Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-10-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:239

Zaaknummer

15-157A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Niet gebleken dat verweerster tekort is geschoten in de behartiging van de belangen van klager. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 19 oktober 2015

in de zaak 15-157A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

    

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 24 juli 2015 met kenmerk 4015-0208, door de raad ontvangen op 27 juli 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken. Tevens heeft de voorzitter kennis genomen van de e-mail van klager van 11 september 2015 en de reactie daarop van verweerster van 25 september 2015.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.1 Verweerster heeft klager in 2013 bijgestaan in een omgangskwestie.

1.2 Bij beschikking van 16 oktober 2013 heeft de rechtbank Amsterdam bepaald dat de omgang tussen klager en zijn kinderen in onderling overleg zou worden geregeld, met als uitgangspunt dat hij zijn kinderen iedere week minimaal drie uur zou zien.

1.3 Verweerster heeft klager meegedeeld hem niet bij te staan in een eventuele beroepsprocedure.

1.4 In het najaar van 2014 heeft klager zich wederom tot verweerster gewend, omdat zijn ex-partner de vastgestelde omgangsregeling niet nakwam. Verweerster heeft de ex-partner van klager in december 2014 aangeschreven en haar verzocht de beschikking van de rechtbank van 16 oktober 2013 na te komen.

1.5 Verweerster heeft haar werkzaamheden met betrekking tot de omgangskwestie beëindigd, maar heeft klager nog wel bijgestaan in een bezwaarprocedure tegen een besluit van de Dienst Werk en Inkomen (hierna DWI).

1.6 Bij ongedateerde brief, door de deken ontvangen op 19 maart 2015, heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster klager niet adequaat heeft bijgestaan en hem niet, althans onvoldoende heeft geïnformeerd. Het contact tussen klager en zijn kinderen is sinds het eerste contact met verweerster alleen maar verslechterd. Verweerster heeft het vertrouwen van klager beschaamd en beschadigd, aldus klager. 

3 VERWEER

3.1 Verweerster voert aan dat zij klager in 2013 heeft bijgestaan in een omgangskwestie, waarbij zij hem heeft geadviseerd een duidelijk omschreven omgangsregeling te verzoeken met vaste dagen en uren, hetgeen klager niet wilde. Dit heeft geresulteerd in de beschikking van 16 oktober 2013. Omdat de samenwerking met klager stroef was verlopen, heeft verweerster klager meegedeeld hem niet bij te staan in een eventuele beroepsprocedure. In het najaar van 2014 heeft klager zich opnieuw tot verweerster gewend, omdat zijn ex-partner de vastgestelde omgangsregeling niet nakwam en hij geen andere advocaat bereid had kunnen vinden om hem bij te staan. Verweerster heeft toen besloten klager opnieuw bij te staan en hem voorgesteld eerst een brief te sturen waarin zij de ex-partner van klager zou verzoeken de omgangsregeling na te komen. Klager heeft hier pas na lange tijd mee ingestemd. Verweerster heeft klager vervolgens de mogelijkheid voorgehouden om een kort geding te starten, maar klager wilde dit niet. Verweerster heeft klager uiteindelijk drie mogelijkheden voorgelegd (een kort geding starten, ingaan op de eisen van zijn ex-partner of de zaak laten rusten), maar klager heeft nimmer een keuze voor een van de opties gemaakt. Verweerster heeft uiteindelijk besloten haar werkzaamheden in de omgangskwestie te beëindigen. Wel is zij klager in 2015 bij blijven staan in een bezwaarzaak tegen de DWI, aldus steeds verweerster.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht van klager komt er in de kern op neer dat verweerster tekort is geschoten in de behartiging van zijn belangen, waardoor hij zijn kinderen al een tijd niet ziet. De voorzitter overweegt dat verweerster haar aanpak in de omgangskwestie in haar verweerschrift en haar brief van 25 september 2015 goed uiteen heeft gezet. Daartegenover heeft klager niet onderbouwd waarom verweerster terzake tuchtrechtelijk iets te verwijten zou zijn. Klager heeft slechts in het algemeen gesteld dat verweerster hem niet adequaat zou hebben bijgestaan en hem niet, althans onvoldoende zou hebben geïnformeerd. Dat is onvoldoende. Dit klachtonderdeel is derhalve kennelijk ongegrond.

4.2 Voor zover klager tevens heeft beoogd te klagen over de behandeling door verweerster van de bezwaarzaak met de DWI geldt eveneens dat klager niet heeft onderbouwd waarom verweerster terzake tuchtrechtelijk iets te verwijten zou zijn. Ook dit klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond.

4.3 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 19 oktober 2015.

Griffier  Voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 19 oktober 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamernummer BRO 3.02, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam (fax: 088-2053702). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.