Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-07-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:268

Zaaknummer

R. 4749/15.59

Inhoudsindicatie

Klacht client jegens advocaat.

Inhoudsindicatie

Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de raad vast dat klaagster herhaaldelijk aan verweerster heeft verzocht haar te informeren ten aanzien van de assurantieportefeuille. Bij gebreke van een opdrachtbevestiging in het dossier is niet duidelijk welke afspraken verweerster ter zake met klaagster heeft gemaakt. Nu daarbij ook is komen vast te staan dat verweerster op de verschillende verzoeken van klaagster om informatie niet heeft gereageerd, stelt de raad vast dat verweerster niet naar behoren met klaagster heeft gecommuniceerd. Het gegeven dat er zich geen opdrachtbevestiging bij de stukken bevindt komt zoals gezegd voor rekening en risico van verweerster. Het moet ervoor gehouden worden dat verweerster ook op dit punt een informatieverplichting jegens klaagster had. Hieraan heeft zij niet voldaan, integendeel, zelfs van haar standpunt dat zij niet tot het geven van verdere informatie aan klaagster gehouden was, heeft zij klaagster niet, althans onvoldoende, op de hoogte gesteld, ondanks haar herhaalde verzoeken.

Inhoudsindicatie

Klacht deels ongegrond, deels niet-ontvankelijk en deels gegrond. Waarschuwing

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 12 maart 2015 aan de raad met kenmerk K 14/82, door de raad ontvangen op 13 maart 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld van 1 juni 2015 ter zitting van de raad in aanwezigheid van klaagster en verweerster. Verweerster werd ter zitting bijgestaan door mr. P., werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klaagster en haar voormalig echtgenoot hebben deelgenomen aan een mediationtraject.

2.3 In dit verband heeft mr. S. namens klaagster een toevoeging aangevraagd en gekregen. Nadat de mediation zonder succes was geëindigd, heeft verweerster vanaf december 2013 de belangen van klaagster in de echtscheidingsprocedure behartigd. Verweerster heeft voor klaagster een toevoeging aangevraagd en die is ook verleend. Deze toevoeging is later ingetrokken aangezien via mr. S. al eerder aan klaagster voor hetzelfde rechtsbelang een toevoeging was verleend.

2.4 Uit een e-mail van 21 december 2013 van de echtgenoot van klaagster aan de mediator volgt dat hij voornemens is zijn assurantieportefeuille te verkopen.

2.5 Bij e-mail van 3 februari 2014 heeft klaagster aan verweerster aangegeven verstoken te zijn van informatie, meer in het bijzonder ten aanzien van de assurantieportefeuille.

2.6 Bij e-mail van 19 februari 2014 heeft klaagster de kantoorgenoot van verweerster aangeschreven en aangegeven dat de woning op internet te koop staat maar dat zij daarvan niet op de hoogte is.

2.7 Bij e-mail van 4 april 2014 heeft klaagster verweerster verzocht te vertellen hoe de zaak nu verder zou worden aangepakt.

2.8 Bij e-mail van 2 mei 2014 heeft klaagster aan verweerster gemeld dat zij zich afvraagt hoe het nu met de assurantieportefeuille staat.

2.9 Bij e-mail van 6 mei 2014 heeft klaagster aan verweerster gevraagd wat de reden was dat in het verweerschrift niet gelijk de boedelverdeling werd meegenomen. .

2.10 Bij e-mail van 7 mei 2014 heeft verweerster aan klaagster geschreven: “Ik laat u kort door de bocht het volgende weten: Ik heb geen toevoeging en ik heb heel veel uren reeds in uw zaak gestoken. Op dit moment sta ik u voor niets bij en lijdt mijn kantoor hierdoor verlies omdat er geen toevoeging is. U hebt overigens geen enkele bijdrage aan mijn kantoor gedaan, zo blijkt uit onze administratie.

U hebt mij bij aanvang niet verteld dat er reeds een volle toevoeging was bij mr. S (red.). De door ons aangevraagde toevoeging is reeds (terecht) ingetrokken. Ik heb een verzoek ingediend om de oude toevoeging over te nemen, daar wacht ik nog op.

