Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-08-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:251

Zaaknummer

R. 4810/15.120

Inhoudsindicatie

Uit het dossier blijkt geen bewijs van de stelling van klagers dat de bewuste stukken niet door verweerster mochten worden ingediend. De voorzitter is dan ook van oordeel dat klagers hun klacht niet hebben onderbouwd, zodat de klacht feitelijke grondslag mist.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 16 juni 2015 met kenmerk R 2015/55 edl, door de raad ontvangen op 17 juni 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klagers zijn verwikkeld in een geschil met twee verzekeraars over de dekking van de door hen afgesloten schadeverzekering.

1.3 Deze verzekeraars worden in deze kwestie bijgestaan door verweerster.

1.4 De advocaat van klagers heeft in dit geschil een procedure aanhangig gemaakt bij de rechtbank Den Haag.

1.5 Op 21 januari 2015 heeft de rechtbank Den Haag vonnis gewezen en de vorderingen van klagers afgewezen.

1.6 Bij brief van 12 februari 2015 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerster.

 

2 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijten klagers verweerster dat zij ten onrechte vertrouwelijke stukken in het geding heeft gebracht. Klagers menen dat deze informatie geen betrekking had op de zaak, nu dit informatie betrof over het strafrechtelijk verleden van klager sub 1 acht jaar voordat de betreffende verzekering werd afgesloten.

 

3 VERWEER

3.1 Verweerster heeft betwist dat zij klachtwaardig zou hebben gehandeld. Verweerster is van mening dat de onderliggende zaak een verzekeringsdispuut betreft, waarin zij namens de verzekeraars onder meer een beroep heeft gedaan op “verzwijging/verkeerde opgave van het strafrechtelijk verleden van de klager sub 1”.

3.2 De rechtbank heeft klager sub 1 in deze procedure expliciet verzocht hierop te reageren, hetgeen klagers advocaat ook heeft gedaan door, onder meer, overlegging van het strafblad van klager sub 1. In het overgelegde strafblad waren echter passages weggelakt, zodat de rechtbank klager sub 1 heeft opgedragen om “alsnog het volledige strafblad over de periode van 8 jaar, voorafgaande aan het sluiten van de verzekeringen over te leggen, alsmede een kopie van het daarin genoemde strafvonnis uit 2013”. Klagers advocaat heeft aan dit verzoek voldaan.

3.3 Verweerster heeft gesteld dat zij in dit verband stukken heeft overgelegd die zijn verkregen op grond van een verzoek op basis van de Wet openbaar bestuur. Dit betroffen stukken “met betrekking tot een ontruiming van het verzekerde pand en daarin aangetroffen drugs, alsmede een tweetal recente strafuitspraken tegen respectievelijk klager sub 1 en de exploitant van een in het verzekerde pand gevestigde growshop”.

 

4 BEOORDELING

4.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.2 Klagers verwijten verweerster concreet dat zij ten onrechte “vertrouwelijke stukken” over klager sub 1 in het geding heeft gebracht. Verweerster is van mening dat zij enkel de belangen van haar cliënten heeft behartigd en zich niet klachtwaardig heeft gedragen.

4.3 Uit het dossier blijkt geen bewijs van de stelling van klagers dat de bewuste stukken niet door verweerster mochten worden ingediend. De voorzitter is dan ook van oordeel dat klagers hun klacht niet hebben onderbouwd, zodat de klacht feitelijke grondslag mist.

4.4 Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 24 augustus 2015. 

griffier    voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 25 augustus 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klagers

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. 

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85791, 2508 CD Den Haag (fax: 088-2053707). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 30 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.