgt dat het griffierecht uiterlijk vier weken na indiening van het verzoekschrift moet zijn betaald. Bovendien is verweerder bij brief van de griffie van het Gerechtshof d.d. 11 januari 2013 uitdrukkelijk gewezen op het feit dat het verschuldigde griffierecht uiterlijk op 24 januari 2013 moest zijn bijgeschreven op de bankrekening van het Gerechtshof, bij gebreke waarvan niet-ontvankelijkverklaring zou volgen. Als verweerder geen nota had ontvangen, had hij bij de griffie van het Gerechtshof kunnen en moeten informeren naar de hoogte van het griffierecht en het rekeningnummer waarnaar het bedrag moest worden overgemaakt. Naar het oordeel van de raad had verweerder niet mogen afwachten tot hij (alsnog) de nota ontving, maar had hij actie moeten ondernemen teneinde te zorgen voor tijdige betaling van het griffierecht. Door dit na te laten heeft verweerder naar het oordeel van de raad onzorgvuldig jegens klagers gehandeld. Hiervan kan verweerder eveneens een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

 

5.5     Klagers hebben voorts gesteld dat verweerder inhoudelijke fouten heeft gemaakt bij de indiening van het verzoekschrift bij de rechtbank. In dat verband hebben klagers betoogd dat verweerder ten onrechte om erkenning van de X. adopties heeft verzocht in plaats van omzetting van de X. adopties in Nederlandse adopties. Voorts hebben klagers gesteld dat verweerder in het verzoekschrift de oorspronkelijke namen van de kinderen heeft genoemd, terwijl de kinderen behoren te worden aangeduid met hun nieuwe namen, eventueel met een verwijzing naar hun oorspronkelijke namen. De raad is van oordeel dat niet is gebleken dat de wijze waarop het verzoekschrift door verweerder is geredigeerd, niet zou kunnen leiden tot verwezenlijking van het doel waarvoor klagers verweerder hadden ingeschakeld, te weten verkrijging van de Nederlandse nationaliteit. Derhalve is naar het oordeel van de raad niet komen vast te staan dat verweerder op dit punt heeft gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt.

 

5.6     Uit het vorenstaande volgt dat het eerste onderdeel van de klacht deels gegrond, deels ongegrond moet worden verklaard.

 

5.7     Klachtonderdeel 2

          Verweerder heeft erkend dat hij de beschikking d.d. 25 september 2012 van de rechtbank Den Haag alsook de beschikking van het Gerechtshof Den Haag d.d. 8 mei 2013 niet aan klagers heeft toegestuurd. Verweerder heeft gesteld dat hij de beschikking van de rechtbank wel telefonisch met klagers heeft besproken waarbij tevens is besproken dat hoger beroep zou worden aangetekend. Dit is door klagers uitdrukkelijk betwist.

 

5.8     De raad overweegt dat uit gedragsregel 8 volgt dat een advocaat zijn cliënt op de hoogte dient te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstand onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. Dit brengt in ieder geval met zich mee dat verweerder de beschikkingen van de rechtbank en het Gerechtshof aanstonds aan klagers had moeten toesturen. De raad is voorts van oordeel dat verweerder, gelet op de uitdrukkelijke betwisting door klagers en bij gebreke van schriftelijke stukken waaruit de juistheid van verweerder stelling blijkt, niet heeft aangetoond dat hij de inhoud van de beschikking van de rechtbank uitdrukkelijk met klagers heeft besproken, dat daarbij tevens aan de orde is gekomen dat hij hoger beroep zou aantekenen en dat klagers akkoord waren met het instellen van hoger beroep.  De raad is van oordeel dat verweerder niet naar behoren met klagers heeft gecommuniceerd. Dit onderdeel van de klacht is derhalve gegrond.

 

5.9     Klachtonderdeel 3

          De raad overweegt dat het in de praktijk kan voorkomen dat stukken in het ongerede raken. Op basis van de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht kan de raad niet vaststellen waar en op welke wijze de stukken in het ongerede zijn geraakt en in hoeverre dit onder verweerders verantwoordelijkheid is gebeurd. Dit onderdeel van de klacht is naar het oordeel van de raad dan ook ongegrond.

 

5.10   Klachtonderdeel 4

          Verweerder afficheert zich blijkens de door klagers weergegeven passages van verweerders website als een specialist op het gebied van adoptierecht. Ofschoon vaststaat dat verweerder in de door hem behandelde zaak van klagers een aantal procedurele fouten heeft gemaakt, kan de raad op basis van de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht niet vaststellen dat verweerder niet over de door hem gepretendeerde deskundigheid beschikt. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

 

5.11   Klachtonderdeel 5

          Verweerder heeft de stelling van klagers, dat hij zich bezighoudt met het bemiddelen bij de adoptie van buitenlandse kinderen, althans de indruk wekt dat hij zich daarmee bezighoudt, uitdrukkelijk betwist. De raad is van oordeel dat klagers de juistheid van hun stelling niet aannemelijk hebben gemaakt en dat hetgeen klagers hieromtrent naar voren hebben gebracht, niet de conclusie rechtvaardigt dat zich verweerder zich bezighoudt met het bemiddelen bij de adoptie van buitenlandse kinderen, noch dat hij de indruk wekt dat hij zich daarmee bezighoudt. Ook dit onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond.

 

5.12   De raad komt tot de slotsom dat klachtonderdeel 1 deels gegrond, deels ongegrond is, dat klachtonderdeel 2 gegrond is en dat de klachtonderdelen 3, 4 en 5 ongegrond zijn.

 

 

6        MAATREGEL

6.1     Verweerder heeft bij de behandeling van klagers zaak een aantal procedurele fouten gemaakt en niet op de juiste wijze gecommuniceerd. Aldus heeft verweerder onzorgvuldig jegens klagers gehandeld, terwijl klagers van verweerder mochten verwachten dat hun belangen bij hem in goede handen waren. Door bij de behandeling van klagers zaak onvoldoende zorgvuldigheid te betrachten en door de beschikkingen van de rechtbank en het Gerechtshof niet aan klagers toe te sturen heeft verweerder het vertrouwen van klagers beschaamd. Dat rekent de raad verweerder zeer aan. De raad acht in deze een voorwaardelijke schorsing voor de duur van twee weken passend en geboden.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

1.    verklaart klachtonderdeel 1 gegrond, voor zover verweerder de nadere stukken te laat bij de rechtbank heeft ingediend en hij het griffierecht te laat aan het Gerechtshof heeft betaald, en voor het overige ongegrond;

2.    verklaart klachtonderdeel 2 gegrond;

3.    verklaart de klachtonderdelen 3, 4 en 5 ongegrond;

4.    legt ter zake de gegrond bevonden onderdelen van de klacht aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee weken;

5.    bepaalt dat van de aan verweerder opgelegde schorsing twee weken niet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerder binnen de hierna te vermelden proeftijd zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;

6.    stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing onherroepelijk wordt.

 

Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrère - Straetmans, voorzitter, mrs. R.G. Gebel, E.J.P.J.M. Kneepkens, H.C.M. Schaeken, A. Groenewoud , leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 oktober 2015 .

 

 

griffier                                                                        voorzitter                                  

 

Deze beslissing is in afschrift op 13 oktober 2015

verzonden aan:

-        de gemachtigde van klagers

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-           verweerder

-           de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voor zover deze ongegrond/niet-ontvankelijk is verklaard tevens door

-          klagers

-           de deken van de orde van advocaten te Limburg

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

 

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan de

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

 

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl