Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-07-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:276

Zaaknummer

R.4718/15.28

Inhoudsindicatie

Klacht dat verweerder, optredend als advocaat van klagers wederpartij, de rechtbank onjuist geïnformeerd heeft door met het oog op een comparitie een overzicht te sturen, waarop facturen vermeld stonden, waarvan verweerder wist dat het om niet-bestaande facturen ging. Ter comparitie is het door de cliënte van verweerder toegelicht. De raad concludeert dat verweerder zich, toen hij zijn brief aan de rechtbank schreef, bewust was van het feit dat op het toegezonden overzicht twee niet-bestaande facturen waren vermeld. Klacht wegens onjuist informeren van de rechtbank gegrond. Maatregel: enkele waarschuwing.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 29 januari 2015 , door de raad ontvangen op 29 januari 2015 heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 juni 2015 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager is verwikkeld in een geschil met een aannemer over de uitvoering en betaling van in opdracht van klager verrichte werkzaamheden.

2.3 In het geschil werden de belangen van de aannemer behartigd door verweerder.

2.4 Het geschil heeft geleid tot een procedure voor de Rechtbank Den Haag, in welke procedure een comparitie van partijen is gehouden.

2.5 Voorafgaande aan de comparitie heeft verweerder bij brief van 1 oktober 2014 enkele producties aan de rechtbank toegezonden. In die brief deelde verweerder onder meer het volgende mee:

“Hierbij zend ik u per mail vooraf en per Falk post een drietal producties ten behoeve van de comparitie van partijen op 3 oktober a.s. om 9.30 uur:

1. Een specificatie van de facturen en de betalingen waaruit ook kan blijken dat in de dagvaarding en in de conclusie van antwoord ten onrechte is verondersteld dat de € 926.228,25 een bedrag inclusief BTW is, want dat is onjuist. Het gaat daar om een bedrag exclusief BTW (productie 1);

(…)”

2.6 Productie 1 betreft een spreadsheat, die in het hoofd het volgende vermeldt:

“Kostenspecificatie

Project [klager, RvD] overzicht gefact. Bedragen Inzake [adres van klager, RvD]”

2.7 In het overzicht van de als productie 1 toegezonden Kostenspecificatie zijn twee bedragen opgenomen van respectievelijk € 25.000,-- en € 35.000,-- excl. BTW met een factuurnummer, BTW en totaalbedrag incl. BTW, waarbij bedragen zijn vermeld als “betaald” van respectievelijk € 25.000,-- en € 35.000,--.

2.8 Blijkens het proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 3 oktober 2014, heeft de cliënt van verweerder onder meer het volgende verklaard:

“Het is juist dat er voor een bedrag van € 937.500 incl. BTW is gefactureerd. Dat [klager, RvD] c.s. meer heeft betaald dan is gefactureerd komt doordat is afgesproken dat tweemaal contant zou worden betaald. Het gaat om een bedrag van € 25.000 en € 35.000. Hier liggen geen facturen aan ten grondslag. Er is immers ‘zwart’ betaald. Met een factuur kan dit niet.”

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. In het bijzonder verwijt klager verweerder dat deze de rechtbank onjuist heeft geïnformeerd door op 1 oktober 2014 voor een zitting op 3 oktober 2014 zonder nadere toelichting producties in te dienen waarvan hij wist, althans behoorde te weten, dat de inhoud daarvan onjuist was.

3.2 Na kennisneming van de visie van de deken heeft klager twee aanvankelijk aangevoerde klachtonderdelen niet gehandhaafd. Klager heeft de deken verzocht enkel het onder randnummer 3.1 vermelde klachtonderdeel aan de raad voor te leggen.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De raad zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

5.3 Blijkens de toelichting heeft de klacht betrekking op het overzicht ‘Kostenspecificatie’- genoemd onder randnummer 2.6 – dat verweerder aan de rechtbank heeft gezonden met de begeleidende brief van 1 oktober 2014, waarvan een gedeelte in deze beslissing is geciteerd onder randnummer 2.5.  

In de Kostenspecificatie is vermeld dat het een overzicht bevat van gefactureerde bedragen inzake het bij klager uitgevoerde werk. In de begeleidende brief noemt verweerder dit stuk “een specificatie van de facturen en de betalingen waaruit …” etc. In deze stukken is aldus uitdrukkelijk sprake van facturen, los van de vermelding van betalingen.

5.4 Tijdens de behandeling ter zitting is aan de orde gekomen dat de advocaat van klager voorafgaande aan de verzending door verweerder van zijn brief aan de rechtbank contact met verweerder heeft gehad, waarin verweerder uitdrukkelijk is gewezen op een onjuistheid in de Kostenspecificatie. Dit betrof een tweetal vermeldingen van factuurnummers, waar geen facturen tegenover stonden, door klager aangeduid als niet-bestaande facturen. Verweerder was reeds hierom op de hoogte van het ontbreken van facturen bij de betreffende betalingen.

5.5 Verweerder heeft aangevoerd dat hij zich van de voormelde feiten bewust was, maar dat zijn cliënte reeds bij aanvang van de comparitie heeft meegedeeld dat de twee betalingen contante betalingen betroffen, waar geen facturen tegenover stonden. Verweerder heeft verwezen naar het proces-verbaal van de comparitie. Blijkens dat proces-verbaal heeft de cliënte van verweerder verklaard dat klager meer had betaald dan was gefactureerd en dat dat kwam omdat was afgesproken dat er tweemaal contant zou worden betaald, waarbij het ging om bedragen van € 25.000,-- en € 35.000,--.

5.6 Uit het voorgaande volgt dat verweerder zich, toen hij zijn brief van 1 oktober 2014 aan de rechtbank schreef, bewust was van het feit dat op de Kostenspecificatie twee niet-bestaande facturen waren vermeld. Niettemin heeft verweerder in zijn brief aan de rechtbank vermeld dat hij een overzicht van de facturen (en betalingen) zond. Verweerder heeft aldus desbewust onjuiste informatie aan de rechter verschaft. 

De omstandigheid dat verweerders cliënte tijdens de comparitie en mogelijk al bij aanvang daarvan de onjuistheid van de vermelding heeft weggenomen, maakt dat niet anders.  

Van belang is dat de toezending van stukken voorafgaande aan de zitting mede bepalend kan zijn voor de beeldvorming van de rechter.

5.7 Door aldus de rechtbank onjuist te informeren heeft verweerder niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. 

De klacht is derhalve gegrond.

 

6 MAATREGEL

6.1 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

 

7. BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt als maatregel op een enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. H.E. Meerman, A.J.N. van Stigt, L.Ph.J. baron van Utenhove en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 juli 2015.

 

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 8 juli 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten Den Haag

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten Den Haag

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452. 2508 CD  Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

 

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088-2053777 of griffie@hofvandiscipline.nl.

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl