Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-09-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:213

Zaaknummer

15-311 DH/DH

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klager sub 1 heeft naar het oordeel van de voorzitter niet, althans onvoldoende, gemotiveerd in welk belang hij rechtstreeks is of kan worden getroffen. 

Inhoudsindicatie

Klacht van klager sub 1 kennelijk niet-ontvankelijk.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klagers hebben geen, althans onvoldoende feiten gesteld om te staven, noch is uit de stukken gebleken, dat verweerder misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheden, dan wel van de derdengeldenrekening. Van belang daarbij is dat het een gebruikelijke gang van zaken is dat een cliënt die uit hoofde van een veroordelend vonnis aan de wederpartij moet betalen, betaalt op de derdenrekening van de advocaat, zodat de advocaat zorg kan dragen voor doorstorting van dit bedrag.

Inhoudsindicatie

Klachten van klagers sub 2 en 3 kennelijk ongegrond.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Deze beslissing is in afschrift op 17 september 2015 per aangetekende post verzonden aan:

Inhoudsindicatie

- klagers 

Inhoudsindicatie

en per gewone post aan:

Inhoudsindicatie

- klagers

Inhoudsindicatie

- verweerder

Inhoudsindicatie

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag. 

Inhoudsindicatie

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85791, 2508 CD Den Haag (fax: 088-2053707). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 30 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in Den Haag van 24 augustus 2015 met kenmerk K092 2015, door de raad ontvangen op 28 augustus 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerder heeft opgetreden voor de Staat der Nederlanden in een procedure waarbij onder andere klagers sub 2 en 3 betrokken waren.

1.3 In deze procedure is op 7 januari 2015 vonnis gewezen, waarbij de Staat werd veroordeeld te betalen aan klagers sub 2 en 3 het restant van een schadeloosstelling, een bedrag voor de kosten van rechtsbijstand en een bedrag als vergoeding voor het betaalde griffierecht.

1.4 Op 12 maart 2015 zijn door verweerder aan klagers schadeloosstellingen betaald.

1.5 Op 23 maart 2015 zijn door hem ook vergoedingen voor de kosten voor deskundige rechtsbijstand en het betaalde griffierecht voldaan.

1.6 Bij brief van 30 maart 2015 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijten klagers verweerder dat hij:

a. de schadeloosstelling die door de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, bij vonnis van 7 januari 2015 is vastgesteld niet, althans niet volledig heeft uitbetaald aan klagers;

b. op niet toegestane wijze samenwerkt met de advocaat die klager sub 3 bijstond in de genoemde procedure;

c. onrechtmatig handelt door geld onder zich te houden, terwijl hij daartoe niet bevoegd is;

d. misbruik maakt van zijn bevoegdheid en misbruik maakt van de derdengeldenrekening.

 

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft gesteld dat niet vastgesteld kan worden dat de heer G gemachtigd is om namens klagers een klacht in te dienen, nu machtigingen daartoe ontbreken. Om die reden zou de klacht naar de mening verweerder niet ontvankelijk verklaard moeten worden.

3.2 Verweerder is van mening dat de klacht van klager sub 1 niet-ontvankelijk is vanwege het ontbreken van een rechtstreeks belang.

3.3 Verweerder heeft gesteld dat de schadeloosstelling aan klagers sub 2 en 3 wel degelijk volledig is betaald. De Staat heeft de schadeloosstellingen op de derdengeldenrekening van verweerders kantoor overgemaakt, waarna verweerder deze zo spoedig mogelijk heeft doorgeleid naar klagers sub 2 en 3. Volgens verweerder is er binnen de termijn zoals gesteld in artikel 55 Onteigeningswet, betaald. De schadeloosstellingen zijn op 12 maart 2015 volledig aan klagers sub 2 en 3 uitgekeerd, vermeerderd met de wettelijke rente tot 1 april 2015. Ook de te vergoeden kosten voor deskundige bijstand en de vergoeding voor de betaalde griffierechten zijn volledig voldaan op 23 maart 2015.

3.4 Verweerder is voorts van mening dat de verwijten van klagers op geen enkele wijze worden geadstrueerd en onderbouwd.

3.5 Met betrekking tot de stelling dat verweerder op een oneigenlijke wijze zou samenwerken met de advocaat van klagers heeft verweerder gesteld dat hij op geen enkele wijze betrokken is bij enig geschil tussen klager sub 3 en zijn advocaat.

 

4 BEOORDELING

4.1 De Advocatenwet heeft het klachtrecht niet in het leven heeft geroepen voor een ieder, doch slechts voor degenen die door het handelen of nalaten van een advocaat in zijn of haar belang getroffen is of kan worden. Klager sub 1 heeft naar het oordeel van de voorzitter niet, althans onvoldoende, gemotiveerd in welk belang hij rechtstreeks is of kan worden getroffen. Dat tussen klagers sub 2 en 3 en klager sub 1 een overeenkomst is gesloten waarbij klager sub 1 gemachtigd is, maakt dit niet anders.

4.2 Voorts staat bij de beoordeling van een klacht voorop dat slechts in uitzonderingsgevallen een (advocaat van de) wederpartij met succes kan klagen over de wijze waarop een advocaat de belangen van zijn eigen cliënt behartigt. Het tuchtrecht dient er niet toe de advocaat in het voordeel van de wederpartij te beperken in zijn vrijheid om zijn cliënt bij te staan op een wijze die hem en zijn cliënt goeddunkt.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a

Bij vonnis van 7 januari 2015 van de Rechtbank Limburg is de Staat veroordeeld tot betaling van schadeloosstellingen en vergoeding voor kosten van deskundige bijstand en vergoeding voor het betaalde griffierecht aan klagers sub 2 en 3. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat zowel de schadeloosstellingen, als de kosten van deskundige en juridische bijstand op respectievelijk 12 en 23 maart 2015 aan klagers sub 2 en 3 zijn betaald. Nu de bedragen aan klagers sub 2 en 3 zijn uitgekeerd, valt niet in te zien welk belang zij hebben bij dit onderdeel van de klacht.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b

Klagers sub 2 en 3 hebben hun stelling niet, althans onvoldoende, onderbouwd en verweerder heeft het gestelde betwist. Uit de stukken blijkt niet dat verweerder op een ondeugdelijke wijze heeft samengewerkt met de advocaat van klager sub 3. Dat deze advocaat het bedrag dat op de rekening van stichting derdengelden stond ten behoeve van klager sub 3 heeft verrekend met een nog openstaande declaratie van klager sub 3 kan verweerder niet worden verweten.

4.5 Ten aanzien van de klachtonderdelen c en d

Deze klachtonderdelen worden gezamenlijk en in onderlinge samenhang beoordeeld. Klagers hebben geen, althans onvoldoende feiten gesteld om te staven, noch is uit de stukken gebleken, dat verweerder misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheden, dan wel van de derdengeldenrekening. Van belang daarbij is dat het een gebruikelijke gang van zaken is dat een cliënt die uit hoofde van een veroordelend vonnis aan de wederpartij moet betalen, betaalt op de derdenrekening van de advocaat, zodat de advocaat zorg kan dragen voor doorstorting van dit bedrag.

4.6 Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter de klacht van klager sub 1 kennelijk niet-ontvankelijk verklaren en de klachten van klagers sub 2 en 3 kennelijk ongegrond.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht van klager sub 1 kennelijk niet-ontvankelijk en de klacht van klagers sub 2 en 3 kennelijk ongegrond..

 

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 15 september 2015. 

griffier     voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 17 september 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klagers 

en per gewone post aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag. 

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85791, 2508 CD Den Haag (fax: 088-2053707). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 30 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.