Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-07-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:277

Zaaknummer

R.4691/15.1

Inhoudsindicatie

Klacht betreft werkzaamheden van verweerster strekkende tot het effectueren van een overeenkomst van cessie tussen klaagster en haar ex-echtgenoot, in het bijzonder het verwijt dat verweerster haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden door bepaalde stukken met het oog op de betekening van de akte van cessie aan een bepaalde deurwaarder te sturen. Verdere klachten inzake niet adequaat handelen door verweerster. De voorzitter verklaart het klachtonderdeel inzake schending van de geheimhoudingsplicht kennelijk niet-ontvankelijk en de overige klachtonderdelen kennelijk ongegrond. De raad oordeelt dat in het verzet het verwijt van niet adequaat handelen (traagheid) voldoende is weersproken en dat het tot de beleidsvrijheid van verweerster behoorde om te bepalen welke stukken zij ten behoeve van de betekening van de cessie aan de deurwaarder zond, waarbij is opgemerkt dat de deurwaarder geheimhouder is. Verzet ongegrond.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij e-mail van 18 juni 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 31 december 2014, door de raad ontvangen op 5 januari 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 21 januari 2015 heeft de voorzitter van de raad de klachtonderdelen a, c, d en e als kennelijk ongegrond en klachtonderdeel b als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen. De beslissing is verzonden op 23 januari 2015.

1.4 Bij brief van 5 februari 2015, door de raad ontvangen op 6 februari 2015, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 8 juni 2015 in aanwezigheid van klaagster en verweerster. Verweerster heeft pleitaantekeningen overgelegd. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2 Verweerster heeft klaagster bijgestaan naar aanleiding van door de voormalige echtgenoot van klaagster aan klaagster gecedeerde vorderingen op zijn (toenmalige) werkgever en de Belastingdienst.

2.3 Op 25 juni 2013 heeft verweerster de opdracht tot betekening van de akte van cessie bij deurwaarderskantoor X ingetrokken vanwege bezwaren van klaagster tegen dat deurwaarderskantoor.

2.4 Bij brief van 8 juli 2013 heeft verweerster klaagster meegedeeld dat zij vanwege een gebrek aan wederzijds vertrouwen niet langer de belangen van klaagster kon behartigen en dat zij is overgegaan tot sluiting van het dossier.

2.5 Op 16 juli 2013 heeft verweerster deze brief nogmaals per aangetekende post en per e-mail aan klaagster gestuurd en daarin expliciet gevraagd in hoeverre klaagster haar brieven/e-mails las.

2.6 Op 17 juli 2013 heeft klaagster per e-mail gereageerd.

2.7 De aangetekende brief van verweerster aan klaagster van 16 juli 2013 is in augustus 2013 als onbestelbaar retour ontvangen.

2.8 Verweerster heeft zich per 1 januari 2014 wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van het tableau laten uitschrijven.

2.9 Bij e-mail van 16 juni 2014 heeft klaagster verweerster medegedeeld dat zij haar stukken wil komen ophalen. Verweerster heeft hierop gereageerd dat de door klaagster aangegeven datum niet uitkwam.

2.10 Verweerster heeft per e-mail van 18 juni 2014 naar het nieuwe adres van klaagster gevraagd, maar daar geen antwoord op ontvangen.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a. niet de zorgvuldigheid heeft betracht zoals een behoorlijk advocaat betaamt;

b. haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden;

c. niet adequaat heeft gehandeld;

d. klaagster niet heeft geïnformeerd over de te nemen en ondernomen acties;

e. geen stukken uit haar dossier heeft willen retourneren.

Ook stelt klaagster schade te hebben geleden door de handelwijze van verweerster.

3.2 In het verzet heeft klaagster haar bezwaren tegen het handelen van verweerster gehandhaafd. Zij heeft het verzet schriftelijk en mondeling toegelicht, op welke toelichting de raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2 De raad verenigt zich met het uitgangspunten voor de beoordeling van (een deel van) de klacht, zoals de voorzitter deze onder randnummers 3.3 en 3.4 van de bestreden beslissing heeft vermeld.

5.3 Ten aanzien van de klachtonderdelen a en c ziet de raad in het verzet geen aanleiding anders te oordelen dan de voorzitter heeft gedaan in de overwegingen met randnummers 3.5 en 3.6. De raad neemt daarbij in aanmerking dat verweerster tijdens de behandeling van het verzet voldoende heeft toegelicht en onderbouwd waardoor het tijdsverloop tussen het aannemen van de opdracht en het toezenden van de stukken aan de deurwaarder is veroorzaakt. Verweerster heeft, in zoverre onbetwist, aangevoerd dat bij haar onduidelijkheid bestond over feiten en stukken en dat zij daarover vragen aan klaagster heeft gesteld en stukken bij haar heeft opgevraagd. Volgens verweerster waren de stukken die zij verkreeg niet eenduidig, bijvoorbeeld ten aanzien van het adres van de bij de cessie betrokken partij. Aldus is niet gebleken dat verweerster de zaak nodeloos lang heeft laten liggen.

5.4 Met inachtneming van het vorenstaande verenigt de raad zich met het oordeel van de voorzitter ten aanzien van de klachtonderdelen a en c en maakt dat oordeel tot het zijne.

5.5 Ten aanzien van de klachtonderdelen b, d en e heeft de behandeling van het verzet niet geleid tot andere beschouwingen en conclusies dan die van de voorzitter. De raad merkt op dat het tot de beleidsvrijheid van verweerster behoorde om te bepalen welke stukken zij ten behoeve van de betekening van de cessie aan de deurwaarder zond. Daarbij blijft gelden dat de deurwaarder een geheimhouder is, zodat verweerster, ook indien klaagster hierbij belang zou hebben, geen verwijt treft haar geheimhoudingsplicht te hebben geschonden.

5.6 De raad verenigt zich aldus met de beoordeling door de voorzitter van de klachtonderdelen b, d en e en maakt die tot de zijne.

5.7 De raad merkt op dat het dictum van de beslissing van de voorzitter een kennelijke verschrijving bevat en dat die aldus wordt gelezen: wijst de klachtonderdelen a, c, d en e als kennelijk ongegrond en klachtonderdeel b als kennelijk niet-ontvankelijk af.

5.8 Gelet op het voorgaande is het verzet ongegrond.

 

6 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. H.E. Meerman, A.J.N. van Stigt, L.Ph.J. baron van Utenhove en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 juli 2015.

Griffier Voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 8 juli 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten Den Haag

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.