Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-10-2015

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2015:277

Zaaknummer

7418

Inhoudsindicatie

Verzet tegen voorzittersbeslissing dat klaagster kennelijk niet-ontvankelijk is in hoger beroep wegens overschrijding van de termijn van artikel 56 lid 1 Advocatenwet. Verzet ongegrond, want zowel de aankondiging tot instellen van hoger beroep als de memorie waarin de gronden zijn opgenomen, zijn door de griffie van het Hof na voormelde termijn ontvangen.

Uitspraak

Beslissing van 26 oktober 2015                                       

in de zaak 7418           

naar aanleiding van het verzet van:

klaagster

tegen:

verweerster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag (verder: de raad) van 5 januari 2015, nummer R. 4579/14.164, aan partijen toegezonden op 7 januari 2015, waarbij klachtonderdeel b van de klacht van klaagster tegen verweerster niet-ontvankelijk is verklaard, klachtonderdeel a gegrond is verklaard en aan verweerster de maatregel van berisping is opgelegd.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    Bij e-mail van 9 februari 2015 heeft klaagster aangekondigd beroep in te stellen tegen de beslissing. Deze e-mail is op 9 februari 2015 ter griffie van het hof ontvangen. Op 11 februari 2015, ontvangen in een envelop, gefrankeerd op 10 februari 2015, is de inhoudelijke memorie van grieven ontvangen.

2.2    Bij beslissing van 6 maart 2015 heeft de voorzitter van het hof klaagster kennelijk niet-ontvankelijk geoordeeld in haar hoger beroep wegens overschrijding van de in artikel 56 lid 1 van de Advocatenwet neergelegde termijn en is het hoger beroep op die grond afgewezen. Een afschrift van deze beslissing is aan partijen toegezonden op 6 maart 2015.

2.3    De verzetschriftuur van klaagster is door de griffie van het hof ontvangen op 22 maart 2015. Het hof heeft voorts kennis genomen van de ongedateerde brief van klaagster, ingekomen ter griffie op 21 augustus 2015.

2.4    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 28 augustus 2015, waarbij klaagster en verweerster zijn verschenen.

2.5    Het hof heeft bij zijn beslissing acht geslagen op de stukken die op de zaak betrekking hebben. Het verzet strekt tot gegrondbevinding daarvan.

3    DE BEOORDELING

3.1    Klaagster heeft verzuimd tijdig hoger beroep in te stellen tegen de beslissing van de raad van 5 januari 2015. Zowel de aankondiging tot het instellen van het hoger beroep, als de memorie waarin de gronden zijn opgenomen, zijn door de griffie van het hof  ontvangen na afloop van de in artikel 56 lid 1 Advocatenwet genoemde termijn van dertig dagen na verzending van de beslissing van de raad.

    3.3    De voorzitter van dit hof heeft dan ook in zijn beslissing van 6 maart 2015het hoger beroep op juiste gronden afgewezen. Het door klaagster ingestelde verzet tegen die beslissing is derhalve ongegrond.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

       

verklaart het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter van het Hof van Discipline van 6 maart 2015 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, G.W.S. de Groot, A.R. Sturhoofd en G.J.S. Bouwens, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2015.

   

griffier    voorzitter                           

             

De beslissing is verzonden op 26 oktober 2015.