Rechtspraak
Uitspraakdatum
02-11-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2015:246
Zaaknummer
ZWB 52 - 2015
Inhoudsindicatie
Verweerster mocht uitgaan van de juistheid van de mededeling van haar cliënte dat het niet mogelijk was om in onderling overleg met klager tot een oplossing van de zaak te komen. Niet gebleken dat verweerster aan de juistheid van die mededeling had moet twijfelen. Het stond verweerster vrij om in overleg met haar cliënte een procedure jegens klager aanhangig te maken.
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond
Inhoudsindicatie
Uitspraak
Beslissing van 2 november 2015
in de zaak ZWB 52-2015
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 23 april 2015 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerster
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 30 maart 2015 met kenmerk K14-128 , door de raad ontvangen op 31 maart 2015 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 23 april 2015 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 24 april 2015 is verzonden aan klager.
1.3 Bij brief van 6 mei 2015 door de raad ontvangen op 7 mei 2015 , heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 14 september 2015 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop
de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klager d.d. 6 mei 2015, met bijlagen;
- de brief van klager dd. 31 augustus 2015, met bijlagen.
2 FEITEN en klacht
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.
2.2 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
verweerster een verzoekschrift tot wijziging van de zorg- en opvoedingstaken en tot vaststelling van de kinderalimentatie heeft ingediend, zonder eerst in contact te treden met (de advocaat van) klager en een poging te doen om te komen tot een minnelijke regeling.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden zakelijk weergegeven in dat;
1. de voorzitter ten onrechte stelt dat de correspondentie het beeld bevestigt dat het niet mogelijk was om in onderling overleg tot een oplossing te komen. Deze aanname is niet onderbouwd en in tegenspraak met de diverse pogingen van klager om tot een oplossing te komen. Verweerster had eerst moeten zoeken naar een minnelijke oplossing;
2. het oordeel dat de belangen van klager niet nodeloos zijn geschaad ‘ronduit een ziekmakende aanfluiting’ is.
4 BEOORDELING
4.1 Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.
4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft op juiste gronden overwogen dat aan de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt op in overleg met haar cliënte de aanpak van de zaak te bepalen. Verweerster mocht daarbij uitgaan van de juistheid van de mededeling van haar cliënte dat het niet mogelijk was om in onderling overleg met klager tot een oplossing van de zaak te komen. Uit de aan de raad overgelegde stukken noch uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is gebleken dat verweerster aan de juistheid van die mededeling had moet twijfelen. Het stond verweerster daarom vrij namens haar cliënte een procedure tegen klager aanhangig te maken. Het lag vervolgens op de weg van klager om zich in rechte daartegen te verweren. Het is begrijpelijk dat de met een procedure gemoeide kosten klager niet welgevallig zijn, maar hiervan valt verweerster tuchtrechtelijk geen verwijt te maken.
4.3 Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.4 Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond
Aldus gegeven door , mr. P.H. Brandts, voorzitter, mrs. S.A.R. Lely, A.L.W.G. Houtakkers A.J.F. van Dok en J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 november 2015
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 3 november 2015
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.