Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-09-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:223

Zaaknummer

R.4622/14.207

Inhoudsindicatie

Naar aanleiding van gevoerd verweer, te weten dat gedragsregel 1 niet geldt tussen advocaten overweegt de raad dat het handelen of nalaten van een advocaat getoetst wordt aan artikel 46 Advocatenwet. Dit artikel bevat drie toetsingsnormen, waaronder dat er sprake is van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. De gedragsregels kunnen gezien worden als een uitwerking van dit criterium. Een deel van de gedragsregels is bedoeld voor het in stand houden van een onderlinge verhouding van welwillendheid en vertrouwen bij advocaten. Verweerder heeft door in een dag later zonder nadere toelichting een nieuwe nadere voorwaarde te stellen ten opzichte van het telefonisch gedane voorstel, de noodzakelijke onderlinge verhouding van welwillendheid en vertrouwen beschaamd. De confraternele verhoudingen zijn onder druk gezet door de houding van verweerder.

Inhoudsindicatie

Het klachtonderdeel is gegrond.

Inhoudsindicatie

Het klachtonderdeel dat ziet op een mededeling van verweerder in de tuchtrechtelijke procedure is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Inhoudsindicatie

Volgt enkele waarschuwing.

Uitspraak

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 15 september 2014 met kenmerk R2014/79 , door de raad ontvangen op 16 september 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 juni 2015 in aanwezigheid van klager, alsmede verweerder en zijn gemachtigde mr. P., advocaat te Rotterdam. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- het dossier van de deken;

- de brief van 29 mei 2015 met bijlagen van de gemachtigde van verweerder.

 

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1 Klager behartigt de belangen van familie X. in verband met een geschil dat ontstaan is over aan een zeiljacht verrichte werkzaamheden. Deze werkzaamheden zijn uitgevoerd op het terrein van W. Verweerder behartigt de belangen van W.

2.2 Op 8 januari 2014 heeft verweerder telefonisch contact gezocht met klager. Verweerder heeft meegedeeld dat het jacht zou worden vrijgegeven als  de cliënte van klager de openstaande facturen voor bewaarkosten zou voldoen.

2.3 De cliënte van klager heeft daarop diezelfde dag nog deze kosten voldaan. Na ontvangst van de betaling heeft verweerder klager op 9 januari 2014 per e-mail onder meer bericht: 

“Ik heb inderdaad kennis genomen van uw mededeling dat uw cliënt heeft betaald. Cliënte heeft mij echter geïnstrueerd ook betaling te vorderen van de buitengerechtelijke kosten. Deze kosten dienen derhalve ook te worden voldaan alvorens het jacht kan worden opgehaald.  

(..)”

2.4 Bij brief van 20 februari 2014 heeft klager een klacht ingediend bij de Deken.

2.5 Bij brief van 13 maart 2014 heeft klager een voorwaardelijke klacht ingediend stellende dat verweerder zich in zijn antwoord van 10 maart 2014 schuldig heeft gemaakt aan zwartmakerij. De door klager gestelde voorwaarde houdt in dat verweerder met verificatoire bescheiden dient te onderbouwen en inzichtelijk te maken wat hij bedoeld heeft met zijn mededeling “ten slotte wijs ik u erop dat het mij ter oren is gekomen dat Mr. Hommersom reeds meerdere malen op oneigenlijke wijze heeft getracht het tuchtrecht te gebruiken in het kader van een civiele procedure die hij namens zijn cliënt voert voor de rechtbank. Dit kan en mag niet de bedoeling zijn van het tuchtrecht.”.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder terwijl hij op 8 januari 2014 het aanbod heeft gedaan dat bij betaling van de bewaarkosten, het jacht van de cliënte van klager zou worden vrijgegeven, de dag daarna een aanvullende voorwaarde heeft gesteld zonder nadere toelichting. Verweerder heeft daarmee het vertrouwen dat je moet kunnen stellen in je medeadvocaat geschonden.

b) verweerder in zijn verweer in de klachtprocedure getracht heeft klager zwart te maken. Verweerder heeft zijn mededeling “ten slotte wijs ik u erop dat het mij ter oren is gekomen dat Mr. Hommersom reeds meerdere malen op oneigenlijke wijze heeft getracht het tuchtrecht te gebruiken in het kader van een civiele procedure die hij namens zijn cliënt voert voor de rechtbank. Dit kan en mag niet de bedoeling zijn van het tuchtrecht.”, niet onderbouwd.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder stelt primair dat het beroep van klager op gedragsregel 1, inhoudende dat de advocaat zich zodanig dient te gedragen dat het vertrouwen in de advocatuur of in zijn eigen beroepsuitoefening niet wordt geschaad, niet geldt tussen advocaten. 

4.2 Verweerder heeft in het telefoongesprek van 8 januari 2014 alle rechten en weren voorbehouden. Dat heeft hij ook vermeld in zijn e-mailbericht van 9 januari 2014. Verweerder diende te handelen conform de instructie van zijn cliënt, namelijk dat deze ook de buitengerechtelijke incassokosten wenste te ontvangen alvorens het jacht kon worden vrijgegeven.

4.3 Met betrekking tot de voorwaardelijke klacht stelt verweerder zich op het standpunt dat hij in het kader van het voeren van verweer uitlatingen mag doen zoals hij heeft gedaan. Daarenboven heeft verweerder slechts verwoord wat hij via verschillende advocaten gehoord heeft. Dit staat verweerder vrij.

 

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1 De raad toetst het handelen of nalaten van een advocaat aan artikel 46 van de Advocatenwet. Artikel 46 bevat drie toetsingsnormen voor de tuchtrechtspraak waaraan advocaten zijn onderworpen. Één van de toetsingsnormen is dat er sprake is van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. De gedragsregels kunnen worden gezien als een uitwerking van dit toetsingscriterium. De gedragsregels zijn bedoeld als richtlijn voor de advocaat voor zijn handelen bij de uitoefening van de praktijk, en tevens dienen deze als richtlijn voor de tuchtrechter. Een deel van de gedragsregels dient  voor het in stand houden van een onderlinge verhouding van welwillendheid en vertrouwen bij advocaten. De onderlinge verhouding van welwillendheid en vertrouwen verdient bescherming omdat zij mede strekt tot bevordering van een goede beroepsuitoefening. Gedragingen die daaraan af doen, betamen een behoorlijk advocaat niet..

5.2 Verweerder heeft niet, althans onvoldoende, weersproken dat hij in het telefoongesprek van 8 januari 2014 aan klager heeft meegedeeld dat het betreffende jacht zou worden vrijgegeven indien de cliënte van klager de bewaarkosten zou voldoen. Door in een e-mailbericht van 9 januari 2014 zonder nadere toelichting en zonder te refereren aan het de dag daarvoor gevoerde telefoongesprek, een nieuwe, nadere voorwaarde te stellen, heeft verweerder de noodzakelijke onderlinge verhouding van welwillendheid en vertrouwen beschaamd en daarmee het in de advocatuur noodzakelijke vertrouwen geschaad. De confraternele verhoudingen zijn voorts onder druk gezet doordat verweerder niet aanstonds kenbaar heeft gemaakt dat deze nadere voorwaarde in weerwil van het eerder voorgestelde is gesteld.

5.3 Verweerder heeft derhalve gehandeld zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt.

Ad klachtonderdeel 2)

5.4 De raad oordeelt dat de mededeling van verweerder in de tuchtrechtelijke procedure, hoewel deze niet functioneel was en beter achterwege had kunnen blijven, niet als tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen aan te merken valt.

5.5 Het klachtonderdeel is ongegrond.

 

6 MAATREGEL

6.1 Gelet op het gegrond bevonden klachtonderdeel acht de raad na te vermelden maatregel passend en geboden.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a) gegrond;

- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, J.J. van der Gouw, R. de Haan, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 september 2015.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 23 september 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088-2053777 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl