Rechtspraak
Uitspraakdatum
28-09-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2015:215
Zaaknummer
R. 4709/15.19
Inhoudsindicatie
Verzet. Klacht over onvoldoende of inadequate communicatie door verweerster. De raad verenigt zich met de beoordeling van de klacht door voorzitter. Verzet ongegrond.
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij ongedateerde, op 25 juli 2014 ontvangen brief heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 19 januari 2015 met kenmerk R 2015/08 ml, door de raad ontvangen op 20 januari 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 10 februari 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht voor wat betreft de klachtonderdelen a en c kennelijk ongegrond en voor wat betreft klachtonderdeel b van onvoldoende gewicht verklaard, welke beslissing op 11 februari 2015 is verzonden aan klaagster.
1.4 Bij ongedateerde brief, door de raad ontvangen op 18 februari 2015, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij ongedateerde, op 10 maart 2015 door de raad ontvangen brief zond klaagster daar een aanvulling op.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 22 juni 2015 in aanwezigheid van klaagster. Verweerster is met voorafgaand bericht niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het op 18 februari 2015 ontvangen ongedateerde verzetschrift van klaagster en de ongedateerde, op 10 maart 2015 ontvangen aanvulling daarop.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.2 Verweerster heeft klaagster in eerste instantie bijgestaan in haar klacht bij het Medisch Tuchtcollege tegen dr. R. Verweerster werkte toentertijd bij H. Advocaten te Rotterdam.
2.3 Klaagster heeft lichamelijke schade ondervonden van borstimplantaten van het bedrijf D. De borstimplantaten moesten worden verwijderd en klaagster heeft in de afgelopen jaren diverse hersteloperaties ondergaan. Het bedrijf D. ging failliet. Vervolgens is er een speciale stichting opgericht voor de patiënten die letsel hadden opgelopen door de borstimplantaten van D.
2.4 Verweerster heeft klaagster in mei 2006 als slachtoffer bij de stichting aangemeld en de daarvoor vereiste stukken opgestuurd naar de stichting.
2.5 In november 2007 zijn opnieuw stukken naar de stichting gestuurd en in december 2007 is klaagster geïnformeerd over de voorwaarden waaronder en tot welk bedrag een claim tot uitkering zou kunnen komen.
2.6 Klaagster is toen ingedeeld in de categorie “NOI Claimants”. Klaagster is hiermee akkoord gegaan. Het daartoe door klaagster ingevulde en ondertekende formulier is op 19 december 2007 aan de stichting gezonden.
2.7 In april 2008 heeft de stichting om nadere informatie verzocht. Deze informatie is door verweerster opgevraagd bij Kliniek H. en doorgestuurd naar de stichting.
2.8 In september 2009 heeft verweerster desgevraagd een “foreign payment option form” opgestuurd naar de stichting. Verweerster heeft dit formulier in augustus 2011 nogmaals opgestuurd omdat nog geen betaling was ontvangen.
2.9 In oktober 2011 heeft verweerster de stichting een “letter of representation” gestuurd en vervolgens is in april 2012 een bedrag van $ 3.000,- abusievelijk gestort op de derdengeldenrekening van het vorige kantoor van verweerster. Dit bedrag is eerst in februari 2013 op de derdengeldenrekening van verweerster gestort.
2.10 Verweerster heeft vervolgens het bedrag direct naar klaagsters rekening overgemaakt.
2.11 In maart 2014 heeft de stichting weer medische stukken opgevraagd met de mededeling dat op 15 januari 2015 een deadline verloopt.
2.12 Verweerster heeft klaagster bericht dat zij alle relevante stukken reeds aan de stichting had gestuurd en dat zij niet beschikte over recente medische informatie. Verweerster heeft klaagster daarom geadviseerd om nog eens bij haar huisarts te informeren of er recente medische gegevens beschikbaar zijn.
2.13 Bij brief van 25 juli 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) klaagster niet wist waar zij aan toe was en geen antwoord op haar vragen kreeg. Klaagster heeft diverse formulieren moeten ondertekenen waarop forse schadebedragen stonden. Klaagster heeft verweerster de nodige schriftelijke medische bewijzen gegeven en drie jaar geleden slechts een bedrag van € 1.100,- ontvangen;
b) zij niet reageerde op terugbelverzoeken van klaagster;
c) zij niet heeft aangegeven niets meer voor klaagster te kunnen doen.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klaagster zich in de beslissing van de voorzitter niet kan vinden.
4 BEOORDELING
4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden deels kennelijk ongegrond en deels van onvoldoende gewicht bevonden.
4.3 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten en P.C.M. van Schijndel, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 september 2015.
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 29 september 2015 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam [ ]
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.