Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-08-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:252

Zaaknummer

R. 4808/15.118

Inhoudsindicatie

Klagers hebben reeds eerder geklaagd over het onderliggende feitencomplex. Er is geen reden om aan te nemen dat klagers niet reeds op dat moment ook hadden kunnen klagen over het onderhavige klachtonderdeel.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

Uitspraak

 

De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 16 juni 2015 met kenmerk R 2015/53 edl, door de raad ontvangen op 17 juni 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klagers hebben voor deze klacht tweemaal een klacht ingediend tegen verweerder inzake het onderhavige feitencomplex.

1.3 Na het overlijden van de vader van klaagster sub 2 zijn problemen gerezen omtrent de afwikkeling van zijn nalatenschap.

1.4 Sinds 2011 bestaan er diverse geschillen over de verkoop van onroerende zaken (een perceel grond met daarop twee geschakelde woningen) van de erfgename, de moeder van klaagster sub 2.

1.5 De moeder van klaagster sub 2 wordt door verweerder bijgestaan.

1.6 Bij brief van 24 januari 2015 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijten klagers verweerder omkoping en zwendel. De omkoping bestaat uit het feit dat verweerder heeft betaald voor de advieswerkzaamheden van de heer S, hypotheekadviseur.

 

3 VERWEER

3.1 Verweerder betwist de gestelde verweten gedragingen.

3.2 Verweerder heeft gesteld dat de thans ingediende klacht niet meer is dan een herhaling van zetten. Verweerder is van mening dat de verwijten in de onderhavige klacht materieel gezien zien op hetgeen in de eerste en tweede klacht aan de orde is gekomen. Verweerder heeft voorts gesteld dat de door klagers gebruikte argumenten in de huidige klacht vrijwel hetzelfde zijn,  maar enkel anders zijn opgeschreven. Verweerder is van mening dat klagers om die reden in hun klacht niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.

3.3 Verweerder is voorts van mening dat voor de door klagers geuite verwijten geen grondslag bestaat. Op geen enkele wijze wordt door klagers aannemelijk gemaakt op grond waarvan verweerder zich schuldig zou hebben gemaakt aan omkoping en zwendel.

 

4 BEOORDELING

4.1 Blijkens de stukken hebben klagers reeds eerder geklaagd over het onderliggende feitencomplex, te weten de advieswerkzaamheden van de heer S. in opdracht van verweerder, namelijk in de klachtzaak met nummer R. 4153/13.60. Er is geen reden om aan te nemen dat klagers niet reeds op dat moment ook hadden kunnen klagen over het onderhavige klachtonderdeel.

4.2 Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter de klacht kennelijk niet-ontvankelijk  verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 24 augustus 2015.

griffier  voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 25 augustus 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klagers 

en per gewone post aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85791, 2508 CD Den Haag (fax: 088-2053707). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 30 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.