Rechtspraak
Uitspraakdatum
06-07-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2015:227
Zaaknummer
R. 4672/14.256
Inhoudsindicatie
Het is één van de verplichtingen van een advocaat om zijn cliënt naar behoren te informeren over de wijze waarop hij de zaak wil aanpakken. Vaststaat dat de door verweerder gestelde afspraken over het niet indienen van een klaagschrift niet schriftelijk zijn vastgelegd. Gelet op de betwisting door klaagster, komt het ontbreken van deze schriftelijke vastlegging voor risico van verweerder.
Inhoudsindicatie
De klacht is deels gegrond. Volgt enkele waarschuwing.
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 24 november 2014 met kenmerk K226 2014, door de raad ontvangen op 26 november 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 mei 2015 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Verweerder heeft klaagster vanaf 1 september 2012 bijgestaan in een strafzaak. Voor 1 september 2012 werd klaagster bijgestaan door een voormalige kantoorgenoot van verweerder.
2.3 Bij vonnis van de Rechtbank Den Haag van 6 juni 2011 is klaagster vrijgesproken van de verdenking van witwassen van geld.
2.4 Op 6 januari 2012 heeft het Openbaar Ministerie appel tegen dit vonnis ingesteld.
2.5 Bij vonnis van 6 juni 2011 is de zoon van klaagster veroordeeld met verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag van € 10.000,00.
2.6 De zoon van klaagster heeft op 1 februari 2012 het hoger beroep ingetrokken, waardoor het vonnis van de rechtbank in de strafzaak op die datum onherroepelijk werd.
2.7 Bij arrest van 8 oktober 2012 heeft het gerechtshof het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in het appel tegen het vonnis van klaagster, omdat de schriftuur niet tijdig was ingediend.
2.8 Verweerder heeft op 29 oktober 2012, 29 november 2012, 8 januari 2013, 5 februari 2013 en op 18 februari 2013 brieven naar het Openbaar Ministerie gestuurd teneinde het Openbaar Ministerie te bewegen het in beslag genomen bedrag van € 10.000,00 terug te krijgen.
2.9 De brief van 5 februari 2013 is door het Openbaar Ministerie als klaagschrift aangemerkt. Het klaagschrift is doorgestuurd naar de rechtbank. De rechtbank heeft geoordeeld dat het gerechtshof over het klaagschrift moest beslissen.
2.10 Bij beschikking van 3 juli 2014 heeft het Gerechtshof Den Haag het klaagschrift niet-ontvankelijk verklaard omdat het klaagschrift binnen drie maanden na het eindigen van de strafzaak van de zoon van klaagster op 1 februari 2012 binnen drie maanden ingediend had moeten worden.
2.11 Bij e-mailbericht van 22 augustus 2014 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerder bij de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder meer in het bijzonder dat verweerder tekort geschoten is in de behartiging van haar belangen door niet tijdig een klaagschrift in te dienen teneinde de in beslag genomen gelden terug te krijgen. Verweerder heeft het klaagschrift te laat ingediend en bovendien had verweerder in plaats van brieven een klaagschrift moeten sturen naar het bevoegde gerecht.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft klaagster op een juiste wijze bijgestaan. Verweerder was niet op de hoogte van het einde van de strafzaak van de zoon van klaagster op 1 februari 2012. Hij wist dus ook niet dat de termijn voor het indienen van het klaagschrift al verlopen was. Klaagster heeft verweerder hiervan niet op de hoogte gesteld. Er is hierover ook geen informatie aanwezig in het door hem van zijn kantoorgenoot overgenomen dossier.
4.2 Verweerder heeft na het arrest van het Gerechtshof Den Haag in haar zaak telefonisch met klaagster gesproken over de mogelijkheid van het indienen van een klaagschrift. Klaagster heeft verweerder laten weten dat zij geen kosten wilde maken om het bedrag van € 10.000,00 terug te krijgen. Er is bewust voor gekozen om te proberen, dit door middel van het sturen van brieven terug te laten betalen door het Openbaar Ministerie. Onverwacht heeft het Openbaar Ministerie de laatste brief van verweerder aangemerkt als een klaagschrift. Het viel verweerder niet te verwijten dat dit gebeurde.
4.3 Verweerder heeft naar behoren gehandeld.
5 BEOORDELING
5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
5.2 De Raad stelt voorop dat het één van de verplichtingen is van de advocaat om zijn cliënt naar behoren te informeren over de wijze waarop hij de zaak wil aanpakken. Bovendien dient de advocaat waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil belangrijke informatie en afspraken die gemaakt zijn met de cliënt schriftelijk aan de cliënt te bevestigen.
5.3 Vaststaat dat verweerder de door hem gestelde afspraken met klaagster over het niet indienen van een klaagschrift niet schriftelijk heeft bevestigd. Dientengevolge is niet komen vast te staan dat verweerder klaagster gewezen heeft op de risico’s van het niet indienen van een klaagschrift en evenmin dat verweerder klaagster geïnformeerd heeft over de reden van zijn wijze van handelen.
5.4 Gelet op het feit dat klaagster de zienswijze van verweerder betwist, komt het ontbreken van schriftelijke vastlegging voor risico van verweerder.
5.5 Verweerder heeft in zoverre niet de zorgplicht ten opzichte van klaagster in acht genomen. Daarbij is irrelevant in hoeverre er destijds nog de mogelijkheid bestond om een klaagschrift in te dienen, gelet op het eindigen van de strafzaak van de zoon van klaagster.
5.6 De klacht kan voor het overige onbesproken blijven, aangezien de Raad niet kan vaststellen dat verweerder op de hoogte had kunnen zijn van het eindigen van de strafzaak van de zoon van klaagster.
5.7 De klacht is derhalve deels gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Gelet op de gegrond bevonden klacht, acht de Raad na te vermelden maatregel passend en geboden.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht gegrond;
legt aan verweerder de maatregel op van enkele waarschuwing.
Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. J.G. Colombijn-Broersma, J.J. van der Gouw, R. de Haan, J.A. van Keulen, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 juli 2015.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 8 juli 2015 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
088-2053777 of griffie@hofvandiscipline.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl