Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-06-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2018:127

Zaaknummer

18-179/A/A

Inhoudsindicatie

Klacht over advocaat wederpartij. Hoewel sprake is van een familierechtelijke kwestie, had verweerder als partijdig belangenbehartiger de taak om het standpunt van zijn cliënte voor het voetlicht te brengen. Daarbij geldt dat het duidelijk is dat het standpunt van de cliënte van verweerder luidt dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. De raad kan zich voorstellen dat dit standpunt door klager als grievend is ervaren. Echter: niet gesteld of gebleken is dat verweerder met de door hem gebruikte bewoordingen verder is gegaan dan het standpunt van zijn cliënte overbrengen. In zoverre was zijn woordkeuze niet onnodig grievend. Ook kan niet gezegd worden dat verweerder wist of had moeten weten dat dit standpunt feitelijk onjuist was. Dat de strafzaak tegen klager is geseponeerd en klager niet strafrechtelijk is veroordeeld kan daaraan niet afdoen. De raad oordeelt de gewraakte uitlatingen dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dat verweerder onbehoorlijk en schadelijk gedrag heeft laten zien wordt betwist en is de raad overigens ook niet gebleken. Klacht in alle onderdelen ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 19 juni 2018

in de zaak 18-179/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 23 september 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 1 maart 2018 met kenmerk 4017-0646/94159, door de raad ontvangen op 2 maart 2018, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 mei 2018 in aanwezigheid van klager, vergezeld door zijn levenspartner, en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de onder 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 11 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Klager is verwikkeld in een geschil met zijn ex-echtgenote over het ouderschapsplan, de omgangsregeling over de minderjarige kinderen en de afronding van de boedelverdeling. Verweerder staat de ex-echtgenote daarin bij als advocaat.

2.2 Op 29 juni 2017 is de ex-echtgenote van verweerder slachtoffer geweest van een schietincident. De ex-echtgenote heeft daarvan aangifte gedaan bij de politie, waarbij zij onder meer het volgende heeft verklaard:

“Had u herkenning op de persoon?

Nee.

Zou het [klager] geweest kunnen zijn?

Nee. Omdat ik me niet voor kan stellen dat ik zijn bouw niet herken. (…) Ik moet hem na al die jaren toch wel herkennen?”

2.3 Op 10 juli 2017 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan de advocaat van klager, met onder meer de volgende inhoud:

“Ik heb de zaak van [ex-echtgenote] overgenomen (…).

Het staat ons vrij vanzelfsprekend direct te procederen.

In deze zaak heeft onder meer een schietincident plaatsgevonden, zo heb ik begrepen en zijn reeds verschillende instanties betrokken. Ik vraag mij af wie van direct op te starten procedures beter zal worden, en belangrijker of procedures zullen leiden naar het gewenste doel (want dat betwijfel ik bij deze stand van zaken, maar ik laat mij graag voorlichten over het perspectief van uw cliënt).”

2.4 Op 10 juli 2017, later op de dag, heeft de advocaat van klager een e-mail gestuurd aan verweerder, met onder meer de volgende inhoud:

“Uw bericht bevreemdt mij allereerst ten zeerste, daar u mijns inziens een aanname maakt welke niet op zijn plek is. Immers heeft uw cliënte duidelijk aan de politie bericht dat cliënt niet bij het schietincident betrokken is geweest.”

2.5 Op 14 juli 2017 heeft klager de ex-echtgenote in kort geding gedagvaard. Op 21 juli 2017 heeft de mondelinge behandeling van het kort geding plaatsgevonden. In de pleitaantekeningen van verweerder is het volgende opgenomen:

“1. Partijen zijn verwikkeld in een zogenaamde vechtscheiding. Hiermee formuleer ik de situatie nog uiterst voorzichtig, gezien de ernst van de gerapporteerde geweldsincidenten. (…)

4. (…) Daarnaast moet de vrouw steeds verdergaande vormen van geweld ondergaan, waardoor ook de kinderen direct en indirect worden getroffen.

5. Het geweld varieert van pistool-beschietingen, fysiek geweld zoals slaan en verwurgingen van de man bij de vrouw, maar ook bedreigingen en pesterijen. (…)

6. Het meest ernstige incident heeft plaatsgevonden op donderdagochtend 29 juni 2017 rond 8.30u vlakbij een basisschool waar kinderen naar school werden gebracht. De vrouw is beschoten en geslagen. (…) De man is door de politie opgepakt en verhoord. Omdat de vrouw bij de politie niet heeft durven verklaren dat het de man is geweest, is de man vrijgelaten.

7. Echter, van het incident, althans direct daarna, blijken geluidsopnamen van de vrouw te zijn. (…) de vrouw roept ook: ‘Het is mijn ex!, Het is mijn ex!’. (…)

8. Deze actie van geweld was duidelijk gericht op levensberoving (de politie vermeld bovenaan het p.v. –poging tot- doodslag/moord), dan wel het toepassen van (ernstig) letsel bij de vrouw dan wel ten minste een bewuste poging tot ernstige intimidatie.

(…)

10. De vrouw is vaker het slachtoffer geweest van geweldsmisdrijven gepleegd door de man. Deze worden beschreven in de aangiften (productie 1) bij de politie en in verschillende meldingen (geen aangiften) bij de politie. Deze incidenten worden ook bevestigd in de verklaring van de zus (…) van de vrouw (productie 4). Verder zijn er aanvullende verklaringen van werkgevers van de vrouw en andere personen die dit kunnen ondersteunen.

11. Het geweld betreft onder meer verwurgingen van de man bij de vrouw ten gevolge waarvan de vrouw zelfs het bewustzijn heeft verloren.”

2.6 Op 26 juli 2017 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan de advocaat van klager, met onder meer de volgende inhoud:

“Conform mijn telefonisch voorstel enkele dagen voor de zitting, als in ons telefoongesprek direct na de zitting blijf ik uitsluitend in het belang van de kinderen nog steeds bereid tot een compromisbespreking.

U zou mij eerst voor de zitting nog de reactie van uw cliënt melden, maar die reactie heb ik niet meer mogen vernemen, en dus is het uiteindelijk op een mondelinge behandeling in kort geding uitgelopen.

Daarna heeft u mij toegezegd maandag jl. mij te voorzien van een terugkoppeling van uw cliënt, maar daartoe heeft u nog niet de gelegenheid gehad.

Hoewel ik vanzelfsprekend begrip heb voor uw drukke praktijk, lijkt het mij wel correct dat u mij laat weten of uw cliënt een compromisbespreking uit de weg wenst te gaan of juist zou willen aangaan.

Ik heb u tot slot gemeld er geen bezwaar tegen te hebben indien u en uw cliënt de bespreking met mij voeren. Indien u en uw cliënt hiertoe bereid zijn, dan kunnen we de datum op korte termijn en de agenda bepalen voor deze bespreking.”

2.7 Op 28 juli 2017 heeft de advocaat van klager een e-mail gestuurd aan verweerder, met onder meer de volgende inhoud:

“(…) Ten tweede is het nogal verassend dat u stelt dat u uitsluitend in het belang van de kinderen nog steeds bereid bent tot een compromisbespreking. Temeer nu u duidelijk aan mij heeft bericht dat omgang geen bespreekbare kwestie is. (…) Zoals u ook heeft kunnen lezen in het emailbericht van Jeugdbescherming hedenochtend heeft Jeugdbescherming wel degelijk aangedrongen op contactherstel. Het wekt dan ook uiterste bevreemding dat u tijdens de zitting een andere uitspraak aan de rechter heeft gedaan. Nu dit ook bij u bekend was of bekend had moeten zijn.

Ten derde wens ik te benadrukken dat partijen gezamenlijk met het ouderlijk gezag over de kinderen zijn belast. Uw cliënte is dan ook gehouden om cliënt te informeren en te consulteren. (…)

Wat betreft een compromisbespreking merk ik als volgt op. Al eerder is namens cliënt een voorstel gedaan tot een viergesprek. U treft in de bijlage ten overvloede de laatste correspondentie aan tussen mij en de voormalige advocaat van uw cliënte. Overigens merk ik op dat een gesprek waar uw cliënte niet bij aanwezig zal zijn, terwijl zij zo ook cliënt, de daarin de doorslaggevende stem heeft lijkt mij van geen toegevoegde waarde te zijn. Het zijn namelijk partijen die met elkaar in gesprek moeten gaan als zijnde de ouders van de kinderen (…).

Ik doe u hierbij dan ook een schriftelijk voorstel toekomen indien uw cliënte niet bereid is tot een viergesprek.

(…)”

2.8 Op 28 juli 2017 heeft de voorzieningenrechter vonnis gewezen in het kort geding, waarbij de door klager gevraagde voorzieningen zijn geweigerd en de reconventionele vorderingen van de ex-echtgenote gedeeltelijk zijn afgewezen en gedeeltelijk zijn toegewezen. Onder de beoordeling is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:

“5.4 Voor [de ex-echtgenote] is door het schietincident van 29 juni 2017 jongstleden een zeer onveilige situatie ontstaan. De dader van het schietincident is thans nog onbekend. [De ex-echtgenote] verdenkt [klager]. Die verdenking kan op dit moment, in afwachting van de uitkomst van het politieonderzoek, niet als onzinnig worden weggewoven. Weliswaar biedt de aangifte van [de ex-echtgenote] geen aanleiding voor een verdenking van [klager]; ter zitting is een geluidsopname beluisterd waarop te horen is dat [de ex-echtgenote] direct na het schietincident wel – in zeer geëmotioneerde toestand – roept dat de dader [klager] was (“Het is mijn ex! Het is mijn ex!”). [Klager] is aanvankelijk door de politie ook opgepakt voor het schietincident, maar de dag na zijn aanhouding weer heengezonden. Onduidelijk is wat de stand van het politieonderzoek op dit moment is.

(…)

5.6 Naast dit incident hebben er volgens [de ex-echtgenote] nog diverse (gewelds)incidenten plaatsgehad waarvan de kinderen getuige zijn geweest. (…)

5.8 Hoewel [klager] in alle toonaarden (zijn betrokkenheid bij) de gestelde incidenten betwist, moet in het licht van het voorgaande thans toch in het belang van de kinderen een periode van rust worden ingelast, waarin zij geen omgang hebben met [klager], en waarin de thuissituatie van de kinderen zo veel als mogelijk wordt gestabiliseerd. (…)

5.10 Op grond van het voorgaande zal de tussen partijen geldende zorgregeling worden geschorst en zal worden bepaald dat [de ex-echtgenote] voorlopig met uitsluiting van [klager] voor de kinderen zal zorgen.”

2.9 Op 22 augustus 2017 heeft de gezinsmanager van Jeugdbescherming een e-mail gestuurd aan (onder meer) verweerder, met onder meer de volgende inhoud:

“Ik ben per heden weer aan het werk.

Het lijkt mij prettig als we op korte termijn alsnog een gezamenlijke afspraak kunnen realiseren. Hieronder mijn reactie op mogelijkheden van [advocaat van klager]

(…)

Ik hoop dat het lukt om overeenstemming te vinden op bovengenoemde data.”

2.10 Op 23 augustus 2017 heeft de advocaat van klager een e-mail gestuurd aan de gezinsmanager van Jeugdbescherming, waarbij (onder meer) verweerder is ingekopieerd, met onder meer de volgende inhoud:

“Inmiddels laat mijn agenda onderstaande data en tijdstippen niet toe. Hierbij onze beschikbaarheid voor volgende week:

(…)

Donderdag 31 augustus beschikbaar tot 13:00 uur

Ik verneem graag zo spoedig mogelijk van u.”

2.11 Op 23 augustus 2017 heeft de gezinsmanager van Jeugdbescherming een e-mail gestuurd aan (onder meer) verweerder en de advocaat van klager, met onder meer de volgende inhoud:

“Ik kan donderdag 31 augustus ook tot en met 13u. Ik reserveer deze.

Ik hoor graag terug of ouders en de advocaat van moeder ook kunnen.”

2.12 Op 23 augustus 2017 heeft de advocaat van klager een e-mail gestuurd aan de gezinsmanager van Jeugdbescherming, waarbij (onder meer) verweerder is ingekopieerd, met onder meer de volgende inhoud:

“Mijn eerder bericht is namens mij en cliënt aan u gezonden. (…) De beschikbaarheid van moeder en haar advocaat resteert dus nog.”

2.13 Op 23 augustus 2017 de advocaat van klager een e-mail gestuurd aan verweerder, met daaronder het e-mailbericht van 28 juli 2017, en de volgende inhoud:

“Op onderstaand bericht heb ik nog geen reactie van u mogen ontvangen. (…)

In dit kader wens ik nog altijd te benadrukken dat er belang en recht is op zo spoedig mogelijk contactherstel tussen cliënt en de kinderen.”

2.14 Op 25 augustus 2017 heeft de gezinsmanager van Jeugdbescherming een e-mail gestuurd aan (onder meer) verweerder en de advocaat van klager, met onder meer de volgende inhoud:

“Op 4 september vangt school weer aan. JBRA wil voorkomen dat er voor die tijd geen contactherstel is en de schoolgang van de kinderen (mede) hierdoor gevaar loopt.

Daarom het dringende verzoek om de afspraak van donderdag 31 augustus tussen 9-13u te laten plaatsvinden.”

2.15 Op 28 augustus 2017 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan de gezinsmanager van Jeugdbescherming, waarbij klager en zijn advocaat zijn gekopieerd, met onder meer de volgende inhoud:

“Ook ik ben inmiddels weer aan het werk. Ik moet nog door alle e-mails heen, maar kan u reeds mededelen dat de schoolgang geen enkel gevaar loopt, zo heb ik wel via cliënte mogen vernemen.

School zal immers worden geïnformeerd over het vonnis in kort geding en de consequenties voor de omgang een contact met de vrouw en dus niet met de man.

(…)

Dat neemt niet weg dat ik altijd bereid ben om in overleg tegen. De wederpartij is dit overleg met mij uit de weg gegaan, omdat erop werd gestaan dat de vrouw aanwezig moest zijn terwijl –als ik het goed begrijp- de man de enige verdachte is in de geweldsmisdrijven die jegens de vrouw zijn gepleegd. Dit neemt niet weg dat ik bereid blijf om in overleg te gaan en de vrouw daarin te vertegenwoordigen zoals ik u ook al voor uw vakantie meldde. Daarvoor heb ik in mijn eerste week geen tijd beschikbaar, maar ik kan trachten met u te overleggen voor een nieuwe datum. Ik vindt het overigens wel erg vervelend dat uw organisatie steeds op initiatief van de advocaat van de man met mij probeert te overleggen en de vrouw probeert te forceren in overleg dat zij niet wenst en niet eens mag aangaan (dat zal ik u persoonlijk toelichten), terwijl de wederpartij met mij het overleg uit de weg gaat!

Verder is het van belang om te bevestigen dat het de vrouw is geweest die steeds opnieuw de hulpinstanties heeft ingeschakeld omdat de vrouw niet meer tegen de druk kon die de man op haar zette (waaronder handhaving woningen en financiele situatie, om en om in de woning verblijven, geweldsincidenten ook waar de kinderen bij zijn, leegplunderen bankrekening ook van de kinderen, handhaving twee gezinnen met meer vrouwen etc.). De man heeft zich tegen de bemoeienis van de hulpinstanties verzet en wilde op de oude voet doorgaan. Dat is gedocumenteerd en kunt u nalezen in alle stukken. De ingeschakelde hulpinstanties hebben hierin geen verandering kunnen brengen. Uiteindelijk heeft er een rechter een uitspraak in kort geding over moeten doen inhoudende dat (ook weer op dwingend initiatief van de man) de vrouw exclusief de zorg toegewezen krijgt. De rechter heeft begrip gehad voor de rust die het gezin (vrouw en kinderen) nodig heeft en ik vraag mij gezien alle ellende af welk belang wordt gediend om de vrouw te forceren in een overleg met een persoon waarvan zij stelt dat deze haar zulk leed heeft aangedaan.

Desalniettemin ben ik bereid met u in overleg te gaan en de standpunten waar nodig te verduidelijken en van u uw perspectief op de zaak te vernemen.

Zullen wij eind deze week even telefonisch contact opnemen en een afspraak plannen? "

2.16 Op 29 augustus 2017 heeft de advocaat van klager een e-mail gestuurd aan de gezinsmanager van Jeugdbescherming, waarbij (onder meer) verweerder is in gekopieerd, met onder meer de volgende inhoud:

“Vanzelfsprekend acht ik het niet de bedoeling dat voor het simpelweg af stemmen van een datum een dergelijke inhoudelijke email wordt toegezonden waarin er ook nog eens ongemotiveerde en onjuiste uitspraken over cliënt worden gedaan. Dit kan zeker niet de bedoeling zijn. Jeugdbescherming is immers niet betrokken in het juridisch proces en dient daar ook voor zover mogelijk uitgehouden te worden. Ik verzoek mijn collega dit in het vervolg dan ook te doen.

Wij, zijnde partijen en advocaten, zijn reeds op 28 juli jl. door Jeugdbescherming benaderd om in een gezamenlijk gesprek te bezien wat de mogelijkheden tot contactherstel tussen de man en de kinderen zijn. Partijen hebben toen al kenbaar gemaakt dat zij hiervoor open staan en dient er nu dan ook overeenstemming te komen over een datum. Ik verzoek mijn collega dan ook concreet te berichten of donderdag a.s. schikt. Daar is het bericht van Jeugdbescherming immers voor.”

2.17 Op 8 september 2017 heeft de advocaat van klager een e-mail gestuurd aan verweerder, met onder meer de volgende inhoud:

“Op mijn email bericht van 28 juli jl. heb ik nog altijd geen inhoudelijke reactie van u mogen ontvangen. Hetgeen bevreemding wekt nu u naar derden de suggesties wekt dat ik (en zowel cliënt) u hierin proberen te vermijden. Het tegenovergestelde is echter het geval. Immers blijft reactie uwerzijds al geruime tijd achterwege. Ik vraag mij dan ook af of u dit met opzet doen. Graag uw antwoord hierop.

(…)

Gebleken is dat uw cliënte zonder toestemming van cliënt de kinderen buiten Amsterdam heeft verhuisd en getracht heeft de kinderen op een andere school in te schrijven. U lijkt uw cliënt hierin ook nog eens te versterken, nu ik van de directeur (…) heb mogen vernemen dat u het verhaal ophangt dat moeder hiertoe volgens het vonnis gerechtigd toe zou zijn. Ik ga ervanuit dat ik niet aan u het beginsel gezamenlijk gezag en toevertrouwing hoef uit te leggen. Het bevreemdt mij dan ook ten zeerste dat u dergelijke onjuiste uitspraken doet. Ik verzoek u net zoals JBRA om uw cliënte goed te informeren over het gezamenlijk gezag en wat dit omvat. (…)

In uw email van 28 jl. doet u een aantal grievende en onjuiste uitspraken jegens cliënt. (…) Ik verzoek c.q. sommeer u op te houden met het doen van zulke ongefundeerde uitspraken over cliënt jegens derden.”

2.18 Op 13 september 2017 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan de advocaat van klager, met onder meer de volgende inhoud:

“Uw verwijten leg ik naast mij neer. U bent degene die stelselmatig mijn pogingen tot gesprekken met u en uw cliënt uit de weg bent gegaan. Dat is gedocumenteerd en u weet dat ook. Ik vind dat jammer en niet in het belang van een efficiënte afwikkeling in dit dossier. (…)

Het is werkelijk spijtig dat u tot op heden elk persoonlijk overleg met mij heeft afgewezen, want ik ben van mening dat dit dossier gebaat is bij rust, en een normale afwikkeling. Die afwikkeling kan ik met u en uw cliënt bespreken als u daartoe alsnog bereid bent. Zo niet, dan bevinden partijen en de kinderen zich in een jarenlange strijd hetgeen ik juist wil voorkomen.”

2.19 Op 20 september 2017 heeft de advocaat van klager een e-mail gestuurd aan verweerder, met onder meer de volgende inhoud:

“Allereerst merk ik op dat u telkens weer ten onrechte mij (en cliënt) ervan verwijt een gesprek met u uit de weg te gaan. Daar is simpelweg geen sprake van. Ik heb reeds op vrijdag 28 juli 2017 aan u bericht dat indien een viergesprek in deze niet mogelijk is, het mij van geen toegevoegde waarde lijkt om slechts met zijn drieën aan tafel te gaan. Hetgeen overigens zeer ongebruikelijk is in familiezaken. (…) Dit is niet een gesprek uit de weg gaan maar kennelijk een verschil in visie in deze zaak. Ik benadruk nogmaals in deze dat het cliënt en ondergetekende zijn die meermalen een viergesprek hebben verzocht. Het is dan ook spijtig dat nog altijd geen inhoudelijke schriftelijke reactie uwerzijds is geweest op het voorstel van cliënt. Indien u daadwerkelijk een efficiënte afwikkeling van dit dossier wenst verzoek ik u dan ook inhoudelijk te reageren dan slechts te blijven hameren op een gesprek met zijn drieën. (…)

In mijn email van 8 september jl. heb ik het navolgende aan u bericht. (…). Naar aanleiding van het onderstaande heb ik thans op vrijdag 15 september jl. het onderstaand bericht: (…). Ook hier heb ik wederom geen inhoudelijke reactie mogen ontvangen. Dat is nogal kenmerkend nu u te kennen geeft dat u van mening bent dat dit dossier gebaat is bij rust en een normale afwikkeling. U geeft aan dat u deze afwikkeling met mij en cliënt kan bespreken indien ik (wat al de nodige bevreemding wekt) alsnog daartoe bereid bent. Kan ik hieruit opmaken dat u niet bereid bent te reageren zolang dit niet in een persoonlijk gesprek met mij en cliënt mogelijk is?

Mocht dit het geval zijn zal ik mij per omgaand wenden tot de rechtbank. In het belang van de kinderen (!) is juist een gerechtelijke procedure hierin uitgebleven en meermalen getracht concreet tot een afwikkeling (…) te komen. Die zou partijen zeker de nodige rust bieden. (…) Met betrekking tot het contactherstel en duidelijke afspraken tussen ouders is geboden een gesprek met JBRA partijen en hun advocaten aan te gaan. Uw cliënte heeft te kennen gegeven hierbij niet aanwezig te willen zijn. Desalniettemin zijn JBRA cliënt en ik nog altijd bereid in gesprek te gaan. Ook dit heeft tot spijt van cliënt nog nite plaatsgevonden. Volgens mij zijn wij nog altijd in afwachting van u.

Ten overvloede nogmaals het voorstel van cliënt met een wijziging

(…)

Ik verneem graag uiterlijk vrijdag a.s. van u een inhoudelijke reactie. Bij uitblijven van een reactie zal ik namens cliënt een gerechtelijke procedure opstarten.”

2.20 Op 22 september 2017 heeft klager de ex-echtgenote voor de tweede keer in kort geding gedagvaard. Op 2 november 2017 heeft de voorzieningenrechter vonnis gewezen in dit kort geding, waarbij de vorderingen van klager gedeeltelijk zijn afgewezen en gedeeltelijk zijn toegewezen.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) onbehoorlijk en schadelijk gedrag heeft laten zien, waar de kinderen en klager de dupe van worden;

b) klager heeft beledigd en onnodig grievende uitlatingen heeft gedaan door klager ervan te beschuldigen zich schuldig te hebben gemaakt aan strafbare feiten, terwijl hij weet dat klager niet als verdachte wordt aangemerkt;

c) niet heeft gereageerd op e-mails van de advocate van klager, terwijl het gaat om het belang van de kinderen en financiële kwesties;

d) heeft getracht de kinderen zonder toestemming van klager in te schrijven op een school terwijl hij weet dat er sprake is van gezamenlijk gezag, hetzelfde geldt voor de verhuizing;

e) niet integer met persoonlijke informatie is omgegaan, door zonder toestemming van klager het vonnis met daarin zeer persoonlijke informatie aan de scholen waar de kinderen werden ingeschreven te overhandigen;

f) feitelijk onjuiste gegevens en informatie heeft verstrekt over de gezagssituatie.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover relevant, zal worden weergegeven.

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdelen a) en b)

5.1 De klachtonderdelen a) en b) lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

5.2 Klager verwijt verweerder dat hij onbehoorlijk en schadelijk gedrag heeft laten zien, waar de kinderen en klager de dupe van worden. Voorts verwijt klager verweerder dat hij klager heeft beledigd en onnodig grievende uitlatingen heeft gedaan door klager ervan te beschuldigen zich schuldig te hebben gemaakt aan strafbare feiten, terwijl hij weet dat klager niet als verdachte wordt aangemerkt en de strafzaak tegen hem is geseponeerd. Verweerder betwist een en ander. Verweerder stelt dat hij het standpunt van zijn cliënte, de ex-echtgenote, naar voren heeft gebracht. Zijn cliënte heeft melding gemaakt van talloze geweldsincidenten waarbij zij de man als dader heeft aangewezen, aldus verweerder

5.3 De raad overweegt als volgt. Uitgangspunt is dat aan de advocaat, die een partijdig belangenbehartiger is, een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn of haar cliënt te behartigen op een wijze die hem of haar passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. In familierechtelijke kwesties zal een advocaat er bovendien tegen moeten waken dat – zeker als er belangen van minderjarige kinderen in het spel zijn – de verhoudingen tussen partijen escaleren. Dan mag van een advocaat een zekere terughoudendheid worden verwacht in het doen van uitlatingen over de wederpartij die deze naar redelijke verwachting als kwetsend zal ervaren.

5.4 De raad overweegt voorts dat, hoewel sprake is van een familierechtelijke kwestie, verweerder als partijdig belangenbehartiger de taak had het standpunt van zijn cliënte over het voetlicht te brengen. Daarbij geldt dat het duidelijk is dat het standpunt van de cliënte van verweerder luidt dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. De raad kan zich voorstellen dat dit standpunt door klager als grievend is ervaren. Echter: niet gesteld of gebleken is dat verweerder met de door hem gebruikte bewoordingen verder is gegaan dan het standpunt van zijn cliënte overbrengen. In zoverre was zijn woordkeuze niet onnodig grievend. Ook kan niet gezegd worden dat verweerder wist of had moeten weten dat dit standpunt feitelijk onjuist was. Dat de strafzaak tegen klager is geseponeerd en klager niet strafrechtelijk is veroordeeld kan aan het voorgaande niet afdoen. De raad oordeelt de gewraakte uitlatingen dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dat verweerder onbehoorlijk en schadelijk gedrag heeft laten zien wordt betwist en is de raad overigens ook niet gebleken. Klachtonderdelen a) en b) zijn ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.5 Klager verwijt verweerder dat hij niet heeft gereageerd op e-mails van de advocate van klager, terwijl het gaat om het belang van de kinderen en financiële kwesties. Verweerder betwist dit, en verwijst daarbij naar de tussen hem en de advocaat van klager gevoerde e-mailcorrespondentie. Verweerder stelt dat hij bij herhaling heeft aangeboden overleg te voeren met de wederpartij, maar dat dit steeds is afgewezen. De wederpartij heeft niet willen afzien van de aanwezigheid van de vrouw bij dat overleg, terwijl de vrouw bijzonder angstig is voor de man, aldus verweerder.

5.6 De raad overweegt als volgt. In het licht van het gemotiveerde verweer van verweerder en de hiervoor onder de Feiten weergegeven uitvoerige e-mailwisseling tussen verweerder en de advocate van klager heeft klager zijn klacht op dit punt onvoldoende onderbouwd. Klachtonderdeel c) is ongegrond.

Ad klachtonderdelen d), e) en f)

5.7 De klachtonderdelen d), e) en f) lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

5.8 Klager verwijt verweerder dat hij heeft getracht de kinderen zonder toestemming van klager in te schrijven op een school terwijl hij weet dat er sprake is van gezamenlijk gezag, hetzelfde geldt voor de verhuizing. Voorts verwijt klager verweerder dat hij niet integer met persoonlijke informatie is omgegaan, door zonder toestemming van klager het vonnis met daarin zeer persoonlijke informatie aan de scholen waar de kinderen werden ingeschreven te overhandigen. Tot slot verwijt klager verweerder dat hij feitelijk onjuiste gegevens en informatie heeft verstrekt over de gezagssituatie.

5.9 Verweerder betwist dit. Verweerder stelt dat hij hierover niet verder inhoudelijk kan verklaren, aangezien hij is gebonden aan zijn beroepsgeheim.

5.10 De raad overweegt als volgt. Gelet op het verweer van verweerder kan de raad niet vaststellen dat verweerder zich tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gedragen. Klager heeft dat naar het oordeel van de raad onvoldoende aannemelijk gemaakt. Klachtonderdelen d), e) en f) zijn ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. G. Kaaij en P. van Lingen, leden, bijgestaan door mr. P.J. Verdam als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2018.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 19 juni 2018 verzonden.