Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-10-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:233

Zaaknummer

15-406/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Verzoek ex artikel 81 rv brengt met zich mee dat deint te worden gemotiveerd op grond waarvan enstige bezwaren zijn gerezen. Het staat een advocaat vij om in het belang van zijn cliénten kostenveroordeling ex art. 245 Rv te vorderen. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 15 oktober 2015

in de zaak 15-406/DB/ZWB

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

                  

klager

 

tegen:

 

verweerder

 

 

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant van 21 september 2015 met kenmerk K15-011, door de raad ontvangen op 22 september 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

 

1             FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

    1.1        Klager heeft als gemachtigde van de heer X een bodemprocedure aanhangig gemaakt jegens de cliënten van verweerder. Verweerder heeft in deze procedure in de  conclusie van dupliek dd. 17 december 2014 betwist dat de eisende partij een bestaande partij is en tot niet-ontvankelijkheid van eiser geconcludeerd met veroordeling van klager in de proceskosten op grond van artikel 245 Rv.

     1.2       Verweerder heeft voor zover eiser toch zou worden ontvangen in zijn vorderingen om toepassing van artikel 80 en 81 Rv verzocht. Verweerder heeft ondermeer het volgende in zijn conclusie van dupliek opgenomen:

                 “De grote diversiteit van de activiteiten die (….) kennelijk in een groot aantal Nederlandse steden ontplooit, en dan nog wel als enig werknemer van zijn onderneming, de warrige door hem opgestelde processtukken, het voegen van zes blanco pagina’s als producties bij de dagvaarding, het feit dat hij kennelijk niet de naam van zijn achterman weet, althans die niet juist in zijn processtukken vermeldt, zijn alle aanwijzingen van onbekwaam gedrag van (….) bij het verlenen van rechtsbijstand aan zijn (eventuele) achterman  (……).”

 

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerder zich in een conclusie van dupliek onnodig grievend over klager heeft uitgelaten;

2.    verweerder in zijn conclusie van dupliek onjuistheden heeft vermeld;

3.    verweerder  de privacy van klager heeft geschonden door het privéadres van klager te vermelden in de conclusie van dupliek;

4.    verweerder  in zijn conclusie van dupliek heeft verzocht om klager als gemachtigde te laten veroordelen in de proceskosten.

 

3             VERWEER

3.1       Het is nooit de bedoeling van verweerder geweest om klager te beledigen. Verweerder heeft geen negatief beeld geschetst van klager, noch van zijn ondernemingen. Verweerder heeft zich enkel kritisch uitgelaten over de kwaliteit van de door klager als gemachtigde opgestelde processtukken. Verweerder heeft deze aangeduid als warrige stukken. Verweerder had daarvoor argumenten. Deze term zag niet op klager als persoon, maar op zijn processtukken. De term ging ook niet te ver, aangezien de processtukken niet voldeden aan de eisen die artikel 111 Rv daaraan stelt.

3.2       Verweerder heeft, omdat hij de processtukken ondermaats vond en niet duidelijk was wie de eisende partij was, in het belang van zijn cliënten vorderingen ex artikelen 80 en 81 Rv ingesteld. Verweerder heeft klager onbekwaam gedrag verweten, wat een van de ernstige bezwaren van artikel 81 Rv kan zijn. Bij tussenvonnis dd. 25 maart 2012 heeft de kantonrechter toepassing gegeven aan artikel 80 Rv. De kantonrechter heeft bij voormeld tussenvonnis beslist dat klager een schriftelijke volmacht diende over te leggen, waaruit blijkt dat hij gemachtigd was om eiser in rechte te vertegenwoordigen. Verweerder heeft de diverse nevenactiviteiten van klager vermeld om de stelling te onderbouwen dat artikel 81 Rv diende te worden toegepast. Verweerder heeft de deskundigheid van klager afgemeten aan de kwaliteit van diens processtukken en daarover een rechterlijk oordeel gevraagd. De kantonrechter heeft (nog) geen toepassing gegeven aan artikel 81 Rv.

3.3       Verweerder heeft in de conclusie van dupliek het standpunt van zijn cliënten verwoord. Verweerder mocht op de juistheid daarvan afgaan.

3.4       Omdat klager onduidelijkheid liet bestaan over de eisende partij en deze wellicht niet bestond, ontstond het risico dat de cliënten van verweerder geen mogelijkheid zouden hebben om de proceskosten te incasseren. Verweerder heeft daarom in het belang van zijn cliënten op grond van artikel 245 Rv verzocht om veroordeling van klager in de proceskosten. Om die reden was verweerder genoodzaakt de NAW-gegevens van klager te vermelden. Verweerder zou een beroepsfout hebben gemaakt, indien hij dit achterwege had gelaten. Het is overigens de verantwoordelijkheid van klager zelf om te voorkomen dat privégegevens worden opgenomen in het Handelsregister, en zodoende voor een ieder te raadplegen zijn.

 

4             BEOORDELING

4.1      Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is na 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals deze vanaf 1 januari 2015 geldt.

4.2      De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Een advocaat mag in beginsel afgaan op de juistheid van de informatie die zijn cliënt hem verstrekt, en is slechts in uitzonderingsgevallen – indien hij behoorde te weten dat de informatie onjuist was – gehouden de juistheid ervan te verifiëren. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van deze uitgangspunten beoordelen.

4.3      Klager stelt dat verweerder zich in zijn conclusie van dupliek dd. 17 november 2014 nodeloos grievend jegens klager heeft uitgelaten en daarin onjuistheden heeft vermeld. Klager heeft evenwel nagelaten concreet aan te geven welke onjuistheden verweerder heeft vermeld en met welke uitlatingen hij zich nodeloos grievend jegens klager heeft uitgelaten. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder zich bovendien  in voormelde conclusie van dupliek niet nodeloos grievend jegens klager uitgelaten. Het stond verweerder vrij om in het belang van zijn cliënten een verzoek ex artikel 81 Rv aan de Kantonrechter te doen. Het was in dat kader dat verweerder ter onderbouwing van zijn verzoek zijn argumenten waarom ernstige bezwaren tegen klager bestonden naar voren heeft gebracht. Het moge zo zijn dat klager het verzoek ex artikel 81 Rv jegens hem als grievend heeft ervaren, maar dat betekent niet dat verweerder zich nodeloos grievend jegens klager heeft uitgelaten. De aard van een verzoek ex artikel 81 Rv brengt met zich dat in een dergelijk verzoek dient worden gemotiveerd op grond waarvan ernstige bezwaren zijn gerezen, hetgeen verweerder in zijn verzoek, in het belang van zijn cliënten, ook heeft gedaan. Ter zake valt verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.

4.4      Uit de aan de raad overgelegde stukken is evenmin gebleken dat verweerder onjuistheden in de conclusie van dupliek heeft vermeld. Nu klager geen concrete feiten of omstandigheden heeft aangevoerd, waaruit blijkt dat verweerder stellingen heeft geponeerd, waarvan hij wist dat deze onjuist waren, kan ook het tweede onderdeel van de klacht niet tot gegrondheid leiden.

4.5      Het stond verweerder vrij om, nu er naar zijn mening onduidelijkheid bestond over de persoon van de eisende partij, in het belang van zijn cliënten op grond van artikel 245 Rv veroordeling van klager in de proceskosten te vorderen. Verweerder heeft gemotiveerd uiteengezet dat zijn cliënten het risico liepen dat zij, indien de eisende partij door de kantonrechter niet-ontvankelijk zou worden verklaard, ten onrechte met niet te incasseren proceskosten zouden worden geconfronteerd. Met een vordering ex artikel artikel 245 Rv kon verweerder dit voorkomen. Verweerder heeft hiervan in het belang van zijn cliënten gebruik gemaakt. Hiervan valt hem geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. Het is begrijpelijk dat verweerder in het kader van het verzoek ex artikel 245 Rv de adresgegevens van klager, die in het openbaar Handelsregister stonden vermeld, in de conclusie van dupliek heeft vermeld. Ook hiervan valt verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.

4.6      De voorzitter zal op grond van het bovenstaande met toepassing van artikel 46 j Advocatenwet beslissen dat de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond is.

 

BESLISSING

 

De voorzitter:

 

beslist dat de klacht kennelijk ongegrond is.

 

Aldus gegeven door mr. P.H. Brandts, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 15 oktober 2015

 

Griffier                                                                                                           Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 20 oktober 2015

 

verzonden aan:

-        klager   

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

 

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch.

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 1190, 4801 BD Breda

 

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda.

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is:

088-2053737

 

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.