Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-07-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:271

Zaaknummer

R. 4812/15.122

Inhoudsindicatie

De klachten hebben betrekking op het feit dat klaagsters ervan uitgaan dat de gemeente B. onrechtmatig handelt. Uit de stukken blijkt veelal het tegendeel: de gemeente heeft twee procedures gevoerd om ervoor te zorgen dat uiteindelijk de noodzakelijke handelingen rond onder meer de door klaagsters gehuurde woning konden worden verricht. De klachten van klaagsters zijn verder alle gebaseerd op de veronderstelling dat verweerder met de gemeente B.samenwerkte in een soort complot. Daarvoor is in het dossier geen enkel aanknopingspunt te vinden. Op basis van het dossier kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat verweerder de belangen van klaagsters op juiste wijze heeft behartigd.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 22 juni 2015 met kenmerk R 2015/51, door de raad ontvangen op 23 juni 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klaagster sub 2 en haar echtgenoot, ouders van klaagster sub 1, hebben zich tot verweerder gewend in verband met hun “huurrechten” en achterstallig onderhoud aan hun huurwoning met garage te Rotterdam. Het betrof een civiel geschil met de gemeente B..

1.3 Uit een eerdere klacht, tegen de advocaat van de gemeente B, blijkt het volgende. De gemeente B. is tezamen met “mede-gerechtigden”, eigenaresse van het appartement met garage. De gemeente Bheeft in april 2014 twee verzoekschriften ingediend bij de rechtbank te Rotterdam, waarin de rechtbank is verzocht een beheersregeling te treffen en hen te machtigen tot het te gelde maken van gemeenschappelijke registergoederen.

1.4 Op 4 augustus 2014 de rechtbank Rotterdam bij beschikking een beheersregeling afgegeven.

1.5 De rechtbank Rotterdam heeft vervolgens op 8 oktober 2014 de gevraagde machtiging aan de gemeente B. afgegeven.

1.6 Uit deze laatste beschikking van de rechtbank Rotterdam blijkt verder dat het recht op vruchtgebruik van rechtswege is geëindigd met het overlijden van de heer B op 9 augustus 1972.

1.7 Op 20 oktober 2014 zijn klagers door de gemeente B. op de hoogte gebracht van het feit dat er een beschikking was afgegeven door de rechtbank over het beheer van de garage en dat de gebruikersovereenkomst werd opgezegd.

1.8 Verweerder heeft op 12 december 2014 namens klagers een brief geschreven aan de gemeente B. om de gemeente te informeren over het achterstallig onderhoud aan de woning en de gemeente dringend te verzoeken de noodzakelijke herstelwerkzaamheden ter hand te nemen.

1.9 Op 18 december 2014 heeft verweerder van de gemeente B. kopieën ontvangen van de twee afgegeven beschikkingen.

1.10 Omdat de gemeente B. nog geen reactie had gegeven op verweerders brief van 12 december 2014 heeft verweerder op 16 februari 2015 een herinneringsbrief gestuurd.

1.11 Daarna heeft een medewerker van de gemeente telefonisch contact opgenomen met verweerder.

1.12 Bij brief van 18 februari 2015 heeft verweerder in een brief gericht aan de heer D, vader van klaagster sub 1, echtgenoot van klaagster sub 2, overgebracht wat de medewerkster van de gemeente B, hem telefonisch had verteld. De gemeente wilde graag in overleg met klaagsters treden over de huurwoning en de eventuele verkoop van de woning en garage aan klaagster sub 2 en haar echtgenoot.

1.13 Direct daarna heeft klaagster sub 1 verweerder laten weten geen gebruik meer te willen maken van zijn diensten.

1.14 Verweerder heeft daarop een brief gestuurd, waarin hij aangeeft deze beslissing te respecteren. Verweerder heeft daarbij voorts aangegeven dat de eigen bijdrage van € 616,-- nog niet was voldaan.

