Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-10-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:232

Zaaknummer

15-410/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Klacht na 3 jaar na de dag waarop klager kennis heeft kunnen nemen van de klacht ingediend. Mededeling van een opvolgend advocaat mogelijk niet juist heeft geadviseerd heeft geen invloed op verjaringstermijn ex artikel 469 advocatenwet. Klacht niet-ontvankelijk.

Uitspraak

 

Beslissing van 22  oktober 2015

in de zaak 15-410/DB/ZWB

 

 

naar aanleiding van de klacht van:

                                   

klager

 

 

tegen:

 

verweerder

 

 

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant van 28 september 2015 met kenmerk K15-048, door de raad ontvangen op 29 september 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

 

1             FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.1      Verweerder heeft klager in de periode april – juli 2008 bijgestaan in een arbeidsrechtelijke procedure tegen zijn voormalige werkgever. In die procedure is bij beschikking dd. 31 juli 2008 door de Kantonrechter de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen klager en zijn voormalige werkgever per 1 augustus 2008 uitgesproken, waarbij aan klager een vergoeding van € 425.000,- bruto is toegekend.

1.2      Verweerder is bij brief dd. 12 oktober 2012 door mr. X. , advocaat, namens klager aansprakelijk gesteld voor de door klager geleden schade ten gevolge van diens in 2008 onzorgvuldig handelen dan wel toerekenbaar tekort schieten in  de nakoming van de met klager gesloten overeenkomst. Klager stelde dat verweerder hem ten onrechte niet had gewezen op de gevolgen, welke verbonden waren aan het verlenen van medewerking aan de beëindiging van zijn dienstverband, terwijl hij op dat moment duidelijk zichtbaar arbeidsongeschikt was, ten gevolge waarvan klager schade heeft geleden.

 

 

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat:

verweerder in 2008 in het geheel niet heeft gewezen op de gevolgen, welke verbonden zijn aan het meewerken aan het beëindigen van een arbeidsovereenkomst, terwijl klager destijds zichtbaar niet in staat was om te werken. 

 

3             BEOORDELING

3.1      Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is na 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals deze vanaf 1 januari 2015 geldt.

3.2      Artikel 46 g van de Advocatenwet bepaalt dat de voorzitter van de Raad van Discipline een klacht niet-ontvankelijk verklaart indien het klaagschrift wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop klager heeft kennis genomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft.

3.3      Alvorens de klacht inhoudelijk kan worden beoordeeld dient te worden beoordeeld of klager gelet op het bepaalde in artikel 46g van de Advocatenwet kan worden ontvangen in zijn klacht. De voorzitter volgt klager niet in zijn standpunt dat de verjaringstermijn, zoals bedoeld in artikel 46 g van de Advocatenwet pas inging op 4 september 2012 omdat klager op die dag een email van zijn advocaat ontving waarin deze suggereerde dat verweerder wellicht steken had laten vallen. De mededeling van een advocaat dat verweerder klager in 2008 mogelijk niet juist heeft geadviseerd heeft geen invloed op de verjaringstermijn zoals bedoeld in artikel 46g. Deze gaat ingevolge het bepaalde in artikel 46 g van de Advocatenwet in op de dag waarop klager heeft kennis genomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. Vast staat dat verweerder zijn werkzaamheden voor klager heeft beëindigd nadat bij vonnis van de Kantonrechter dd. 31 juli 2008 de arbeidsovereenkomst tussen klager en zijn voormalige werkgever is beëindigd. Mogelijk waren op dat moment de gevolgen van het niet ziek melden klager niet duidelijk, anders werd dit twee jaar later, toen de door klager aangevraagde WIA-uitkering bij beschikking dd. 25 juni 2010 werd afgewezen, omdat niet was gebleken dat klager zich op 14 mei 2008 dan wel binnen 4 weken na beëindiging van het dienstverband ziek had gemeld. Op dat moment was voor klager duidelijk, althans had voor klager duidelijk moeten zijn, wat de rechtsgevolgen waren van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en het zich niet ziek melden. Voor zover klager van mening is dat verweerder onjuist heeft gehandeld door hem niet althans onvoldoende te wijzen op de rechtsgevolgen van een beëindiging van de arbeidsovereenkomst zonder ziekmelding, heeft het op de weg van klager gelegen zich binnen drie jaar na 25 juni 2010, derhalve vóór 25 juni 2013, met een klacht tot de deken dienen te wenden. Nu klager tot 19 mei 2015 heeft gewacht alvorens zich met een klacht tot de deken te wenden, zal d e voorzitter de klacht met toepassing van artikel 46g Advocatenwet beslissen niet-ontvankelijk verklaren.

 

 

BESLISSING

 

De voorzitter:

 

verklaart de klacht niet-ontvankelijk.

 

Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 22 oktober 2015.

 

 

Griffier                                            Voorzitter

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 27 oktober 2015

 

verzonden aan:

-      klager      

-      verweerder

-      de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

 

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch.

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 1190, 4801 BD Breda

 

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is:

088-2053737

 

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.