Rechtspraak
Uitspraakdatum
06-07-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2015:225
Zaaknummer
R. 4623/14.208
Inhoudsindicatie
Verzet. De raad kan de door klager in het verzet nieuw geformuleerde klachten niet beoordelen, aangezien deze niet door de deken onderzocht zijn.
Inhoudsindicatie
De raad onderschrijft de beoordeling van de voorzitter. Wat klager in het verzet heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Het verzet is ongegrond.
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 5 februari 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 8 september 2014, na verwijzing door het Hof van Discipline door de raad ontvangen op 22 september 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 14 oktober 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 15 oktober 2014 is verzonden aan klager.
1.4 Bij brief van 22 oktober 2014 door de raad ontvangen op 23 oktober 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 18 mei 2015 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 22 oktober 2014 en een aanvullend betoog met bijlage van klager, ontvangen op 23 april 2015.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.2 Verweerder behartigt sinds 2013 de belangen van de (voormalige) echtgenote van klager in de echtscheidingsprocedure.
2.3 Bij brief van 5 februari 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder bij de deken.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door te stellen dat zijn cliënte, klagers wederpartij, aan geen enkele regeling meewerkte tenzij daar een geldelijke betaling tegenover stond, als gevolg waarvan een regeling, die partijen nastreefden, onmogelijk werd gemaakt.
3.2 In het verzet brengt klager nog nadere argumenten naar voren waarom verweerder bij zijn cliënte had moeten verifiëren of haar stellingen juist waren. Klager wijst erop dat verweerder al bekend was met bewijzen waaruit de onjuistheid van de stellingen van zijn cliënte bleek. Tijdens de behandeling van het verzet heeft klager nadere klachten geformuleerd.
4 BEOORDELING
4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
4.2 De Raad kan de door klager nieuw geformuleerde klachten niet beoordelen aangezien deze niet door de deken onderzocht zijn. De Raad gaat uit van de in de voorzittersbeslissing opgenomen klachtomschrijving, die volgens klager een juiste weergave van zijn bij de deken ingediende klacht is.
4.3 In het verzet is niet gebleken van relevante feiten of omstandigheden die de voorzitter ten tijde van het geven van de bestreden beslissing niet bekend waren.
4.4 De Raad onderschrijft de beoordeling van de klachtonderdelen door de voorzitter en maakt die tot de zijne.
Hetgeen klager in het verzet heeft aangevoerd noopt niet tot een ander oordeel.
4.5 Het verzet is derhalve ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. J.G. Colombijn-Broersma, J.J. van der Gouw, R. de Haan, J.A. van Keulen, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 juli 2015.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 8 juli 2015 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.