1.15 Bij brieven van 26 februari 2015 en 6 maart 2015 hebben klaagsters zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagsters verwijten verweerder dat hij “medeplichtig is aan de terreur van de gemeente B.”. Meer concreet verwijten klaagsters verweerder dat hij:

a. opzettelijk het onderzoek naar de bepalingen uit het testament aangaande de gemeente B. en overige erfgenamen heeft gestagneerd;

b. klaagsters in de waan liet dat zij hem nodig hadden in verband met huurrechten die niet bestaan;

c. het eens is met de gemeente B. ;

d. medewerking verleende aan de gemeente B. bij het onrechtmatig verkrijgen van onroerende goederen;

e. niets heeft gedaan met de door hem van de woning gemaakte foto’s;

f. de vereniging van eigenaren niet heeft aangesproken op het achterstallig onderhoud;

g. klagers op een verkeerd spoor heeft gezet;

h. klagers computer zou hebben gehackt;

i. mr. W buiten de interactie hield, terwijl mr. W actief aan de zaak werkte;

j. klaagsters onheus heeft behandeld en dat hij heeft gemanipuleerd;

k. meewerkt aan heling doordat hij heeft geprobeerd het huis te verkopen, terwijl het een gestolen onroerend goed betreft, waarop klaagsters een vruchtgebruik van bewoning zou hebben;

l. misbruik heeft gemaakt van de emotionele periode waar klaagsters in terecht zijn gekomen door deze georganiseerde misdaad tegen hen.

 

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft uiteengezet hoe de feitelijke situatie is rond de woning te Rotterdam en dat de woning door de oorspronkelijke eigenaresse bij testament is vermaakt aan de kerkelijke armen- en zorginstellingen in Hellevoetsluis en B.. De echtgenoot van de oorspronkelijke eigenaresse kreeg het levenslange vruchtgebruik. In 1972 overleed die echtgenoot en eindigde het vruchtgebruik. Inmiddels hadden klaagster sub 2 en haar echtgenoot de woning gehuurd en betaalden daarvoor € 48,12 per maand.

3.2 Verweerder heeft in zijn verweerschrift gesteld dat het aanvankelijk een complexe zaak was, omdat er sprake was van 26 eigenaren, kerkelijke armen- en zorginstellingen, waarbij geen enkele organisatie zich als woordvoerder van de verhuurder wilde opstellen. De gemeente B. was wel actief, maar kon weinig uitrichten zonder de medewerking van de andere eigenaren.

3.3 Verweerder geeft aan dat hij klaagsters heeft verteld, dat hun conclusie dat de woning volgens de eigendomsacte van 1958 nooit zou mogen worden verkocht onjuist was en dat hij zich daar ook verder niet mee heeft beziggehouden, nu de hem opgedragen zaak de huurrechten en het achterstallige onderhoud aan de woning betrof. Verweerder herkent zich niet in de klachten van klaagsters. Verweerder heeft gesteld dat hij steeds de belangen van de familie van klaagsters heeft gediend.

3.4 Verweerder heeft voorts gesteld dat hij de foto’s heeft gemaakt als geheugensteun voor de onderhoudsklachten in de woning. De foto’s zouden eventueel in een procedure van nut kunnen zijn als illustratie. Verweerder betwist dat hij de VvE niet zouden hebben aangesproken via een brief. Verweerder heeft terzake gesteld dat de VvE slapend was en geen bestuur had en dat de gemeente B. eerst kon worden aangeschreven nadat de beschikkingen van de rechtbank waren afgegeven.

3.5 Verweerder betwist dat hij klaagsters op een verkeerd spoor heeft gezet. Verweerder is van mening dat hij heeft gehandeld in het belang van de familie van klaagsters en geen handelingen heeft verricht die in het nadeel van de familie zouden zijn.

3.6 Verweerder heeft ten slotte gesteld dat hij geen verstand heeft van hacken van computers en dat hij niet heeft samengewerkt met mr. W.

 

4 BEOORDELING

4.1 De klachten hebben betrekking op het feit dat klaagsters ervan uitgaan dat de gemeente B. onrechtmatig handelt. Uit de stukken blijkt veelal het tegendeel: de gemeente heeft twee procedures gevoerd om ervoor te zorgen dat uiteindelijk de noodzakelijke handelingen rond onder meer de door klaagsters gehuurde woning konden worden verricht. De klachten van klaagsters zijn verder alle gebaseerd op de veronderstelling dat verweerder met de gemeente B.samenwerkte in een soort complot. Daarvoor is in het dossier geen enkel aanknopingspunt te vinden. Op basis van het dossier kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat verweerder de belangen van klaagsters op juiste wijze heeft behartigd.

4.2 Derhalve kan niet worden vastgesteld dat verweerder bij de behandeling van de zaak onjuist is opgetreden of onjuist heeft geadviseerd en de belangen van zijn klaagsters heeft geschaad.

4.3 Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 13 juli 2015

griffier  voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 14 juli 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagsters 

en per gewone post aan:

- klaagsters

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. 

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagsters en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85791, 2508 CD Den Haag (fax: 088-2053707). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 30 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.