Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-07-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:278

Zaaknummer

R.4748/15.58

Inhoudsindicatie

Klacht dat verweerder, als deken een klacht van klager tegen een andere advocaat onderzoekende, de klacht van klager niet serieus heeft genomen en zijn klachten heeft afgewimpeld met een smoes. De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond. De raad verklaart het verzet ongegrond.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 8 november 2014 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam beklaagd over verweerder.

1.2 De klacht is onderzocht door de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Deze heeft het dossier aan de raad toegezonden bij brief van 16 maart 2015, door de raad ontvangen op 18 maart 2015.

1.3 Bij beslissing van 30 maart 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is verzonden op 31 maart 2015.

1.4 Bij brief van 6 april 2015, door de raad ontvangen op 8 april 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 8 juni 2015 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Klager heeft een pleitnotitie overgelegd.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2 Bij brief van 6 juli 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen zijn advocaat [mr. Van W, RvD] bij de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam, thans verweerder.

2.3 Bij brief van 23 oktober 2014 heeft verweerder na onderzoek zijn visie op de klacht gegeven.

2.4 Verweerder heeft in zijn toenmalige hoedanigheid van deken ook een klacht van klager tegen een andere advocaat van hem [mr. Den O, RvD] onderzocht.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder de klacht van klager niet serieus heeft genomen en klagers klachten heeft afgewimpeld met een smoes.

3.2 In het verzet heeft klager zijn bezwaren tegen het handelen van verweerder gehandhaafd. Klager stelt dat verweerder wordt opgehemeld terwijl hij als klager wordt genegeerd.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2 De Raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter dit onder nummer 4.2 van de bestreden beslissing heeft vermeld.

5.3 Tijdens de behandeling van het verzet heeft klager aangevoerd dat zijn klacht ziet op werkzaamheden van verweerder in verband met zijn klachten tegen mr. Van W en mr. Den O, beiden advocaat in het arrondissement Rotterdam. Klager heeft ook aangevoerd dat zijn klacht betrekking heeft op [mr. R, RvD] en [mr. V, RvD], twee andere advocaten die hem hebben bijgestaan. Ten aanzien van de eerstbedoelde twee advocaten heeft verweerder aangevoerd dat klager zijn klachten niet heeft geconcretiseerd en dat hij zijn werkzaamheden als deken zorgvuldig en correct heeft verricht. Ten aanzien van mr. R heeft verweerder aangevoerd dat hij in het geheel niet betrokken is geweest bij de behandeling van een klacht tegen haar, omdat het gaat om een advocaat die niet in het arrondissement Rotterdam werkzaam is. Ten aanzien van mr. V. heeft verweerder naar voren gebracht dat het hem niet bijstaat dat hij betrokken is geweest bij de behandeling van een klacht tegen hem. Voorts heeft verweerder ten aanzien van beide laatste advocaten aangevoerd dat klager zijn klachten niet heeft geconcretiseerd. 

Klager en verweerder zijn het er over eens dat de verwijten van klager te begrijpen zijn onder de klacht die door de plaatsvervangend voorzitter is beoordeeld.

5.4 Tegenover de betwisting van verweerder is in het verzet niet gebleken van enige gedraging van verweerder waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De enkele omstandigheid dat klager het niet eens was met de visie die verweerder heeft gegeven naar aanleiding van het onderzoek van de klacht tegen mrs. Van W en Den O is onvoldoende.

5.5 Het voorgaande brengt mee dat de raad met de plaatsvervangend voorzitter van oordeel is dat de klacht kennelijk ongegrond is. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.

 

6 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. H.E. Meerman, A.J.N. van Stigt, L.Ph.J. baron van Utenhove en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 juli 2015.

Griffier Voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 8 juli 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam]

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.