De discussie over de lijfrentepolissen en de boedel etc. komt in een later stadium: u hebt tot tien dagen voor de zitting (die nu al wordt ingepland) de tijd om bewijsstukken in te dienen en bovendien wordt de boedel waarschijnlijk afgesplitst van echtscheiding zelf. Ik neem aan u hiermee naar behoren te hebben geïnformeerd.”

2.11 Bij e-mail van 13 mei 2014 heeft klaagster verweerster de adresgegevens van de accountant gegeven, zodat er informatie kon worden opgevraagd ten aanzien van de relevante stukken.

2.12 Verweerster heeft op 14 mei 2014 een mutatieformulier opgesteld met als doel als opvolgend advocaat op de aan mr. S verleende toevoeging verder te procederen.

2.13 De mutatieprocedure is niet afgerond omdat kort daarna een wederzijdse vertrouwensbreuk is ontstaan en verweerster zich onttrokken heeft aan de zaak.

2.14 Bij brief van 17 juni 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerster, dat zij:

a. namens klaagster een toevoeging heeft aangevraagd, terwijl voor hetzelfde rechtsbelang reeds een toevoeging was verleend; hierdoor is de toevoeging weer ingetrokken; omdat klaagster niet meer in aanmerking kwam voor een toevoeging en niet voldoende middelen had om zelf een advocaat te betalen, was het voor haar lastig om een nieuwe advocaat te vinden;

b. de belangen van klaagster niet heeft behartigd en onvoldoende heeft gecommuniceerd;

c. de verkoop van de assurantieportefeuille heeft verzwegen, terwijl klaagster hiernaar meermaals heeft geïnformeerd;

d. door de hierboven beschreven handelwijze klaagster financiële en emotionele schade heeft berokkend; klaagster heeft opnieuw een eigen bijdrage moeten betalen; voorts heeft klaagster financiële schade geleden omdat ze niet op de hoogte was van de verkoop van de assurantieportefeuille; de relatie tussen klaagster en haar dochter is onder druk komen te staan.

4 VERWEER

4.1 Ten aanzien van klachtonderdeel a

Verweerster bestrijdt dat het aan haar te wijten is dat klaagster geen toevoeging meer kon krijgen en geen advocaat kon vinden. Klaagster kan mutatie van de toevoeging in verband met opvolging vragen. Verweerster meent dat als klaagster eerst haar klacht bij haar had neergelegd, zij haar het systeem van de gefinancierde rechtsbijstand had kunnen uitleggen.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel b

Verweerster bestrijdt dat zij de belangen van klaagster onvoldoende heeft behartigd. Zij heeft minimaal zeven uur aan de zaak besteed. Verweerster heeft klaagster erop gewezen dat zij haar alleen juridische bijstand kon verlenen en dat haar de nodige expertise ontbrak om haar te helpen met de achterliggende (emotionele) problematiek.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel c

Verweerster meent dat zij als advocaat dominus litus is. Zij kan zelf bepalen of zij al dan niet aan een verzoek van een cliënt voldoet. Als deze cliënt zich niet kan vinden in de door haar uitgezette koers, dan ontstaat, zoals in dit geval ook is gebeurd, een vertrouwensbreuk. Verweerster had al veel uren aan de zaak van klaagster besteed. De werkzaamheden (betreffende de te verdelen boedel) heeft zij tot een minimum beperkt totdat zij duidelijkheid zou verkrijgen over de toevoeging. Kort daarna is verweersters bijstand aan klaagster wegens een vertrouwensbreuk geëindigd.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel d

Verweerster betwist tenslotte dat er sprake is van een causaal verband tussen haar handelen of nalaten en de schade die klaagster stelt te hebben geleden. Daarnaast is verweerster klaagster financieel tegemoet gekomen door het door klaagster betaalde bedrag van € 513,-- minus het reeds door kantoor betaalde griffierecht ad € 77,--, aan haar terug te betalen. Voor de door haar verrichte werkzaamheden in deze zaak heeft verweerster niets in rekening gebracht.

 

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de Raad van Discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a

Vooropgesteld wordt dat een advocaat de verplichting heeft een (toekomstige) cliënt er op te wijzen dat deze mogelijk in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand. Deze verplichting geldt niet alleen bij het openen van een nieuwe zaak, maar ook bij voortzetting of heropening daarvan door een (opvolgend) advocaat. Bij het nakomen van deze verplichting zal de advocaat een grote mate van zorgvuldigheid moeten betrachten. In het onderhavige geval stelt klaagster te zijn benadeeld doordat door verweerster voor hetzelfde rechtsbelang een nieuwe toevoeging heeft aangevraagd, waardoor aan haar wederom een eigen bijdrage is opgelegd. Partijen verschillen echter van mening ten aanzien van de vraag of verweerster van het bestaan van die eerdere toevoeging op de hoogte was.  Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld wie van beide partijen in deze het gelijk aan haar zijde heeft. Overigens is klaagster door de gang van zaken in zoverre niet benadeeld, omdat de tweede toevoeging later is ingetrokken, waarmee ook de aan haar nieuw opgelegde eigen bijdrage is komen te vervallen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.3 Ten aanzien van de klachtonderdelen b en c

 Gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet heeft het tuchtrecht mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daarover klaagt. Wel zal hierbij rekening gehouden dienen te worden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waar op hij een zaak behandelt en de keuze waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen geworden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en de cliënt daarover te informeren. De cliënt dient door de advocaat gewezen te worden op wat in zijn zaak de proceskansen zijn en het kostenrisico is. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daar aan te stellen eisen.

 Een advocaat is daarnaast gehouden een hem verleende opdracht, alsmede de daarvoor geldende voorwaarden, schriftelijk te bevestigen. De achtergrond daarvan is dat onduidelijkheden en misverstanden over wat er tussen advocaat en cliënt is afgesproken zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen. Voorts heeft te gelden dat de advocaat belangrijke afspraken, gezamenlijk genomen beslissingen en advies of gegeven informatie, schriftelijk dient vast te leggen. Indien de advocaat dit verzuimt, komt het bewijsrisico daaromtrent op hem te rusten.

 Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de raad vast dat klaagster herhaaldelijk aan verweerster heeft verzocht haar te informeren ten aanzien van de assurantieportefeuille. Bij gebreke van een opdrachtbevestiging in het dossier is niet duidelijk welke afspraken verweerster ter zake met klaagster heeft gemaakt. Nu daarbij ook is komen vast te staan dat verweerster op de verschillende verzoeken van klaagster om informatie niet heeft gereageerd, stelt de raad vast dat verweerster niet naar behoren met klaagster heeft gecommuniceerd. Het gegeven dat er zich geen opdrachtbevestiging bij de stukken bevindt komt zoals gezegd voor rekening en risico van verweerster. Het moet ervoor gehouden worden dat verweerster ook op dit punt een informatieverplichting jegens klaagster had. Hieraan heeft zij niet voldaan, integendeel, zelfs van haar standpunt dat zij niet tot het geven van verdere informatie aan klaagster gehouden was, heeft zij klaagster niet, althans onvoldoende, op de hoogte gesteld, ondanks haar herhaalde verzoeken. De raad acht de klachtonderdelen b en c gegrond.

5.4  Ten aanzien van klachtonderdeel d

 De raad is niet bevoegd een oordeel te geven over de gestelde schade die door toedoen van verweerster bij klaagster is ontstaan. De bevoegdheid daartoe is in de gegeven omstandigheden voorbehouden aan de civiele rechter. Klaagster zal zich ter zake haar pretense schadevergoeding dienen te wenden tot de civiele rechter. Dit klachtonderdeel is niet-ontvankelijk.

Gelet op het vorenstaande verklaart de raad klachtonderdeel a ongegrond, klachtonderdeel d niet-ontvankelijk en de klachtonderdelen b en c gegrond.

 

6 MAATREGEL

Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding en het feit dat niet gebleken is dat verweerster de onjuistheid van haar handelen inziet, acht de raad de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.

 

BESLISSING

De Raad van Discipline:

verklaart klachtonderdeel a ongegrond, d niet ontvankelijk en de klachtonderdelen b en c gegrond onder oplegging van de maatregel van een enkele waarschuwing aan verweerster.

 

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 juli 2015

griffier voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 8 juli 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster 

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 – 20 53 701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 – 20 53 777 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl