Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-07-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:239

Zaaknummer

R. 4695/15.5

Inhoudsindicatie

Klacht over kwaliteit dienstverlening en verschuldigdheid eigen bijdrage. De raad verenigt zich met de beoordeling van de klacht door de voorzitter. Verzet ongegrond.

Uitspraak

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 10 september 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 6 januari 2015 met kenmerk K241 2014 bm/ak, door de raad ontvangen op 7 januari 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 21 januari 2015 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 23 januari 2015 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 25 januari 2015, door de raad ontvangen op 28 januari 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 18 mei 2015 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2 Een kantoorgenoot van verweerder heeft de behandeling van het dossier van klager van een andere kantoorgenoot overgenomen.

2.3 De kantoorgenoot van verweerder heeft op 22 maart 2013 met klager afgesproken dat verweerder de zaak zou behandelen, maar dat zij wel een concept brief aan de wederpartij van klager zou opstellen.

2.4 Op 28 maart 2013 heeft de kantoorgenoot van verweerder aan klager een concept voor een brief aan de wederpartij gestuurd met het verzoek om commentaar.

2.5 Op 29 maart 2013 is deze brief daadwerkelijk verzonden.

2.6 Bij e-mail van 11 april 2013 heeft verweerder klager bericht dat de brief aan de wederpartij retour is gestuurd, omdat de geadresseerde niet meer bij de wederpartij werkzaam was.

2.7 Verweerder heeft de brief wederom aan de wederpartij gestuurd met het verzoek alsnog op de brief te reageren.

2.8 Op 16 april 2013 heeft verweerder klager bericht dat hij contact heeft gehad met de wederpartij en dat klager zijn examen mocht inzien. Verweerder heeft klager geadviseerd van deze mogelijkheid gebruik te maken.

2.9 Per e-mail van 17 april 2013 en van 22 april 2013 heeft verweerder zijn advies aan klager herhaald.

2.10 Op 25 april 2013 heeft de wederpartij klager bericht dat hij zijn examens mocht inzien en dat hij contact op kon nemen met de opleidingscoördinator voor het maken van een afspraak.

2.11 Op 1 mei 2013 heeft de wederpartij klager bericht dat hij alleen examens mocht inzien die hij niet had gehaald en dat hij geen gebruik kon maken van een pen of potlood. Klager heeft verweerder vervolgens gevraagd of hij hier iets aan kon doen.

2.12 Verweerder heeft klager op 3 mei 2013 bericht dat er weinig aan het standpunt van de wederpartij te veranderen viel, of klager zou bij de rechter kopieën van zijn examen moeten afdwingen. Verweerder heeft in deze mail aangegeven dat hij voor een procedure bij de rechter eerst meer bewijs nodig had en heeft klager verzocht dit bewijs aan te dragen.

2.13 Bij brief van 14 mei 2013 heeft verweerder klager geïnformeerd dat hij op basis van de hem op dat moment ter beschikking staande gegevens niets voor klager kon betekenen vanwege het ontbreken van een juridisch conflict.

2.14 Verweerder heeft het dossier op 13 juli 2014 gesloten en aan klagers nieuwe advocaat overgedragen. (NB: abusievelijk staat in de stukken 13 maart 2014 maar dit klopt chronologisch niet)

2.15 Bij brief van 10 september 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) Zelf heeft gesteld dat hij niet gekwalificeerd was op het gebied van onderwijsrecht en

b) Niet de eigen bijdrage aan klager terug wil betalen.

3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich met de inhoud van de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen.

 

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten en P.C.M. van Schijndel, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 juli 2015.

Griffier Voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 8 juli 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.