Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-10-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:238

Zaaknummer

15-102A

Inhoudsindicatie

15-102A: Het is de raad niet gebleken dat verweerder de financiële consequenties van zijn inschakeling schriftelijk aan klager kenbaar heeft gemaakt. Verweerder heeft aldus onduidelijkheid laten bestaan over zijn uurtarief. Klacht gegrond. Enkele waarschuwing.

Uitspraak

 

Beslissing van 12 oktober 2015

in de zaak 15-102A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

advocaat te Amsterdam

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 16 april 2015 met kenmerk 4014 0916, door de raad ontvangen op 17 april 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 augustus 2015. Verweerder is met bericht van afwezigheid niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de genoemde brief van de deken aan de raad;

- de stukken 1 tot en met 13 genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst;

- de brief van verweerder van 11 augustus 2015.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Nadat klager bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 12 februari 2014 was veroordeeld tot ontruiming van zijn huurwoning, heeft hij zich tot verweerder gewend.

2.3 Op 19 februari 2014 heeft een eerste gesprek plaatsgevonden bij verweerder op kantoor. Daaropvolgend heeft een tweede gesprek plaatsgevonden. Tijdens de bijeenkomsten, waarbij ook de financiële adviseur van klager aanwezig was,  is onder meer over – de hoogte van – verweerders uurtarief gesproken.

2.4 Verweerder heeft werkzaamheden voor klager verricht. Verweerder heeft zijn werkzaamheden gedeclareerd. De eerste twee declaraties zijn door klager voldaan. Aan deze declaraties was geen urenspecificatie gehecht. Klager heeft volgende declaraties – die vanaf de vierde declaratie vergezeld gingen van een urenspecificatie – onbetaald gelaten.

2.5 Bij brief van 27 november 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij zich niet aan de gemaakte afspraak betreffende het tarief heeft gehouden.

Ter toelichting stelt klager dat in een eerste gesprek een tariefafspraak van

€ 1.000,-- exclusief BTW voor een quickscan is gemaakt. In een tweede gesprek met verweerder is overeenstemming bereikt over een uurtarief van

€ 159,-- exclusief BTW. Klager verwijst in dit verband ook naar een verklaring van zijn voornoemde financieel adviseur. Verweerder heeft echter – zonder een urenspecificatie bij te voegen – tegen een hoger tarief gedeclareerd.

4 VERWEER

4.1 Verweerder betwist dat een uurtarief van € 159,-- exclusief BTW is  overeengekomen. Verweerder voert verder aan dat hij op 5 maart 2014 twee opdrachtbevestigingen aan klager heeft toegestuurd. Een opdrachtbevestiging ziet op de quickscan, één op de resterende werkzaamheden. In de opdrachtbevestiging wordt een uurtarief van € 275,-- exclusief BTW genoemd.

4.2 Verweerder heeft de klacht ook overigens gemotiveerd bestreden. Op het verweer wordt hierna waar nodig ingegaan.

5 BEOORDELING

5.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het oude recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2 De raad begrijpt de klacht aldus dat verweerder onduidelijkheid heeft laten bestaan over zijn uurtarief, nu partijen van mening verschillen over welk uurtarief is afgesproken.

5.3 De raad stelt voorop dat een advocaat een hem verleende opdracht en de daarvoor geldende voorwaarden schriftelijk moet bevestigen. De achtergrond daarvan is dat onduidelijkheden en misverstanden over wat tussen advocaat en cliënt is afgesproken zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen. Indien de advocaat dit verzuimt, komt het bewijsrisico daaromtrent op hem te rusten.

5.4 Uit het dossier is de raad niet gebleken dat verweerder de financiële consequenties van zijn inschakeling op deugdelijk wijze schriftelijk aan klager kenbaar heeft gemaakt. Verweerder heeft uitsluitend twee niet ondertekende opdrachtbevestigingen van 5 maart 2014 overgelegd. Klager zegt die bevestigingsbrieven niet te hebben ontvangen omdat hij op 5 maart 2014 niet meer op het adres verbleef waar de brieven naartoe zouden zijn verzonden. Volgens klager was verweerder daarmee bekend omdat hij voor 1 maart 2014 de woning moest verlaten. Op verweerder rust in dit geval de verplichting om de ontvangst van deze brieven aannemelijk te maken. De raad oordeelt dat verweerder daarin niet is geslaagd. De raad acht de volgende omstandigheden daarbij met name van belang.

5.5 Ter zitting is aannemelijk geworden dat klager vanaf 1 maart 2014 niet langer woonde op het adres dat op de opdrachtbevestigingen van verweerder is vermeld. De raad volgt klager in zijn stelling dat verweerder bekend was, althans bekend moet zijn geweest met klagers verhuizing. Verweerder stond klager immers juist bij in de kwestie rondom de ontruiming en verweerder wist dat de vaststellingsovereenkomst waarbij uitgegaan werd van een ontruiming per 1 juni 2014 niet was gesloten en klager dus voor 1 maart 2014, de door de deurwaarder aangezegde datum van ontruiming, de woning had verlaten.

5.6 Verweerder heeft daarbij verzocht de opdrachtbevestigingen voor akkoord te ondertekenen. De raad stelt vast dat een ondertekende opdrachtbevestiging geen onderdeel uitmaakt van het klachtdossier. Ook om die reden mocht verweerder er niet van uitgaan dat klager akkoord was met  het een en ander.

5.7 De raad is van oordeel dat zodoende onduidelijkheid is blijven bestaan over het uurtarief van verweerder. Deze onduidelijkheid dient, overeenkomstig de in 5.3 omschreven norm, voor rekening en risico van verweerder te komen. De klacht is hiermee gegrond. Zo nodig zal in een civiele procedure de inhoud van de tussen partijen gemaakte tariefafspraak kunnen worden vastgesteld aan de hand van nadere bewijsvoering.

5.8 De raad overweegt ten overvloede dat verweerder, conform de professionele standaard, met zijn declaraties een urenspecificatie had moeten meesturen. De raad rekent het verweerder aan dat dit de eerste drie keer niet is gebeurd waardoor het voor klager ook niet duidelijk was op grond van welk uurtarief werd gerekend.

6 MAATREGEL

6.1 Verweerder heeft ten opzichte van klager in strijd gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht door onduidelijkheid te laten bestaan over zijn uurtarief. Gelet daarop en alle overige omstandigheden van het geval, waaronder het feit dat verweerder heeft nagelaten urenspecificaties met zijn declaraties mee te sturen, acht de raad de maatregel van een waarschuwing passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt verweerder op de maatregel van een waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. S. van Andel, E.C. Gelok, A. de Groot, C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. S.M. Balkema als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 oktober 2015.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 12 oktober 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

en per gewone post aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam;     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 205 3777 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl