Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-09-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2015:224
Zaaknummer
R.4549/14.134
Inhoudsindicatie
Verzet. Hetgeen in het verzet is aangevoerd is een uitwerking en herhaling van de eerdere klacht. Dit leidt niet tot een ander oordeel dan de voorzitter heeft
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 4 juni 2014 met kenmerk R2014/51, door de raad ontvangen op 5 juni 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 25 juni 2014 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) ten aanzien van klager de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en ten aanzien van klaagster kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is op 26 juni 2014 verzonden aan klager.
1.3 Bij brief van 5 juli 2014, door de raad ontvangen op 8 juli 2015, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 15 juni 2015 in aanwezigheid van verweerder, vergezeld van zijn raadsman mr. L. Klagers zijn –hoewel behoorlijk in kennis gesteld van de zittingsdatum en het- tijdstip- niet verschenen.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klagers van 5 juli 2015 en de brief van 29 mei 2015 met bijlagen van de gemachtigde van verweerder.
2 FEITEN
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komen klagers in verzet niet op.
2.2 Na het overlijden van de vader van klaagster zijn verschillende problemen ontstaan met betrekking tot de afwikkeling van zijn nalatenschap.
2.3 Als gevolg hiervan hebben klagers diverse geschillen met de moeder van klaagster.
2.4 De moeder van klaagster wordt bijgestaan door onder andere verweerder.
2.5 Bij brief van 8 oktober 2012 heeft verweerder aan klaagster, voor zover in dezen relevant, geschreven:
“…
Vanzelfsprekend is uw moeder bereid om alle problemen die tussen u en haar bestaan in der minne te regelen, met inbegrip van het door u gepretendeerde voorkeursrecht van koop. Uw moeder is bereid af te zien van gerechtelijke actie tegen u en ook van executie van uw woning, indien onder alle kwesties een dikke streep wordt gezet. Bent u daartoe niet bereid, dan volgen de maatregelen zoals hiervoor vermeld. Mocht u tegen uw moeder in rechte willen ageren in verband met de afwikkeling van de nalatenschap, dan heb ik u in het vooruitzicht gesteld welk verweer tegen eventuele acties van u zal worden gevoerd. Geen rechter zal uw acties billijken, zodat u, vermoedelijk met en kostenveroordeling, in het ongelijk zult worden gesteld.
…”
2.6 De behandeling van de zaak is nadien voortgezet door een kantoorgenoot van verweerder, mr. B.
2.7 Bij brief van 15 oktober 2012 heeft de advocaat van klaagster aan mr. B. een brief gestuurd met een voorstel.
2.8 Bij brief van 14 december 2013 hebben klagers een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.
3. KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijten klagers verweerder dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan juridische dwaling.
3.2 Ter toelichting hebben klagers gesteld dat zij verweerder concreet verwijten dat hij namens zijn cliënte een voorstel heeft gedaan, wat klagers hebben geaccepteerd, waarna de kantoorgenoot van verweerder op dat voorstel is teruggekomen.
3.3 Voorts hebben klagers gevraagd hoe verweerder aan een stuk uit de boekhouding van klaagster komt.
4. VERZET
De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
4.1 Klagers merken op dat de voorzitter geen rekening gehouden heeft met de verbanden die er in de zaak van klagers zijn. Klagers gaan in op de feitelijke gang van zaken en het verkregen advies van notaris Van der Rij. Voorts wordt verzocht om een aantal getuigen op te roepen zodat de raad vragen kan stellen.
4.2 Klagers verzoeken de raad om naar het gehele plaatje te kijken.
5. BEOORDELING
5.1 Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de raad de beoordeling van de voorzitter. Door klagers zijn in het verzet geen gronden aangevoerd anders dan een uitwerking en herhaling van de eerdere klacht en dit leidt niet tot een ander oordeel dan de voorzitter heeft gegeven.
6. BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, R. de Haan, J.J. van der Gouw, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 september 2015.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 23 september 2015 verzonden aan:
- klagers
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld.