Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-09-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:210

Zaaknummer

15-349 DH/RO

Inhoudsindicatie

Klacht van een client jegens de advocaat.

Inhoudsindicatie

Uit de stukken kan worden opgemaakt dat partijen uitgebreid hebben onderhandeld over de verschillende punten in het convenant en dat verweerster klaagster hierover heeft geadviseerd. Klaagster heeft het convenant ook ondertekend. Dat klaagster zich op het moment van de ondertekening  bij de notaris onder druk gezet voelde,  kan verweerster niet tuchtrechtelijk verweten worden. Verweerster was daar bij niet aanwezig. Klaagster had er op dat moment voor moeten kiezen om het convenant niet te tekenen en kan dat niet nu achteraf met succes aan verweerster verwijten. De beoordeling van de inhoud van het convenant is niet aan de tuchtrechter. Het betreft een overeenkomst tussen partijen die daarover uitgebreid hebben onderhandeld en zijn geadviseerd. Dat nadien desgevraagd een advies van een accountant is gegeven, waaruit kan worden opgemaakt dat een aantal punten in het convenant nadelig zouden zijn voor klaagster, maakt dat niet anders. Het convenant is immers de uitkomst van de onderhandelingen die tussen partijen hebben plaatsgevonden en waar beide partijen mee hebben ingestemd. Klaagster is daarin niet alleen bijgestaan door een advocaat maar ook door een financieel adviseur. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 25 augustus 2015 met kenmerk R 2015/74 cij, door de raad ontvangen op 28 augustus 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerster heeft klaagster in een echtscheidingsprocedure bijgestaan van 5 maart 2013 tot 12 augustus 2014.

1.3 Op 8 maart 2013 heeft een intakegesprek plaatsgevonden.

1.4 Bij brief van 11 maart 2013 heeft verweerster de opdracht aan klaagster bevestigd.

1.5 Op 31 december 2013 hebben klaagster en haar (ex-)echtgenoot een echtscheidingsconvenant ondertekend.

1.6 Bij brief van 26 september 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerster dat zij:

a. klaagster er niet, althans onvoldoende, op gewezen heeft dat zij recht had op gefinancierde rechtsbijstand (toevoeging). Verweerster heeft klaagster onvoldoende geïnformeerd over wat gefinancierde rechtsbijstand inhoudt;

b. klaagster een verkeerd convenant heeft laten ondertekenen;

c. onwaarheden spreekt over het volgende:

- verweerster geeft aan niet op de achtergrond aanwezig te zijn geweest. Dit was wel degelijk het geval;

- verweerster geeft aan dat zij in klaagsters belang heeft gehandeld, hetgeen niet het geval was;

- verweerster vertelt dat zij met klaagster over een toevoeging heeft gesproken tijdens het intakegesprek, hetgeen niet het geval was;

d. buiten klaagster om “een mail naar M ((ex )echtgenoot) gestuurd waar zij om € 10.000,-- vraagt, terwijl er een klacht tegen haar loopt.”.

 

3 VERWEER

3.1 Ten aanzien van klachtonderdeel a

Verweerster heeft in de door klaagster ondertekende opdrachtbevestiging aangegeven dat deze mogelijk in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand en dat zij haar zal doorverwijzen, mocht klaagster besluiten basis van gefinancierde rechtsbijstand te willen worden bijgestaan. Volgens verweerster heeft klaagster haar nooit verzocht en had zij ook nooit willen verzoeken een toevoeging aan te vragen bij de Raad voor Rechtsbijstand.

3.2 Ten aanzien van klachtonderdeel b

Verweerster heeft gesteld dat zij klaagster in haar aantijgingen niet kan volgen. Het echtscheidingsconvenant, het ouderschapsplan en de akte van leveringen van de echtelijke woning aan de wederpartij zijn door de beide partijen op 31 december 2013 ten overstaan van de notaris geparafeerd en ondertekend.

3.3 Ten aanzien van de klachtonderdelen c en d

Verweerster heeft voorts gesteld dat zij klaagster vanaf het begin af aan heeft bijgestaan. Zij heeft niet eerst op de achtergrond gefungeerd, zoals door klaagster wordt verondersteld. Ook heeft verweerster geen second opinion gegeven. Verweerster is van mening dat zij klaagster naar eer en geweten heeft bijgestaan. Zij is volledig open en transparant geweest en heeft alles gedaan wat mogelijk is. Verweerster heeft gesteld dat, voor wat betreft het convenant, dat partijen de insteek hadden om er in der minne uit te komen. De afspraken over de gevolgen van de echtscheiding zijn in onderling overleg en in samenspraak tussen partijen en hun beide advocaten en overige (financieel) adviseurs tot stand gekomen, na zes viergesprekken. Verweerster heeft voorts gesteld dat bij herhaling ter sprake is gebracht dat zij geen toevoegingen doet. Op 12 augustus 2014 heeft verweerster zich als advocaat van klaagster bij de rechtbank onttrokken. Verweerster heeft gerefereerd aan een door klaagster zelf gedane toezegging om € 10.000,-- te betalen aan het kantoor van verweerster.

 

4 BEOORDELING

 Ten aanzien van klachtonderdeel a

4.1 Uiteraard dient een advocaat zijn cliënt op de hoogte brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. Dit geldt in ieder geval wanneer de cliënt mogelijk in aanmerking komt voor door de overheid gefinancierde rechtshulp en ervoor kiest daarvan geen gebruik te maken. De voorzitter is van oordeel dat verweerster aan deze informatieverplichting en vastlegging daarvan heeft voldaan.

4.2 De voorzitter stelt vast dat in de opdrachtbevestiging uitdrukkelijk staat vermeld dat verweerster geen zaken behandelt op basis van gefinancierde rechtsbijstand en dat klaagster, indien zij wel op basis van gefinancierde rechtsbijstand wilde worden bijgestaan, dan door verweerster zou worden doorverwezen. Klaagster heeft niet aannemelijk gemaakt dat verweerster haar niet voldoende zou hebben geïnformeerd. Daarbij komt ook dat het op klaagsters weg zou hebben gelegen, indien zij iets niet begreep, daar nadere informatie over in te winnen.

 Ten aanzien van klachtonderdeel b

4.3 Uit de stukken kan worden opgemaakt dat partijen uitgebreid hebben onderhandeld over de verschillende punten in het convenant en dat verweerster klaagster hierover heeft geadviseerd. Klaagster heeft het convenant ook ondertekend. Dat klaagster zich op het moment van de ondertekening  bij de notaris onder druk gezet voelde,  kan verweerster niet tuchtrechtelijk verweten worden. Verweerster was daar bij niet aanwezig. Klaagster had er op dat moment voor moeten kiezen om het convenant niet te tekenen en kan dat niet nu achteraf met succes aan verweerster verwijten. De beoordeling van de inhoud van het convenant is niet aan de tuchtrechter. Het betreft een overeenkomst tussen partijen die daarover uitgebreid hebben onderhandeld en zijn geadviseerd. Dat nadien desgevraagd een advies van een accountant is gegeven, waaruit kan worden opgemaakt dat een aantal punten in het convenant nadelig zouden zijn voor klaagster, maakt dat niet anders. Het convenant is immers de uitkomst van de onderhandelingen die tussen partijen hebben plaatsgevonden en waar beide partijen mee hebben ingestemd. Klaagster is daarin niet alleen bijgestaan door een advocaat maar ook door een financieel adviseur.

 Ten aanzien van klachtonderdelen c en d

4.4 De voorzitter ziet aanleiding de klachtonderdelen gezamenlijk en in onderlinge samenhang te beoordelen. Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerster klaagster bij aanvang eerst op de achtergrond heeft geadviseerd. Verweerster heeft dit verwijt gemotiveerd betwist en klaagster heeft dit klachtonderdeel niet nader onderbouwd, zodat de juistheid van dit klachtonderdeel niet kan worden vastgesteld.

Klaagster verwijt verweerster voorts dat zij buiten haar om de wederpartij een e-mail heeft gestuurd waarin zij om € 10.000,-- vraagt, terwijl er een klacht tegen haar loopt. De voorzitter is van oordeel dat het een advocaat vrij staat een openstaande declaratie te innen, ook als er op dat moment een klachtprocedure loopt. Nu kennelijk een toezegging van klaagsters zijde was gedaan om € 10.000,-- te betalen aan het kantoor van verweerster en verweerster niet meer klaagsters advocaat was, heeft verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door een brief te sturen naar klaagsters wederpartij.

4.5 Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 15 september 2015.

griffier    voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 17 september 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement    binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85791, 2508 CD Den Haag (fax: 088-2053707). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 30 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.