Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-07-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:228

Zaaknummer

R.4640/14.225

Inhoudsindicatie

Verzet. De raad onderschrijft de beoordeling van de klachtonderdelen door de voorzitter. Wat klager in het verzet heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.

Inhoudsindicatie

Het verzet is ongegrond.

Uitspraak

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij e-mailbericht van 12 mei 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 14 oktober 2014 met kenmerk K122 2014 bm/cvo, door de raad ontvangen op 15 oktober 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 30 oktober 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 31 oktober 2014 is verzonden aan klaagster.

1.4 Bij brief van 11 november 2014 door de raad ontvangen op 13 november 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 18 mei 2015 in aanwezigheid van klaagster met haar echtgenoot, tevens gemachtigde, de heer Y. ., en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 11 november 2014 en een brief met bijlagen van 27 januari 2015 van klaagster.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2 Verweerder is de advocaat van klaagsters wederpartij.

2.3 Verweerder heeft namens zijn cliënt op 29 januari 2014 hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de Rechtbank Middel-Nederland van 6 november 2013.

2.4 Bij e-mail van 12 mei 2014 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerder.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder dat hij niet het volledige procesdossier in eerste aanleg heeft overgelegd bij het Gerechtshof te Arnhem. Verweerder heeft verzuimd een brief van 29 maart 2013 van mr. W. (de advocaat die klager in eerste aanleg heeft bijgestaan) mee te sturen aan het Gerechtshof. Klager heeft het vermoeden dat verweerder deze brief bewust heeft achtergehouden en meent dat verweerder hiermee het Hof heeft geprobeerd te misleiden.

3.2 In het verzet brengt klaagster naar voren dat de plaatsvervangend voorzitter haar bezwaar tegen de beslissing van de deken niet inhoudelijk in acht genomen heeft. In de voorzittersbeslissing is slechts de beslissing van de Haagse deken herhaald.

 

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 In het verzet is niet gebleken van relevante feiten of omstandigheden die de voorzitter ten tijde van het geven van de bestreden beslissing niet bekend waren.

4.3 De Raad onderschrijft de beoordeling van de klachtonderdelen door de voorzitter en maakt die tot de zijne.

Hetgeen klager in het verzet heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.

4.4 Het verzet is derhalve ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. J.G. Colombijn-Broersma, J.J. van der Gouw, R. de Haan, J.A. van Keulen, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 juli 2015.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 8 juli 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.