Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-09-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:212

Zaaknummer

15-320 DH/RO

Inhoudsindicatie

Kwaliteit dienstverlening.

Inhoudsindicatie

Het ware zorgvuldiger geweest als verweerder klager, naar aanleiding van zijn opmerkingen over mogelijke acties tegen de heer B, een uitgebreidere uitleg had gegeven waarom verweerder van mening was dat dat niet opportuun was, zodat klager beter had kunnen afwegen of hij hiermee kon instemmen, dan wel of klager genoeg vertrouwen in verweerder had om hem de zaak verder te laten behandelen. Tegelijkertijd is van belang dat slechts eenmaal uit de stukken blijkt dat klager verweerder hierom verzocht heeft. Tevens blijkt uit de stukken dat klager de dagvaarding op voorhand heeft ontvangen en ook uitdrukkelijk met de inhoud daarvan heeft ingestemd. De voorzitter is van oordeel dat verweerder in deze kwestie niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 25 augustus 2015 met kenmerk R 2015/67 edl, door de raad ontvangen op 28 augustus 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager heeft zich tot verweerder gewend in verband met een geschil met zijn oude werkgever, de H. en zijn (destijds) nieuwe werkgever, de N.

1.3 Een bijzonder opsporingsambtenaar had camerabeelden opgevraagd waarop klager te zien was. Over deze beelden had de bijzonder opsporingsambtenaar vervolgens contact opgenomen met (een of beide) werkgever(s).

1.4 Klager heeft aangegeven dat hij als gevolg hiervan is ontslagen. Hij heeft verweerder gevraagd zijn belangen in dezen te behartigen.

1.5 Bij brief van 2 februari 2015 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij hem niet goed heeft bijgestaan. Meer specifiek verwijt klager verweerder dat hij hem 1,5 jaar aan het lijntje heeft gehouden, dat hij de verkeerde partij heeft gedagvaard, terwijl klager verweerder een aantal malen mondeling en schriftelijk had gewezen op het feit dat dit niet de juiste partij betrof en dat als gevolg hiervan de grondslag van de procedure niet de juiste was.

 

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft gesteld dat klager altijd heeft ingestemd met de door verweerder voorgestelde handelwijze en dit zelfs, mondeling en schriftelijk, actief heeft ondersteund. De rol van de heer B bleef voor verweerder onduidelijk, zodat in overleg is besloten hem (voorlopig) niet te dagvaarden. Er is dan ook geen sprake van het doordrukken van een dagvaarding. Verweerder merkt op dat klager zelfs blij was met de dagvaarding en heeft ingestemd met de verzending hiervan.

3.2 Tijdens de zitting heeft de rechter in een voorlopig oordeel aangegeven dat zij niet op voorhand kon inzien waardoor sprake zou zijn van een onrechtmatige gedraging van klagers (oude en/of nieuwe) werkgever en dat er wat haar betreft ook geen causaal verband bestond tussen de onrechtmatigheid en de door klager gestelde schade. “Op de gang heb ik vervolgens uitgelegd dat, gezien het voorlopig oordeel van de kantonrechter, cliënt beter kon kiezen voor het aanbod van gesloten beurzen, immers daar wilden toen nog beide wederpartijen van klager (red.), H. en N., op de gang mee akkoord gaan. Klager (red.) wilde echter per se door met de zaak. Toen de kantonrechter nog een keer op klager (red.) inpraatte, wilde klager (red.) opeens toch wel intrekken, maar daar ging pas toen één wederpartij niet meer mee akkoord, namelijk N., in verband met precedentwerking”. Enkele weken later heeft NS contact gezocht met verweerder om te zien of wellicht toch de zaak met gesloten beurzen kon worden geëindigd. Verweerder begrijpt dat dit inderdaad gelukt is.

3.3 Verweerder heeft gesteld dat hij altijd klagers e-mails heeft beantwoord. Hij ontkent tijdens een bespreking met klager weggelopen te zijn. “Resumerend erken ik met klager (red.) teleurgesteld te zijn over de afloop van de civiele zaak, niemand vindt immers verliezen leuk. Ik heb echter nimmer een zaak aangenomen waarin ik niet geloofde, noch kansloos geprocedeerd o.i.d.” 

 

4 BEOORDELING

4.1 Klager verwijt verweerder dat hij hem – ondanks klagers waarschuwingen – verkeerd heeft geadviseerd als gevolg waarvan klager veel tijd heeft verloren. Verweerder heeft betwist klager verkeerd te hebben geadviseerd, terwijl hij heeft aangegeven dat klager de dagvaarding in concept heeft gezien en hiermee akkoord is gegaan.

4.2 Voorop dient te staan dat de tuchtrechter gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan, zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

4.3 Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en de cliënt daarover te informeren. De cliënt dient er door de advocaat gewezen te worden wat in zijn zaak de proceskansen zijn en het kostenrisico is. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daar aan te stellen eisen.

4.4 Het ware zorgvuldiger geweest als verweerder klager, naar aanleiding van zijn opmerkingen over mogelijke acties tegen de heer B, een uitgebreidere uitleg had gegeven waarom verweerder van mening was dat dat niet opportuun was, zodat klager beter had kunnen afwegen of hij hiermee kon instemmen, dan wel of klager genoeg vertrouwen in verweerder had om hem de zaak verder te laten behandelen. Tegelijkertijd is van belang dat slechts eenmaal uit de stukken blijkt dat klager verweerder hierom verzocht heeft. Tevens blijkt uit de stukken dat klager de dagvaarding op voorhand heeft ontvangen en ook uitdrukkelijk met de inhoud daarvan heeft ingestemd. De voorzitter is van oordeel dat verweerder in deze kwestie niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.5 Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 10 september 2015. 

griffier    voorzitter

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 11 september 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.  

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85791, 2508 CD Den Haag (fax: 088-2053707). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 30 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.