Rechtspraak
Uitspraakdatum
28-09-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2015:219
Zaaknummer
R. 4639/14.224
Inhoudsindicatie
Dat verweerder niet heeft geantwoord op een vraag van klager is onjuist. Dat klager het met dat antwoord niet eens was, maakt het handelen van verweerder niet klachtwaardig. Naar het oordeel van de raad is voorts het enkele feit dat de door verweerder ingestelde vordering in hoger beroep is afgewezen onvoldoende grond om te stellen dat de procedure niet gevoerd had moeten worden. Het geven van een inhoudelijke beoordeling/inschatting maakt onderdeel uit van de taak van een advocaat. Indien daarover verschil van mening ontstaat, staat het de cliënt vrij naar een andere advocaat te gaan. Het geven van een inhoudelijke beoordeling/inschatting als zodanig levert op zichzelf genomen geen klachtwaardig handelen op. Nu als gevolg van een door verweerder gezonden stuitingsbrief er nog juridische acties mogelijk zijn, acht de raad hoewel verweerder op zichzelf genomen heeft verzuimd zaken schriftelijk vast te leggen, het laatste klachtonderdeel van onvoldoende gewicht. Klacht in alle onderdelen ongegrond.
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 14 oktober 2014 met kenmerk R 2014/83 edl, door de raad ontvangen op 15 oktober 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 22 juni 2015 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Naar aanleiding van een brand in 2001 heeft klager verschillende procedures gevoerd tegen de vennootschap onder firma Bouwbedrijf R. In deze procedures is klager bijgestaan door drie verschillende advocaten.
2.3 Klager heeft de procedure tegen Bouwbedrijf R. tot in hoogste instantie verloren.
2.4 Eén van de advocaten die klager in de cassatieprocedure heeft bijgestaan is mr. Van D. Mede gezien het feit dat mogelijk sprake zou zijn van meineed van één of meer getuigen heeft mr. Van D. klager doorverwezen naar verweerder.
2.5 Verweerder heeft klager bijgestaan in de beroepsaansprakelijkheidsprocedure tegen één van de andere twee advocaten, mr. S.
2.6 Bij brief van 22 april 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
a) na de uitspraak van het gerechtshof in de procedure tegen mr. S. niet heeft geantwoord op de vraag van klager omtrent de inhoud van de overwegingen 3.6 en 3.7 van dat arrest;
b) de procedure tegen mr. S. verkeerd heeft ingestoken. Als er al een procedure tegen mr. S. had moeten worden gevoerd, dan had hem verweten moeten worden dat hij tijdens het hoger beroep in de procedure tegen Bouwbedrijf R. de grondslagen van de vordering heeft gewijzigd terwijl hij als advocaat moest weten dat dat op dat moment niet meer kon;
c) de mogelijkheid van een herziening in de procedure tegen Bouwbedrijf R. niet met klager besproken heeft. Bij brief aan de deken van 12 juli 2014 heeft klager dit klachtonderdeel gewijzigd door aan te geven verweerder niet langer te verwijten dat hij niet om herziening heeft verzocht, maar hem te verwijten dat hij tot de conclusie is gekomen dat een dergelijke herziening niet mogelijk was;
d) geen actie heeft ondernomen richting de heer R. dan wel tegen Bouwbedrijf R. in het kader van het geven van onjuiste verklaringen.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft zich gemotiveerd tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna zo nodig zal ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
Ad klachtonderdeel a)
5.2 Klager verwijt verweerder dat hij niet heeft geantwoord op een hem gestelde vraag. Verweerder heeft aangegeven klager wel degelijk te hebben bericht.
5.3 Tijdens het bemiddelingsgesprek bij de deken heeft klager erkend dat verweerder wel heeft gereageerd, maar dat dat antwoord in zijn ogen onvoldoende was en dat hij het daarmee niet eens was. Van klachtwaardig handelen door verweerder zoals in de klacht gesteld, is in zoverre naar het oordeel van de raad dan ook geen sprake.
5.4 De raad acht dit klachtonderdeel ongegrond.
Ad klachtonderdeel b)
5.5 Klager verwijt verweerder voorts de procedure tegen mr. S. verkeerd te hebben ingestoken. Verweerder heeft gemotiveerd aangegeven dat en waarom de door hem ingestelde vordering de enige juiste is.
5.6 Klager heeft niet eerder dan in zijn klacht d.d. 22 april 2014 aangegeven het met de aanpak door en inhoud van de processtukken van verweerder niet eens te zijn. Naar het oordeel van de raad is het enkele feit dat de vordering door het hof is afgewezen onvoldoende grond om te stellen dat de procedure niet gevoerd had moeten worden. Uit de stukken is niet gebleken dat verweerder niet heeft gehandeld zoals een goed rechtshulpverlener betaamt.
5.7 De raad acht ook dit klachtonderdeel ongegrond.
Ad klachtonderdeel c)
5.8 Klager verwijt verweerder verder dat hij tot de conclusie is gekomen dat een herziening niet mogelijk was.
5.9 Naar het oordeel van de raad maakt het geven van een dergelijke inhoudelijke beoordeling/inschatting onderdeel uit van de taak van een advocaat. Ingeval over de juistheid ervan met de cliënt verschil van mening ontstaat, staat het de cliënt vrij naar een andere advocaat te gaan. Het geven van een dergelijke inhoudelijke beoordeling/inschatting levert op zichzelf geen klachtwaardig handelen op.
5.10 Ook klachtonderdeel c) is naar het oordeel van de raad derhalve ongegrond.
Ad klachtonderdeel d)
5.11 Tot slot verwijt klager verweerder dat hij geen actie heeft ondernomen tegen de heer R. dan wel Bouwbedrijf R. Verweerder stelt dat aan de heer R. een stuitingsbrief is gezonden, maar dat in overleg met klager op dat moment is besloten niet verder te gaan. Ten aanzien van Bouwbedrijf R. stelt verweerder dat met klager besproken is dat geen nadere actie meer zou worden ondernomen.
5.12 Of wel of niet besproken is dat geen actie tegen de heer R. en/of Bouwbedrijf R. zou worden ondernomen, kan de raad bij gebreke van schriftelijke vastlegging daarvan niet vaststellen. Het had op de weg van verweerder gelegen daarvoor zorg te dragen. Het feit echter dat tegen de heer R. als gevolg van de stuiting nog juridische acties mogelijk zijn, maakt dit klachtonderdeel naar het oordeel van de raad van onvoldoende gewicht.
5.13 Ook het laatste klachtonderdeel is naar het oordeel van de raad ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten en P.C.M. van Schijndel, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 september 2015.
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 29 september 2015 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing kan, ten aanzien van klachtonderdeel b. hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerster
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053707. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
088-2053777 of griffie@hofvandiscipline.nl.
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl